We bevinden ons op een soort industrieterrein waar negen gebouwen staan, een soort stallen, vlakbij de grens tussen Nederland en Duitsland. Het is biosecuritygebied hier. We mogen het hek niet door, want als er één griepje of salmonellaatje meeglipt, zijn de gevolgen niet te overzien. Door het hek zien we de leghokken, opfokhokken en de broederij, die allemaal behoren tot het fokbedrijf ISA, onderdeel van Hendrix Genetics. Hier worden zo’n vijftien kippenrassen in stand gehouden en gekruist tot efficiënte legkippen.
Goedkope omelet
We staan er misschien niet bij stil als we ons eitje stukslaan, achteloos op de rand van de koekenpan, maar we hadden zo’n omelet nooit zo goedkoop kunnen krijgen als Hendrix zich niet al jaren zou hebben beziggehouden met een heel moeilijke vraag. Namelijk: hoe zie je aan een haan of zijn dochters veel eieren gaan leggen?
En niet gewoon veel, nee, heel veel, maar liefst vierhonderd, in twee jaar tijd, met een mooie schaal, effen en niet te zacht, dat een beetje stevig is in de pan, waar ze niet veel voor eet en geen buurvrouwen bij pikt? Om die vraag te beantwoorden onderhoudt Hendrix Genetics zeven van dit soort onderzoekscomplexen, in Canada, Frankrijk en Nederland.
Megabedrijf
Het is een megabedrijf. De boerenzonen van Hendrix zijn erin geslaagd de meest efficiënte kip ter wereld te “maken”, zoals ze zelf zeggen. Ze hebben er de halve wereldmarkt mee veroverd. Als je ergens op aarde uit een vliegtuig springt en je koopt een ei, is de kans 50 procent dat zijn opa of oma bij Hendrix vandaan komt. Er is één concurrent, een Duits bedrijf, dat de andere helft van de wereldmarkt bedient.
De fokkers hebben hun vleugels intussen ook uitgeslagen naar de markt voor kalkoen, varken en zelfs kweekzalm. De helft van alle kalkoenen, een tiende van alle kweekzalm en iets minder dan een tiende van alle varkens ter wereld heeft zijn genetische roots in één van de stallen van Hendrix. De helft van alle vleeskippen komt van Cobb, een Amerikaanse partner van Hendrix. Binnenkort wordt forel binnengehengeld.
Eenzijdige verhalen
“Eigenlijk praat ik nooit met journalisten”, zegt Servé Hermans, directeur van de kippendivisie van Hendrix. “We hebben één klant in Nederland en één in België, en dat is genoeg.” In het verleden zijn er wel eens eenzijdige verhalen verschenen.
In 1960 legde een kip tot 230 eieren per twee jaar. Nu zitten we gemiddeld op 370. Maar daarvoor is bijna nog maar de helft van het voer van vroeger nodig
Maar Hermans maakt zich zorgen over de toekomst van de landbouw. “De kloof tussen boeren en consumenten is gevaarlijk groot geworden.” De consument wil wel van alles, maar hij weet niet wat het kost en waar zijn voedsel vandaan komt. Hij weet weinig van de realiteit van het platteland af. We moeten in dialoog.” En daarom wil hij vertellen wat hier gebeurt, bij Hendrix Genetics in het Brabantse Boxmeer.
Selectie en kruising
“Het draait uiteindelijk, heel simpel, om selectie”, zegt hij. “Je fokt tienduizend kippen en daar kies je dan de beste duizend uit.” Door middel van uitgebreide tests, bij gewone pluimveebedrijven, wordt onderzocht welke dochters het beste presteren. “Met die kennis ga je weer verder. Tegenwoordig brengen we ook het DNA in kaart, maar het spelletje blijft hetzelfde: hoe vind je de beste duizend van de tiendduizend.”
Maar de fokkers selecteren niet alleen, ze kruisen ook. “Een kruising van twee kippenlijnen levert een dier op dat beter en sterker is en meer eieren legt. Die gekruiste kip kunnen we vervolgens nog een keer kruisen, met een dier dat voortkomt uit twee andere lijnen.” Bij verder kruisen verdwijnen de voordelen en loopt de opbrengst weer terug.
