Op elke boerderij lopen een paar kippen. Ik weet niet hoe ze daar komen, overvliegen kunnen ze immers niet. Ze komen aanwaaien. Met herrie en lawaai om niets. Ook bij mij op de boerderij zijn er rumoerige kippen. Je denkt: lekker therapeutisch meditatief de stal opruimen, praten met oude stier Jan, dollen met jonge stier Nico. Niks daarvan: herrieschoppende kippen.
Gekakel, gefladder, stront
Loop je met een zware kruiwagen de hoek om, rent een kip hard kakelend voor je neus weg. Van schrik valt de kruiwagen om. Klim je de metershoge strobalen op om een nieuwe te pakken, broedt er bovenop een kip. Die, jawel, hard kakelend opvliegt. Van schrik lig ik beneden, met de blauwe overal in de kippenstront.
En die stront van ze, wat een stank. Ooit op een kippenboerderij geweest en het verschil in lucht met een melkveehouderij kunnen opmerken? Dat is het verschil tussen ammoniak en lekker. Kippen en ik, ik dacht het niet. Nou ja, het ei, dat hebben ze knap uitgevonden.
Expansiedrift
Met een haan erbij kunnen kippen zich voortplanten en als de haan, zoals de meesten hanen, omnipotent is, dan heb je al snel een ren vol met kippen. En erger, de helft ervan is haan. Slechte zaak. Aan hanen heb je niet veel. Ze maken meer lawaai, vechten om niks en zaaien onrust. En het fokken loopt altijd uit de hand, wat een expansiedrift.
Weg ermee. Eén mogelijkheid is dan Marktplaats, soms heb je mazzel en is er een liefhebber bereid zich over de haantjes te ontfermen. Maar vaak is er geen respons en dan slacht ik ze. Zelf. Ik. Doden. Het blijft een onprettige bezigheid, ik gruwel als ik er aan denk.
Knop om
De boerin heeft ze al voor me gevangen en in een hok gestopt. Ik pak er eentje bij de vleugels, en draag de haan, in z’n laatste tocht, naar de slachtbank. Dat zijn een paar planken op schragen. Er liggen twee goed scherpe messen klaar. En ik heb een emmers met kokend heet water gevuld. Ik neem de haan onder m’n linkerarm en met een snelle beweging draai ik z’n nek om, buiten bewustzijn. Dan leg ik hem op de planken en met het grote mes snij ik z’n kop er af. De kop blijft liggen, de romp met poten en vleugels gaat het gras in, waar het nog zeker één minuut blijft door spartelen. Veel bloed is er niet, en het meeste komt in het gras terecht. Als de haan stil is pak ik hem bij de poten en doop hem in het hete water. Plukken. Daarna zet ik het grote mes in de borst en snij het naar de hals toe open. Voorzichtig, ik wil de krop niet kapot snijden, die zit vol met eten als de haan nog een galgenmaal heeft gehad. Ingewanden er uit, hart, longen, lever, niertjes en alles goed schoon maken, spoelen. Poten eraf, klaar. Gelukkig is dat weer voorbij.
Ik weet niet hoe ik het flik, ik kan een knop om zetten. Is handig op de boerderij.
Bouillon van jonge haantjes:
Drie jonge haantjes
· 1 prei in grove stukken
· 1 bleekselderij in grove stukken
· twee wortels in grove stukken
· Twee tenen knoflook
· Bouquet Garni (Rozemarijn, Laurier, Tijm, Peterselie)
· Een klein handje gekneusde peperkorrels
· Zout (naar smaak)
· ± 4 liter water
Doe alle ingrediënten in een pan. Schenk het koude water erbij en laat aan de kook komen. Afschuimen en 3 tot 4 uur op het laagste vuur. Maar liever in de oven op zo’n 100 graden Celsius. Daarna zeven en op smaak brengen met wat zout, en in potten overgieten. Blijft zeker een half jaar goed in de vriezer.