'Er is iets mis in Amsterdam. Fiets je op je gemakje vanuit het centrum naar de buitenwijken van de stad, dan zie je de levensverwachting al trappend met 10 jaar afnemen.' Dat vertelde VU hoogleraar Jaap Seidell afgelopen dinsdag tijdens de kick off van de debatreeks It’s the food, my friend in de Rode Hoed te Amsterdam.
Arme mensen kijken de dood steeds eerder in de ogen door een slechte gezondheid. Geen fijn vooruitzicht, zeker niet voor de 30.000 kinderen in Amsterdam, meestal wonend in achterstandswijken, die worstelen met zogenoemde verborgen honger. Dat wil zeggen: zij krijgen wel hun portie calorieën binnen, maar niet op een gezonde manier. Met obesitas, een grotere kans op ziekten en zelfs achterstallige hersenontwikkeling tot gevolg.
Slechts 1% eet genoeg groente
Je zou denken dat zorgen nergens voor nodig zijn. Oxfam riep Nederland recentelijk nog uit tot het land waar het voedsel het meest divers, voedzaam, gezond en betaalbaar is. Opties te over om van een kind een wandelend vitaminebommetje te maken. Toch werkt het niet zo uit. Wist je dat meer dan 30 procent van alle kinderen in Nederland niet dagelijks groente eet? En dat slechts 1 procent van de jongens elk dag voldoende groenten eet? Je leest het goed, 1 procent. Daar bovenop kampt ruim 70 procent van alle kinderen op Amsterdamse basisscholen met overgewicht. Er is dus werk aan de winkel.
Energiedrankjes en nibbels
Maar hoe komt dat toch? Volgens Seidell weten ouders best dat ladingen chips en suiker ongezond zijn. Maar toch belanden blikjes energiedrank en zakken vette nibbels in de winkelmand. Ongezond eten is gewoon goedkoop: een blikje energiedrank kost namelijk maar 19 cent; voor dat bedrag koop je geen pakje melk. En een zak nibbels is goedkoper dan een zak geschrapte wortelen. Althans, zo redeneert 80% van de achterstandsmoeders. Een lichtpuntje: als groenten en fruit goedkoper worden, kopen ze het weer wel.
Daarbij zijn groenten niet heel gemakkelijk, aldus Seidell. Je moet ze kennen, je moet ze koken en dat op een manier zodat je kinderen ervan smullen. Seidell stond zelf in supermarkten voor zijn onderzoek om te praten met moeders die boodschappen komen halen; “ze weten niet wat ze aan moeten met de meeste groenten, hoe ze gekookt moeten worden.”
Het ligt echter niet alleen aan geld- of kennisgebrek. Ook je omgeving en de beschikbaarheid van voedsel spelen een grote rol. In andere delen van de wereld zie je dat des te beter – neem nou een Egyptische woestijn, of liever gezegd een vitaminen woestijn. Hier is het pakken wat je pakken kan. De vaak schamele maaltijd is precies hetzelfde als die van je buurman. De ene dorpsgenoot heeft een geit, de ander een kameel, je koopt een stukje staart en wat rijst, en op de hoek nog wat bonen en kokos van een marktkoopman.
Dat kun je van Nederland toch niet zeggen, dat het aanbod mager is. Al zijn de supermarkten in Nederland zo ingericht dat je langs winkelpaden vol suiker bij de kassa omgaat voor een Mars en niet een stronk broccoli – in principe is goed en betaalbaar voedsel hier makkelijk verkrijgbaar zoals Oxfam ons vertelt.
Dokter Sarphati weet raad
Geïnspireerd door de negentiende eeuwse Amsterdamse dokter Samuel Sarphati, weet Seidell gelukkig raad met de niet-zo-verborgen hongerige hangbuikjes. Het was Sarphati die inzag dat voorkomen beter was dan genezen, al spekte dat zijn portemonnee niet. De volkshonger kon gestild worden door een brood-en meelfabriek te starten. Hij verkocht zijn broden voor 30% minder dan dat van de bakker. Zijn stadsgenoten gingen fluitend de zaak uit, zonder terug te keren voor een doktersbezoek.
Seidell wil datzelfde doen, maar dan met groente. In zijn ideale wereld leren kinderen en ouders weer waar hun eten vandaan komt. Ze hebben toegang tot een stadstuintje waar ze zelf groenten kunnen planten en oogsten. Deze omgang met voedsel wekt oprechte interesse bij kinderen, waardoor ze uiteindelijk zelf bij hun ouders om worteltjes vragen. Wie weet, misschien zelfs om te trakteren in de klas. En vergeet vooral de ouders niet een schepje in de handen te drukken, plus een recept voor na de oogst.
Een enkeling in de zaal reageert verongelijkt: 'het is een utopie dat iedereen wil en kan tuinieren in de stad'. Maar na het debat stelt Esther Boukema van cateraar de Smaak te Pakken de vraag wie er fijne kookherinneringen heeft aan zijn jeugd. Bij mij doemt een beeld op van een rood, geruiten schort en een grote voet waar beiden van mij op passen. Er zit overal spritskoekendeeg aan de muur. ‘Hoe moet de mixer uit?’, vraag ik aan mijn vader. Met die van mij gaan zo’n 90% van de handen omhoog, en kijk hoe geëngageerd en gezond we er nu bij zitten.
Leren door te doen dus. Een ander steekt nog zijn vinder op: ‘dat samen tuinieren geen utopie is bewijst menig stadstuin.’ Bovendien wijst Seidell’s onderzoek uit dat het kinderen daadwerkelijk helpt om bezig te zijn met tuinieren: ze gaan echt meer groenten eten. Dus grijp die verstofte hark of mixer, en zaai wat nieuwsgierigheid bij de kleintjes.