Een basisschool in de buurt had een aangrenzend stukje ruige grond, een meter of twintig bij tien, ingebed in een verwilderde groenstrook langs het spoor. Ooit gingen de kinderen naar een centrale schooltuin, maar dat was een eind lopen, veel tijd ging verloren met komen en gaan. Of ik geen zin had een schooltuin te beginnen op het terrein 'bij huis'?
Ik ging erheen. Eens rondkijken, een vork in de grond steken. Puin, kweek, paardestaart, zevenblad, knopkruid en akkerwinde. Maar het was een prachtige besloten plek, zonde om niet te benutten. Een paar mannen van de plantsoenendienst gingen er een keer doorheen met een frees. De strijd om de grond er echt bouwklaar, onkruidluw en een beetje vruchtbaar te krijgen sla ik over. Ik kon aan de slag.
Twee middagen per week kreeg ik in groepjes van vijf of zes kinderen de groepen vier tot en met acht. Ze werden losgelaten uit de klas en stormden naar de tuin, even uit de les, lekker. Ik wist hoe je een moestuin moest runnen, maar hoe de kinderen ertegenaan zouden kijken, geen idee.
Planten is niet stoer
De meesten waren enthousiast en geïnteresseerd. Velen moesten hun angst voor vuile handen en vlekken op hun sneakers overwinnen. Anderen hun afkeer van wormen en insecten — spinnen vooral. Sommigen hun trots en de aandacht voor hun mobieltje. We gingen zaaien. Kijk, zo doe je dat, een geultje maken, zaadjes erin, toedekken. Dit is een geultje, dit is een zaadje, zo gaat toedekken. Meteen resultaat is het leukst. Ik haalde kiemplantjes van de markt. Wie wil er planten? Sommige kinderen wilden niet planten: niet stoer. En dan zeg je: 'Hé, pak eens vast, kijk, broccoli, heel jong nog.' En eenmaal in de hand werd zo'n plantje net een huisdier en je zag zo'n kind zacht worden. En nog een plantje willen planten, nee niet daar, liefst in het rijtje, probeer het nog eens.
Je hebt verschillende soorten werk. Je hebt spitten, schoffelen en onkruid wieden. Maar dat wilde geen kind langer dan een paar minuten doen. Dus dat doet een onzichtbare macht. En dan heb je zaaien, planten, plukken, snoeien en water geven, dat wilde iedereen, altijd. Een enkel kind deed niets liever dan de paden vegen, altijd. Al werkend doet zich van alles voor, een hommel strijkt neer op een bloem, een worm perst zich door een kluit, iemand vindt een dode mol. Ik nam boekjes mee, een flora, een hommeltabel, een insectenboekje en een loep.
Kompost maken, want zo'n tuin moet eten, net als jullie. Er lopen paarse pissebedden in rond. Sommige planten lijken op elkaar, andere zien er heel anders uit, voel maar en kijk, en hier is papier en teken — maak een tekening van een blad of een bloem, maakt niet uit, ga ik straks raden waar 'ie stond.
De oogst
Aardappels poten. Ieder zijn eigen aardappel, geografisch gemarkeerd op een plattegrond. Ligt hij goed? Gooi maar dicht, die kuil. Je stopt één aardappel in de grond, hoeveel haal je er straks weer uit, denk je? De oogst was een jaarlijks hoogtepunt, zelfs de grootste sceptici raakten in de ban van goudkoorts voor knollen.
De kruidentuin was mijn succesproject. Voelen en ruiken, waar ken je dit van? En dat? Venkel, munt, rozemarijn, kerrieplant, dropplant, lavendel enzovoort. Bijna allemaal konden ze wel een geur of smaak thuisbrengen. Bosjes munt gingen mee naar huis voor in de thee bij Hakim, Fatima en Aisha. Derya heeft de sleutelbloemen uit een Tuinlandvoorjaarsbakje een nieuw leven gegeven. Spaanse pepers moesten we elk jaar meer verbouwen.
Van de struik in de mond was goed. Dat was een moeizaam proces: leren inzien dat die hele tuin volhing en volstond met dingen die je zo in je mond kon stoppen, zonder te wassen. En dat het lekker was of vies, maar in ieder geval iets duidelijks. Sugarsnaps, frambozen, aardbeien, snijbiet, de blaadjes van de oostindische kers, waarop je zo mooi een druppel water kunt laten rollen — iedereen wilde zo'n blad mee naar de klas.
Kleine kenners
Over het blok met snel opkomende maïs riep een kind: kijk, meester, het lijkt wel een boerenveld! Ricoh bleek een groot kenner van mieren, hij vertelde erover. Esmeralda's ouders stonden op de kermis met een cakewalk, maar daar kwam nooit iemand, alleen om te schuilen onder de luifel als het regende, zei ze. Giovanni kon eindeloos kijken naar een worm in zijn hand. Parissa en Sam Sam hadden met hun opa getuinierd en ze waren snel, efficiënt en zwijgzaam. Ik zag ze in gedachten over een warme akker in Somalië gaan.
Om de zoveel tijd schreef ik een nieuwsbrief voor de meesters en juffen. Ik zag ze niet zo veel, ze hadden het druk op hun steeds meer gekorte school, ik had mijn eigen dependance, ik kreeg alle vrijheid. Het was niet altijd makkelijk om iedereen bij de les te houden, of om iets boeiends te verzinnen in slappe tijden. Soms won de baldadigheid, zoals na de cito toets, en vloog er van alles door de lucht. We hebben kersenpitten gespuugd en zaadbommen gemaakt.
Ik heb het drie jaar gedaan. De tuin is een belangrijke plek geworden voor de meesten, en voor mij. Ik zal niets zeggen over hoe belangrijk en opvoedend en ontspannend het is, zo'n tuin, voor kinderen, en voor opvoeders. Maar de kinderen waren er altijd, droog of nat, koud of warm, en als ik tussendoor kwam kijken kreeg ik meestal wel een clubje mee van het plein. De school is inmiddels gesloten wegens bezuinigingen. De tuin wordt langzaamaan weer opgeslokt door het omringend groen. Straks zie je het verschil niet meer, dat speelt ergens op straat.
Bert Meelker is naast schooltuinmeester ook vertaler.