Alleen handel trekt Congo niet uit de modder

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

De combinatie van hulp en handel is niet de oplossing voor alle problemen, zegt topambtenaar Christiaan Rebergen. In fragiele staten zoals Congo moet je realistisch zijn. Daar werkt Buitenlandse Zaken meer met hulporganisaties dan met bedrijven.

Voor Nederland, wereldwijd luidde de tekst op het t-shirt waarin de BZ-lopers vorige week zondag de City Pier City Loop 2014 aflegden. In eerdere edities liep uw hoofdredacteur – sinds jaar en dag gastloper – nog in shirts die de millenniumdoelen aanprezen, of ‘culturele diversiteit’. De nieuwe slogan staat voor een andere wind op het departement, waarbij het Nederlands belang – ook in de ontwikkelingshulp – nadrukkelijk weer naar voren komt. Met een minister die hulp en handel combineert ligt dat ook voor de hand.

Toch zijn er nog steeds landen en gebieden die nauwelijks economisch interessant zijn en toch onze aandacht hebben. Zoals Congo dat onder Ben Knapen nog van de lijst met partnerlanden werd gewipt. OneWorld sprak met de op-een-na hoogste ambtenaar van Ontwikkelingssamenwerking, Christiaan Rebergen, net terug van een trip naar het Grote Merengebied. Hij deed er Rwanda en Burundi aan – en Oost-Congo.

Als het regent in Congo, staan de buurlanden in de modder, zei de Nederlandse Congolees Alphonse Muambi ooit in IS over het schrappen van de hulp. Congo is nu weer in beeld gekomen?
“Ja, we hanteren in het Grote Merengebied een regionaal programma, als kapstok voor de programma’s in de afzonderlijke landen, omdat de problemen er grensoverschrijdend zijn. In Oost-Congo zijn rebellen actief die zich niet aan landsgrenzen houden. We richten ons dus vooral op stabiliteit.”

Hoe staat het daarmee?
“Ik stond met onze man in Goma – oost-Congo – Francesco Mascini op de ‘heuvel van de drie antennes’, vanwaar de Tutsi-rebellenbeweging M23 Goma onder schot nam. Inmiddels heeft de VN-vredesmissie Monusco een robuuster mandaat en een interventiebrigade gekregen, en dat maakt veel verschil. Ze hebben M23 verslagen, en het Congolese leger heeft daar actief aan meegedaan.

Oost-Congo is nog steeds geen vrolijke plek. 1 Miljoen mensen zijn gevlucht voor het telkens oplaaiende geweld en een groot gedeelte daarvan bivakkeert nog steeds in kampen.

Stellen ‘wij’ daar eigenlijk wel wat voor?
“Jawel. Nederland is voorzitter van de Internationale Contactgroep Grote Merengebied. Daarin brengen we de speciale gezanten van de VS, de Afrikaanse Unie, de EU en de VN-gezant Mary Robinson en de Monusco-bevelhebber samen om ons werk op elkaar af te stemmen.

Verder hebben we een speciaal potje ‘chronische crises’ voor Nederlandse hulporganisaties die daar belangrijk werk doen, onder andere voor de slachtoffers van seksueel geweld en terugkerende vluchtelingen. Wij zien erop toe dat ze samenwerken, we willen de versnippering tegengaan.

We hebben voor het regionale programma een budget van 90 miljoen euro voor de komende vier jaar, dat is niet niks. En we hebben het voordeel dat men ons als een neutrale partij beschouwt, omdat we er geen verleden hebben zoals België en Frankrijk.”

En het Nederlandse bedrijfsleven?
“U hebt waarschijnlijk wel de documentaire gezien over de frustraties van ondernemer Daniel Knoop vanwege alle tegenwerking die hij ondervond. Het ondernemingsklimaat in Congo is vaak hopeloos. Bedrijven zijn ook niet gek, ze weten dat je in Congo overal belasting voor moet betalen, maar dat die vooral in de zakken van militieleiders terecht komt. De provinciale regering is meestal straatarm.”

Bedrijven zijn ook niet gek, ze weten dat je in Congo overal belasting voor moet betalen, maar dat die vooral in de zakken van militieleiders terecht komt.

Heineken zit er toch al jaren?
“Ja, en het bedrijf speelt een belangrijke rol omdat het aan local sourcing werkt: ingrediënten afnemen van Congolese boeren. Verder hebben bedrijven als Philips en Tata Steel zich natuurlijk verbonden aan het Initiatief voor Conflictvrije Tin. Wij hebben dat opgezet, het is nu aan andere landen om vergelijkbare initiatieven rond wolfraam en coltan te beginnen.”

Kan het veelbesproken Dutch Good Growth Fund – waarin hulp en handel samen moeten gaan – straks Nederlandse en Congolese ondernemers over de streep trekken?
“Tja, de ondernemingskansen in Congo qua natuurlijke rijkdom zijn enorm. En we hebben de ambitie om met het Fonds ook in moeilijke landen te opereren. Maar je komt er nooit met bedrijfsleningen alleen. Er is bewust ook geld uitgetrokken voor ‘technische assistentie’: werken aan een goede infrastructuur,  een goed en betrouwbaar douane-systeem, landrechten  etcetera. Daarmee maak je de investeringsrisico’s kleiner – niet alleen voor  buitenlandse investeerders overigens. En het is duidelijk dat de lokale behoefte aan financiering enorm is.”

Internationaal is er belangstelling voor de Nederlandse koppeling van hulp aan handel. Vorige week was u bij de Engelse collega’s van The Department for International Development te gast om erover te vertellen. Wat ziet u als de winstpunten tot nu toe?
“Als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen, hebben de minister en haar ambtenaren een vanzelfsprekende plek aan andere tafels dan alleen die van ontwikkelingssamenwerking, omdat ze ook aan handelsbevordering doen. Dat merk je bijvoorbeeld in de koffie- en textielbranche, je kunt makkelijker afspraken over eerlijke handel maken met die sectoren. Maar de combinatie van hulp en handel is niet de oplossing voor alle problemen. We hebben drie doelen: uitbannen van armoede, bevordering van inclusieve groei (die alle lagen van de bevolking bereikt) en handelsbevordering. Het officiële ontwikkelingsgeld (ODA) zal gebruikt blijven worden voor de bestrijding van armoede en niet voor de bevordering van Nederlandse handel. We kijken wel of we voor de besteding van ODA Nederlandse kennis en kunde kunnen inschakelen. ”

De belangen van Nederlandse ondernemers en mensen in arme landen kunnen ook botsen.
“Inderdaad, bij de huidige onderhandelingen over een vrijhandelsverdrag tussen Europa en de VS bijvoorbeeld moet je de belangen van arme landen scherp in het oog houden. Hulp en handel zijn niet altijd een perfecte match.

En al gaat het de goede kant op, nog lang niet alle ondernemers zijn ontvankelijk voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ze zijn nog al eens bang dat ze het level playing field verliezen als ze voorop lopen met duurzaam ondernemen. Probleem is ook dat de consument maar beperkt bereid is te betalen voor ‘betere’  producten. Het is vaak effectiever afspraken te maken met de producenten, dan de consument aan te spreken. Wij proberen ondernemers altijd te laten zien dat de hele sector uiteindelijk profiteert als die verduurzaamt.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons