In Ethiopië zullen ministers van over de hele wereld, inclusief minister Ploumen van Ontwikkelingssamenwerking en handel, afspraken maken over het financieren van de SDG’s, de duurzame ontwikkelingsdoelen die tussen nu en 2030 bereikt moeten worden. Bij elkaar is daar tussen de 3 en 4,1 biljoen (!) euro per jaar voor nodig. Veel overheden, bedrijven, banken en de Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zijn het erover eens dat de private sector, oftewel het bedrijfsleven, hier een groot aandeel in moet hebben.
Aan het doel om alle wereldbewoners van betaalbaar, schoon drinkwater en goede sanitaire voorzieningen te voorzien hangt volgens de VN een prijskaartje van 25 miljard euro. Ondertussen vragen maatschappelijke organisaties zich af of het wel verantwoord is om eerste levensbehoeften zoals water over te laten aan de private sector.
Een rapport van het Europees Parlement, toont aan dat juist deze landen niet rendabel zijn voor het bedrijfsleven
Water oppompen in Lulimba, Congo. Foto: Julie Harneis, Flickr
Privaat geld niet voor allerarmsten
Tussen 1990 en 2012 hebben 2,5 miljard mensen toegang gekregen tot ‘schoner’ drinkwater en daarmee is het millenniumdoel op het gebied van drinkwater gehaald. De millenniumdoelen zijn de voorloper van de SDG's. ‘Schoner’ water betekent trouwens nog niet schoon genoeg. Bovendien heeft hetzelfde aantal mensen nog geen toegang tot een hygiënische toilet. Het drinkwater van 1,8 miljard mensen zou besmet zijn met fecale bacteriën. Volgens de VN hebben lage inkomenslanden in de Sub-Sahara en Zuid-Azië het grootste tekort aan water- en sanitaire voorzieningen. Een rapport van het Europees Parlement, toont aan dat juist deze landen niet rendabel zijn voor het bedrijfsleven. Private financiering gaat vooral naar rijkere landen, omdat in arme landen weinig winst te halen valt. Daarom zouden overheden middels publieke financiering verantwoordelijk moeten blijven om de nieuwe waterdoelen te halen.
Het rapport is het ermee eens dat de private sector een rol kan spelen in het halen van de SDG’s. Maar de auteurs staan kritisch tegenover standpunten waarin private en publieke financiering als inwisselbaar worden neergezet. Het rapport laat zien dat Foreign Direct Investments (FDI’s), (investeringen met winstoogmerk van buitenlandse bedrijven), geen substituut kunnen zijn voor publieke investeringen. 90 procent van de winst die FDI’s opleveren zouden het ‘ontvangende’ land weer uitstromen. Maar ook investeringen vanuit binnenlandse bedrijven resulteren niet automatisch in betere watervoorzieningen. Publieke investeringen zijn vaak flexibeler, stabieler en goedkoper, dan de vluchtige bedrijfsinvesteringen die op eigen gewin uit zijn.
Touwtjes in handen van de overheid
Wanneer overheden te weinig budget hebben om de water- en sanitaire voorzieningen te verbeteren, dan is het verstandiger om geld te lenen dan deze diensten te privatiseren en over te laten aan het bedrijfsleven. Onder voorwaarde dat leningen niet liberale hervormingen zoals waterprivatisering als conditie stellen. Experts op gebied van publiek water beargumenteren dat het globale spaartegoed, dat op alle banken staat, van zestien biljoen euro garant kan staan voor deze leningen, aldus de VN. In dit scenario blijft de overheid verantwoordelijk voor de watervoorziening om erop toe te zien dat de toegang tot schoon drinkwater verbetert of gewaarborgd blijft.
Publieke investeringen zijn vaak flexibeler, stabieler en goedkoper, dan de vluchtige bedrijfsinvesteringen die op eigen gewin uit zijn
De Engelse krant The Guardian stelt dat de overgrote meerderheid van alle landen de capaciteit heeft om de bevolking goede, openbare voorzieningen aan te bieden. Zelfs landen met de minste water- en sanitaire aansluitingen zouden met minder dan 1 procent van het BNP in tien jaar de hele bevolking van deze toegang kunnen voorzien. Deze procent is echter wel afhankelijk van een progressief belastingstelsel dat afrekent met corruptie, illegale geldstromen, en grote vermogens en buitenlandse bedrijven die nu nog belasting ontduiken. Overheden die dan nog niet aan de primaire behoeften van de bevolking kunnen voldoen, kunnen vervolgens ontwikkelingshulp krijgen van de internationale gemeenschap.
