Achtergrond

“We zijn aan de verliezende hand”

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Sinds de uitbraak van het dodelijke ebola-virus, dreigen ‘gewone’ zieken in de schaduw van de epidemie te komen staan. Dat constateert Nina Goricar, programmamanager van de christelijke hulporganisatie ZOA in Liberia. Haar team draait overuren om de bevolking voor te lichten over ebola-preventie en om de overige activiteiten zo veel mogelijk door te laten gaan.

Het is weer eens zo’n ochtend. De regen van gisternacht ademt verfrissing, terwijl de zon door het donkergrijze wolkendek spiekt dat dreigend boven Monrovia hangt en elk moment kan openbreken. Zo ’s ochtends wakker worden, stond voor mij altijd gelijk aan opgewekt zijn en zin hebben in mijn werk. Klaar om aan de slag te gaan en het ebola-virus zo snel mogelijk in de kiem smoren. Maar de afgelopen twee weken zie ik er ontzettend tegenop om te ontwaken. Elke ochtend weer ben ik bang om wakker te worden en haar lichaam dood naast de weg te vinden, terwijl passerende voetgangers haar geen blik waardig gunnen.

Dit was zo’n moment dat je niets anders kan doen, dan verontwaardigd zijn over hoe deze wereld in elkaar zit en over je eigen tekortschieten

Ik ken haar niet. Niet haar naam, niet haar afkomst en niet haar verhaal. Het is nu twee weken geleden dat ik haar voor het eerst zag: een oud vrouwtje in een gescheurde groene jurk die slechts de helft van haar magere lichaam bedekte. Ze lag midden op het kruispunt, vlak bij mijn huis. Haar gezicht was aan beide kanten getekend door diepe, geïnfecteerde wonden. Zo liggend op de weg, liep ze het gevaar om geraakt te worden door de eerste beste onoplettende bestuurder. Weer geraakt, want zo was ze ook aan de hoofdwonden gekomen: een bestuurder raakte haar en reed na de aanrijding snel door.

Zulke aanblikken van armoede zijn niet ongewoon als je in een ontwikkelingsland woont en werkt. Maar je bent er niet immuun voor. Soms kun je het verdragen, maar soms ook niet. De ene keer kun je iets doen, een andere keer niet. Dit was zo’n moment dat je niets anders kan doen dan verontwaardigd zijn over hoe deze wereld in elkaar zit en over je eigen tekortschieten.    

We stopten, mijn collega en ik. Naast het lichaam van de oude vrouw stonden twee jonge mannen uit de naastgelegen sloppenwijk. Hun sjofele kleding gaf hun eigen overlevingsstrijd aan. Ook zij kenden haar niet. Toch is deze vrouw iemand. Een oma, een zus of een tante. De jonge mannen waren duidelijk ontsteld over deze troosteloze aanblik en probeerden haar te helpen. Bewerend dat ze er niet als een ebola-patiënt uitzag, brachten de jonge mannen haar naar een busstation dat haar beschermde tegen de regen en de zon. Dat deden ze zonder bescherming ‘voor het geval dat’. En toch hielpen de jonge mannen. Zij wel. Veel Liberianen doen dat tegenwoordig niet, uit angst voor iedereen die niet 100 procent gezond oogt. Want stel dat het ebola is?

Ouderen worden in Liberia vaak verzorgd door hun kinderen. Er bestaat hier niet zoiets als bejaardenhuizen, een goede pensioensregeling of een sociaal vangnet. Als oudere ben je dus afhankelijk van je kinderen. En daar heeft niet iedereen evenveel geluk mee.

We zijn aan de verliezende hand. Ik weet niet meer wat ik kan doen. We zijn nutteloos geworden

Samen met mijn collega zorg ik nu dat deze vrouw elke dag iets te eten en te drinken heeft. Ook hebben we een T-shirt voor haar gekocht. Maar het maakt niet in de geringste plaats goed dat ze daar nog steeds ligt. We hebben een beroep gedaan op de autoriteiten. Maar die staan blijkbaar onder zo’n druk sinds de ebola-crisis, dat niemand verantwoording neemt voor deze vrouw. Niemand helpt haar. We belden met de ziekenhuizen in de hoofdstad Monrovia, maar ook die worstelen met de desastreuze gevolgen van ebola. Zieken kunnen er niet meer terecht voor een langetermijnbehandeling, waar tegenwoordig alles dat meer dan een paar uur duurt onder valt.

Dat wist ik niet. De ziekenhuizen hadden al lang weer heropend moeten zijn. Althans, daarvoor werden de ziekenhuizen alom geprezen. In eerste instantie raakten de ziekenhuizen besmet door het gebrek aan infectiepreventie en -controle, met sluiting als gevolg. Maar dat zou nu verholpen moeten zijn. Niet dus.

We hebben nog een poging gedaan de radio te bellen. Tevergeefs. Een publiek protest om de oude vrouw te steunen wakker je niet aan als er dagelijks honderden mensen overlijden aan ebola en andere ziektes. We zijn aan de verliezende hand. Ik weet niet meer wat ik kan doen. We zijn nutteloos geworden.

Vorige week kon de oudere vrouw nog rechtop zitten en eten. Inmiddels is ze verzwakt en ligt ze op de grond. Eten doet ze al twee dagen niet meer.

Soms bedanken mensen ons voor de hulp die we haar geven. Maar het is geen “good job”, zoals ze zeggen. Niet eens een beetje. Dat zou iets totaal anders zijn, zoals het vinden van permanente zorg zodat ze kan genezen en door kan leven. Nu leeft ze niet, ze bestaat slechts.

Deze vrouw heeft een naam en ook al kennen we die niet, ze is één van ons

Toen ze uiteindelijk overleed, kwam het ebola-begraafteam aansnellen om haar op te halen, zoals ze tegenwoordig met alle lichamen van mogelijke ebola-slachtoffers doen. Blijkbaar is slechts haar dode lichaam voldoende om eindelijk wat hulp los te peuteren. Nu wordt ze begraven in een anoniem graf of gecremeerd als vergeten naamloze.

En het ergste van alles: deze oude vrouw is niet de enige.

Dit is de wereld die wij voor onszelf hebben gecreëerd. Een wereld die niet om zichzelf geeft, waar mensen niet worden erkend als “één van de onze”. In plaats daarvan zien we hen als “die van jullie”. Deze vrouw heeft een naam en ook al kennen wie die niet, ze is één van ons.

We hebben gefaald.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons