Beeld: Shuying Lin

Journalist ont­vlucht Gaza-Stad: ‘Ik neem afscheid van alles wat iets voor me betekent’

DAGBOEK GAZA | Nu Israël Gaza-Stad binnenvalt moet ook journalist Malak Hijazi (26) haar huis verlaten. Ze probeert alles in haar geheugen op te slaan: de stad, haar huis, haar bed, haar dagboeken, haar favoriete hoodie. Voor OneWorld beschrijft ze haar leven in Gaza. ‘Ik heb mijn grootouders nooit gevraagd hoe je een huis in een tas stopt.’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Ik ben een vluchteling. Dat wist ik al vanaf mijn allereerste schooldag in 2005. Ik herinner me dat ik mijn zus vroeg om de woorden op de muur voor te lezen: ‘لاجئات’ – vrouwelijke vluchtelingen. Dat label plakte zich op mij nog voordat ik het op mezelf kon plakken: in mijn eerste schoolweek vroegen ze me mijn oorspronkelijke geboortestad niet te vergeten. Ik ben geboren in een gemoderniseerd deel van vluchtelingenkamp Jabalia, waar mijn vaders grootouders in 1948 naartoe vluchtten. Ik was geschokt toen ik me besefte dat wat ik thuis noemde, niet mijn ‘oorspronkelijke’ thuis was.

 

Verdreven

Tijdens de Nakba in 1948 werden mijn overgrootouders door zionistische milities uit hun dorp Dayr Sunayd verdreven, slechts 12 kilometer van Gaza-Stad. Net als honderdduizenden andere Palestijnen werden ze ontheemd, beroofd van hun land, hun bezit, en hun recht om ooit terug te keren op basis van Israëls Wet op Afwezig Eigendom.

 

De oma van mijn moeder, Mahbouba, verloor haar 10-jarige zoon in de chaos. Ze evacueerden te voet, namen alleen mee wat ze konden dragen. Ze zocht nog naar haar kind, maar hij was verdwenen. Tot op de dag van vandaag weten we niets over de oom van mijn moeder.

 

De oma van mijn vader, Maryam, liet haar sieraden achter in haar huis. Ze was ervan overtuigd dat ze terug zou keren zodra de bombardementen ophielden. Ze rende om te overleven. Ze overleefde, maar keerde nooit meer terug, en kon nooit meer afscheid nemen van haar huis.

 

Deel dit

Mijn vader ontmoette zijn vader pas toen hij volwassen was

Mijn eigen oma, Widad, zat nog in de buik van haar moeder toen ze Gaza bereikten. Ze werd zwak geboren in Deir al-Balah, waar een familie hen kosteloos opving. Ze leefden in diepe armoede, en voedsel was schaars.

 

Mijn vader, Nabil, werd geboren in het vluchtelingenkamp Jabalia in het noorden van de Gazastrook. Toen hij twee was, in 1967, bezette Israël de Gazastrook. Mijn opa, die in Egypte werkte, mocht niet meer terug naar Gaza. Als Palestijnen eenmaal hun huis verlaten, mogen ze zelden terugkeren. Zo zijn de regels van Israël. Mijn vader ontmoette zijn vader pas weer als volwassene, toen hij studeerde en eindelijk mocht reizen.

 

Op de rand van overleven

Generaties lang leeft mijn familie op de rand van overleven, en draagt ze het gewicht van verlies en herinnering. Elke keer dat we dachten dat het ergste voorbij was, kerfde een nieuwe laag van ballingschap, oorlog of bezetting zich in ons leven; littekens achterlatend die nooit volledig genezen. We leven in cirkels, we vertellen steeds hetzelfde verhaal met andere data, namen en plaatsen. Intergenerationeel trauma is voor mij geen abstractie: het leeft in mijn lichaam, mijn botten, en in de manier waarop ik door de wereld beweeg.