Verdraaide verdragen
Volgens Blue Planet Project, een wereldwijde burgerbeweging die zich hard maakt voor water als mensenrecht, mogen de VN-discussies in Addis Abeba de keerzijde van private financiering niet over het hoofd zien. Investeringen vanuit het bedrijfsleven worden gedaan op grond van handelsverdragen die buitenlandse investeerders velen malen beter beschermen dan het land of haar bevolking. De controversiële ISDS-clausule is het toonbeeld van deze onevenredige bescherming, doordat het bedrijven – die (toekomstige) winsten denken mis te lopen – de bevoegdheid geeft landen buiten de nationale rechtsorde aan te klagen. Inmiddels staat de ISDS-teller op 608 rechtszaken die in ondoorzichtige en partijdige tribunalen worden afgehandeld. Elk jaar komen daar tientallen claims bij.
Watertanks van Unicef in vluchtelingenkamp Zaatari, Jordanië. Foto: Flickr
Na verschillende economische crises en burgeropstanden gaven overheden vanaf de jaren tachtig hun vertrouwen aan de private sector. Zo sloot Argentinië in de jaren '90 vijftig handelsverdragen af – waaronder met de EU – en ging het achttien publiek-private partnerschappen aan om de watervoorzieningen te bekostigen. Toen Argentinië na de economische crisis begin deze eeuw negen van de achttien watercontracten wilde beëindigen werden zes van de negen pogingen voor het Internationale Investeringstribunaal aangevochten. Van alle landen is Argentinië het vaakst (55 keer) door buitenlandse bedrijven aangeklaagd omdat het bedrijfsleven winsten misliep. Tweederde van de rechtszaken was een reactie op de maatregelen die de Argentijnse overheid na de economische crisis nam, aldus onderzoeksinstituut TNI.
Tussen 2000 en 2015 hebben 235 lokale, regionale en nationale overheden besloten de watervoorziening weer in eigen beheer te nemen
Bedrijven met winstoogmerk de laan uit
Sinds 2000 groeit het besef dat binnen- dan wel buitenlandse bedrijven die in water- en sanitaire investeren, niet per se voor schonere en toegankelijkere watervoorzieningen zijn. Tussen 2000 en 2015 hebben 235 lokale, regionale en nationale overheden besloten de voorziening weer in eigen beheer te nemen door de contracten van geprivatiseerde waterbedrijven te annuleren. De reden: bedrijven schroeven waterprijzen op zonder contractuele verplichtingen na te komen. Wanneer investeringen in het waternetwerk uitblijven en prijsstijgingen hand over hand toenemen, dan keldert het vertrouwen in het bedrijfsleven dat zich in de watervoorzieningen mengt. Dat gebeurde ook in Mysore, een toeristische trekpleister in het zuiden van India (zie kader).
Voorkeur voor publiek water
Om antwoord te geven op de vraag hoe de aankomende SDG’s bekostigd moeten worden, heeft water, net als elk ander ontwikkelingsdoel, een specifieke én uitgebreide analyse nodig. Het ziet ernaar uit dat het bedrijfsleven een grote rol gaat spelen in de financiering van de nieuwe doelen, maar oog voor de keerzijde van investeringen vanuit het bedrijfsleven is cruciaal, om af te wegen hoe en of bedrijven met winstoogmerk wel het maatschappelijk belang voor het eigenbelang stelt.
Alternatieven zijn dat er progressieve belastingstelsels ingevoerd worden, zodat overheden de inkomsten krijgen waar ze recht op hebben en meer budget overhouden voor publieke voorzieningen. Ook kan de private sector, zoals banken, verantwoorde leningen verschaffen, zodat overheden aan zet blijven om zelf in de watervoorziening te investeren. Hoewel de meningen over het financieren van de SDG’s sterk verdeeld zijn, laten Argentinië en Mysore in ieder geval zien dat de bevolking de voorkeur geeft aan publiek waterbeheer.
Om de toegang tot water- en sanitaire voorzieningen veilig te stellen, roepen ruim honderd maatschappelijke organisaties op om water (evenals educatie en gezondheidszorg) buiten de onderhandelingen over de private financiering van de SDG’s te houden.