Hendrix verkoopt dus van elke soort maar één sekse, zodat klanten altijd weer terug moeten komen voor een nieuwe kip. Een geniaal verdienmodel. En goed voor de wereld, zegt Hermans. “In 1960 legde een kip tot 230 eieren per twee jaar. Nu zitten we gemiddeld op 370. Maar daarvoor is bijna nog maar de helft van het voer van vroeger nodig. En als je beseft dat de opbrengst van graan op de akkers ook is verdubbeld, zie je dat eenzelfde hoeveelheid grond tegenwoordig vier keer zo veel eieren oplevert. Dat is belangrijk nieuws voor een wereldbevolking die groeit.”
Monocultuur
Het is een prachtig verhaal, deze reis van de allerefficiëntste kip, maar wel eentje met serieuze keerzijdes. Wat niet nuttig is aan de kip, moet weg, of dat nu haar nieuwsgierige aard is, of haar zoons – toch de helft van alles wat er uit het ei kruipt – die geen eieren kunnen leggen en daarom worden “ge-euthanaseerd met gas”. Alleen het handjevol types dat zich in het keurslijf van de productielijnen laat persen blijft bestaan.
En als we eerlijk zijn, geldt ditzelfde niet ook voor de boeren? Boeren die zich niet snel genoeg aanpassen aan de monocultuur van groot, groter, grootst, worden weggeselecteerd. Blijft er uiteindelijk meer over dan alleen projectmanagers en systeembeheerders?
Hermans knikt voorzichtig. “In de VS heb je Tyson, een pluimveehouder waar 40 miljoen kuikens per week worden geproduceerd. In Indonesië doet Charoen Pokphand er 10 miljoen per dag.” Hij is even stil. “Is dat erg? Ik ga daar niet over. Maar als ik dat zie, ja, dan doet mijn boerenhart wel pijn. Ik kan daar sentimenteel over doen, maar dat is hoe het in de wereld gaat.”
Uit de markt geprijsd
De positie van gewone boeren wordt hierdoor ondermijnd. Die moeten hier ook nog eens, omdat de consument dat wil, voldoen aan veel strengere eisen dan boeren buiten Europa. “Onze eigen boeren worden dus gewoon uit de markt geprijsd, wereldwijd.”
Wat kan Hendrix voor hen doen? “We gaan een kip maken die honderd weken lang productief blijft en vijfhonderd eieren legt.”
Eigenlijk ben ik heel triest. Ik zie dat het verkeerd gaat. Maar wat kunnen wij doen? Wij maken gewoon kippen
Maar zit daar niet juist de kern van het probleem? Is het niet juist die race naar alsmaar meer, alsmaar efficiënter, waardoor we uiteindelijk de hele landbouw om zeep helpen? “Het is een beetje zwartwit, maar wel een beetje waar”, erkent Hermans. “Veel arme landen hebben nog wel baat bij een efficiëntieslag. Maar bij ons… De politiek heeft er sinds de Tweede Wereldoorlog voor gekozen om het hele apparaat richting efficiëntie te sturen. Maar we zitten nu met een sector die echt radeloos is. Ik zie het in mijn eigen familie, mijn neven. We weten niet meer waar we heen moeten. We gaan er allemaal aan. De moederkippen zijn zo goed, er zijn er steeds minder nodig. Mijn boterham gaat er ook aan!”
Heel triest
Hier spreekt de man die de efficiëntste kip ter wereld heeft ontwikkeld. “Eigenlijk”, zegt Hermans ernstig, “ben ik heel triest. Ik zie dat het verkeerd gaat. Maar wat kunnen wij doen? Wij maken gewoon kippen.” En ook in de fokkerijsector is de concurrentie moordend, en als het bedrijf zou stoppen met de ratrace, ligt het eruit. “We maken eindelijk winst.”
Heeft hij enige speelruimte? “Ik breek mijn hoofd er wel eens over. We hebben een kip met een zwarte staart ontwikkeld. Die is iets rustiger en socialer. Maar hij legt 3 procent minder eieren. Gaat de consument de meerprijs betalen? Ik vraag het me af.”
“Weet je, ik vind serieus dat we moeten gaan samenwerken met dierenwelzijnsorganisaties. Schrijf dat maar eens op, ja. Boeren denken dat dat hun vijand is. Maar we kunnen niet lang zo doorgaan. Als boeren hun toekomst veilig willen stellen, moeten we op andere manieren gaan produceren. Ze moeten alternatieve concepten verzinnen, lokale en biologische. Ze kunnen alleen maar winnen als ze inzetten op hun boerenervaring, en als ze gaan samenwerken tegenover de verwerkende industrie.”
“En daarom moeten we campagne gaan voeren, samen met ngo’s waar we vaak zo kritisch over zijn. Eigenlijk zijn we bondgenoten.”