 

Deel dit

Een miljoen mensen moeten vluchten onder onmogelijke omstandigheden

Onlangs kondigde Israël aan van plan te zijn om de volledige controle over Gaza-Stad te nemen, waar ik nu woon in mijn deels verwoeste huis. Die aankondiging dwingt bijna een miljoen mensen te vluchten onder onmogelijke omstandigheden. De Gazastrook is slechts 365 vierkante kilometer groot (ter vergelijking: dat is ongeveer twee keer het eiland Texel, red.) en er wonen meer dan 2 miljoen inwoners. Israël zegt al ongeveer 75 procent van dat gebied te controleren. Ongeveer 92 procent van de gebouwen daar is beschadigd of vernietigd. Wat overblijft is nu al te weinig om in te overleven, om thuis te noemen, of om te ontvluchten, maar Israël is niet van plan te stoppen met elke mogelijkheid tot leven te vernietigen.

 

Ik voel me verschrikkelijk sinds Israël aankondigde Gaza-Stad te willen bezetten. Israël heeft mijn ouderlijk huis in Jabalia al vernietigd, het heeft zelfs het hele kamp weggevaagd. Hetzelfde dreigt voor het gebied waar ik nu woon, in het westen van de Gazastrook. Ik kan niet bevatten welke toekomst mij en mijn familie te wachten staat; waar we heen moeten, of waar we misschien een veilige plek kunnen vinden om te wonen.

 

Je ziel verliezen

Vandaag liep ik door de straten. Waar ooit huizen stonden is het bezaaid met tenten. Sommige gebouwen zijn gedeeltelijk verwoest, andere volledig verdwenen, en een paar staan nog koppig overeind. Ik probeerde me de stad te herinneren zoals ze ooit was, haar in mijn geheugen vast te leggen zoals ze nu is, om zo niet te hoeven denken aan wat ze mogelijk wordt.

 

Ik hou mezelf voor dat ik niet beter ben dan de talloze anderen die al langer geen huis meer hebben en in tenten leven. Een huis verliezen is in elk geval minder verwoestend dan je ziel verliezen; ik leef nog. Ik herhaal dit keer op keer om mijn verdriet een plaats te geven, om te voorkomen dat de pijn me opslokt, zodat ik tenminste mijn dagelijkse taken nog kan uitvoeren. Toch blijft het knagen: wat betekent het om je stad voorgoed te verliezen? Dakloos te zijn, nergens meer heen te kunnen? Waarom moeten sommigen van ons vluchten en steeds opnieuw ontheemd raken? Wie heeft daar iets aan?

 

Deel dit

Afscheid nemen voelt als een leven dat door je vingers glipt

Ik keek naar mijn eigen huis, probeerde het vanuit elke hoek te zien en me de dingen te herinneren waar ik van hield: mijn boeken, mijn bed, mijn middelbareschooldagboeken, mijn favoriete hoodie. Afscheid nemen van alles wat ooit iets voor je betekende, voelt als een leven dat je door de vingers glipt.

 

Ik heb mijn grootouders nooit gevraagd hoe je een huis in een tas stopt, hoe je kiest tussen een foto en een deken, of hoe je je ogen nog één keer laat rusten op de amandelboom voordat je weggaat. Ik heb hen nooit gevraagd wat je moet meenemen als je wordt opgedragen te evacueren, hoe je je adem in toom houdt als de weg voor je eindeloos lijkt. Ik heb hen nooit gevraagd hoe je een zoon verliest zonder een graf om te bezoeken, hoe je honger doorstaat als er zelfs geen brood meer is, of hoe je in de ogen moet kijken van degenen van wie je houdt, terwijl je elke seconde vreest dat je hen zult verliezen. Ze hebben me nooit geleerd hoe je keuzes maakt als elk pad doodloopt, en als er in het hele land geen zachte plek te vinden is om te rusten.

 

Maar ik weet het nu, het is me met geweld bijgebracht.

 

Soms benijd ik hen bijna. Zij hoefden hun tragedie niet onder de felle gloed van camera’s te beleven. Niemand filmde hun tranen die opdroogden op hun wangen, of hun lege potten terwijl ze in eindeloze rijen stonden. Niemand vroeg: “Wat is jouw boodschap aan de wereld?” Ze hoefden niet toe te zien hoe hun lijden veranderde in krantenkoppen, of hoe hun herinneringen zich samenpersten tot bijschriften waar vreemden gedachteloos langsscrollen.

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons