Opinie

Leuk, al die duurzame innovaties, maar wat gebeurt ermee?

Vliegende windmolens, zonne-ovens, waterstof: er zijn veel nieuwe technieken om energie op te wekken. Maar de meeste duurzame projecten komen niet verder dan een experiment of proeffabriek. Wat gaat er mis?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Er is slecht nieuws en goed nieuws op het energietransitiefront. Nederland haalt de doelstelling voor dit jaar – 14 procent van de verbruikte energie duurzaam opwekken – waarschijnlijk niet, maar dat betekent niet dat de doelen van 2030 (27 procent) en 2050 (100 procent) niet meer haalbaar zijn. Een transitie kent namelijk vaak een omslagpunt waarna de ontwikkelingen versnellen. Mede onder druk van de Tweede Kamer en de uitslag van de tweede Urgenda-klimaatzaak lanceerde minister Wiebes (VVD) van Economische Zaken en Klimaat eind 2019 een versnellingsprogramma om op schema te komen. Dit betekent dat vanaf nu elke tien jaar ongeveer een verdubbeling van duurzaam opgewekte energie gerealiseerd moet worden. We staan nog maar aan het begin van de energietransitie en de echte systeemverandering moet nog plaatsvinden. Dus: hoe gaan we dat redden?

De milieuwinst van innovaties wordt vaak niet beloond, omdat ‘milieu’ niet wordt meegenomen in de marktprijs

Ideeën en projecten om te energietransitie te versnellen zijn er in elk geval in overvloed. Wereldwijd worden talloze nieuwe technieken ontwikkeld. Om energie op te wekken met vliegende windmolens en vliegers bijvoorbeeld, om energie uit de golven en temperatuurverschillen van de oceaan te halen of door ‘zonne-ovens’ te bouwen met temperaturen boven de 1000 graden. Voor 2030 en daarna is er, vooral voor industrieel gebruik, de belofte van waterstof. Deze projecten kunnen rekenen op steun door overheden of worden gefinancierd via crowdfunding, door grote bedrijven of filantropen.

Het probleem is alleen dat de meeste technieken niet verder komen dan de beginfase: een experiment, een prototype of demo, een proefwijk of proeffabriek. Daarna krijgen innovaties vaak te maken met wat de valley of death of vallei des doods wordt genoemd: een onzekere periode die aanbreekt nádat kennis is ontwikkeld, maar vóórdat een bedrijf met een product de markt verovert.

In deze fase zijn investeerders nog niet bereid om geld te geven voor bijvoorbeeld de bouw van grote fabrieken waarmee de productie kan worden opgeschaald. Hier komt bij dat de milieuwinst van innovaties vaak niet beloond wordt, omdat ‘milieu’ niet wordt meegenomen in de marktprijs en belastingen. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving profiteert Nederland hierdoor bijvoorbeeld minder van de kansen die er zijn dan zou kunnen.

Vallei des doods

Blijven steken in de vallei des doods kan ook komen doordat de nieuwe technologie in de praktijk minder goed presteert dan verwacht. Zo blijkt het wegdek van zonnefietspaden ondanks meerdere herstelpogingen af te brokkelen, waardoor opschaling onzeker is geworden. Of andere technologieën slaan simpelweg beter aan. Zelfs een veelbelovende, energiezuinige en goedkope technologie als de Sterling-motor (een heteluchtmotor) legde het in de vorige eeuw af tegen de stoommachine (en daarmee door fossiele brandstoffen aangedreven machines) en is nu pas weer bezig aan een voorzichtige comeback in zuinige cv-ketels.

Innovaties worden tegengewerkt door spelers uit ‘het oude systeem’

Innovaties kunnen worden tegengewerkt door bestaande spelers uit ‘het oude systeem’, zoals de omschakeling naar elektrisch rijden lang door de auto-industrie is tegengehouden. Bovendien moeten nieuwe technieken gecertificeerd worden om er zeker van te zijn dat ze veilig zijn en nieuwe standaarden moeten zorgen dat apparatuur en technieken van verschillende leveranciers op elkaar aan kunnen sluiten.

Slechts enkele innovaties ‘overleven’ de moeilijke aanloopfase en zelfs die komen gemiddeld pas vijf tot tien jaar na de eerste prototypes op de markt. Duurzame innovaties hebben hier bovendien meer dan gemiddeld last van, volgens het PBL – omdat de milieuwinst niet wordt beloond en durfinvesteringen daardoor niet van de grond komen.

Maatschappelijke acceptatie

En hiermee zijn we er nog niet. De maatschappelijke acceptatie van nieuwe technologieën die de energietransitie bevorderen, is cruciaal om de ‘vallei’ te overleven.

Het kost tijd om aan het begin van het proces draagvlak te creëren, maar die tijd kan zich later terugbetalen. Nu zijn veel burgers nog niet enthousiast over de overstap van gas naar warmtepompen, bleek uit recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau. Ook de weerstand tegen biomassa als ‘duurzame’ energiebron groeit. Als de hoeveelheid bio-energie – momenteel verantwoordelijk voor de helft van de duurzaam opgewekte energie in Nederland – niet door kan groeien, dan moet dit opgevangen worden met alternatieve technologieën of andere duurzame energiebronnen.

We hadden maar vijf jaar nodig om over te stappen op de smartphone

Door weerstand van burgers tegen zonneweides en windmolens verloopt ook daarvan de bouw minder voorspoedig dan gepland. De overheid probeert dit te bevorderen door gemeenschappen te laten meeprofiteren van de opbrengsten. Het is de bedoeling dat de investeringen in wind op land voor de helft uit de lokale omgeving komt, van burgers, boeren, projectontwikkelaars, bouwondernemingen en coöperaties. De keerzijde hiervan is dat windmolenparken op land minder interessant zijn voor grote investeerders, die hoog rendement zoeken en niet altijd zitten te wachten op meer inspraak van omwonenden.

Toch is dat draagvlak noodzakelijk. We hebben al eerder gezien hoe snel de samenleving nieuwe ontwikkelingen kan omarmen, zodra die voor burgers interessant worden: we hadden maar vijf jaar nodig om met zijn allen over te stappen op de smartphone. Dat komt doordat bij transities vrijwel altijd een kantelpunt te zien is: als al je buren zonnepanelen hebben en de helft van je vrienden elektrisch rijdt, dan zul jij zeker ook overschakelen. Als het aantal oplaadpunten toeneemt wordt elektrisch rijden aantrekkelijker dan fossiel; als technieken grootschalig worden uitgerold, dan zakken de prijzen tot lager dan van tevoren mogelijk werd gedacht. Dat is al gebeurd met zonnepanelen en windmolens (op zee).

Zelfs de elektrische auto wordt uiteindelijk waarschijnlijk goedkoper dan de benzineauto, omdat hij eenvoudiger te ontwerpen en produceren is. Zodra meerdere maatschappelijke, economische en technologische factoren elkaar versterken komt de transitie in een versnelling.

De afgelopen tien jaar kon de overheid de energietransitie in gang zetten door te focussen op bewezen technologieën en terreinen waar ze veel grip op had en waar maatschappelijke weerstand laag was. De komende jaren zal de uitdaging vooral zijn om de transitie, als die eenmaal op gang is gekomen, op schema te houden.

Consument, bedrijf of overheid: waar begint een beter milieu nu echt?

Hier komt de zonneauto

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons