Welkom in de schimmige wereld van de kledingindustrie

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Zaterdagavond zag ik Machines, een prachtige film over mannen die in een textielfabriek in India werken. Hoewel ik al heel wat schrijnende beelden heb gezien van textielwerknemers die urenlang onder slechte omstandigheden voor een hongerloon achter een naaimachine zitten, vervulde Machines me soms met afschuw. Het ging niet om een fabriek waar kleding in elkaar wordt gezet, maar eentje waar de textiel wordt veredeld; denk aan het verven en bewerken van de ruwe stof. Dit proces vindt plaats voordat de lappen stof naar de ateliers gestuurd worden. Waar vrouwen meestal zittend achter hun naaimachines werken, zagen we nu mannen tussen enorme machines staan. Een donkere, schimmige wereld waar mensen blootgesteld worden aan enorme hoeveelheden chemicaliën en waar kinderen shifts van twaalf uur maken. Dit stukje van de industrie was me bekend. Van verhalen. En foto’s. Maar van zo dichtbij had ik het nog niet eerder gezien. 

Machines is, ondanks de schrijnende beelden, een prachtige film. Filmmaker Jahul Jain (1991) groeide op in Delhi, India. Zijn opa had een eigen fabriek, vergelijkbaar met die in de film te zien is. Jain kwam er als kind vaak in de zomers. Hij wilde de herinneringen die hij als kind had opgedaan, vastleggen en inzichtelijk maken voor anderen. Het resultaat is een intrigerende en pijnlijke film die laat zien wat voor schimmige wereld er achter onze kleding schuilgaat.

Jain studeerde bouwkunde, keek veel naar films en had interesse in narratologie – een tekstbenadering in de literaire kritiek en in de antropologie, die het vertellen (of de vertelwijze) van verhalen als haar studieobject kiest. Al snel kwam hij erachter dat zijn passie en talent niet op het gebied van bouwkunde lagen. Hij stopte met zijn studie en vertrok naar Californië om daar een opleiding als filmmaker te volgen. Omdat hij goede herinneringen had aan zijn jeugd, met name aan de tijd die hij doorbracht in opa’s fabriek, besloot hij daar een film over te maken. Maar zijn mooie herinneringen bleken al snel niets meer dan schone schijn. 

'Niemand dwingt ze dit werk te doen. Er is alleen geen alternatief' 

Via kennissen in India komt Jain terecht bij iemand die een soortgelijke fabriek heeft als zijn opa ooit had. De fabriek ligt in Gujaraat, ten zuiden van de Indiase metropool Surat, dat sinds de jaren ’60 tot een gigantische industriële zone is uitgegroeid.

Jain krijgt toestemming om er met zijn cameraman Rodrigo Trejo Villanueva te filmen. Maar de enorme camera schrikt de mensen in de fabriek af. De twee besluiten de camera voorlopig thuis te laten, en lopen eerst twee maanden in de fabriek rond. Ze observeren, maken aantekeningen en praten met mensen. Pas wanneer de werknemers aan hun aanwezigheid gewend zijn, durven ze hun lens op hen te richten. Omdat de fabrieksarbeiders hen inmiddels vertrouwen, en hun aanwezigheid vanzelfsprekendheid is geworden doordat ze maandenlang in de fabriek hebben rondgelopen, weten ze heel dichtbij te komen. Dat levert prachtige, indringende beelden op die vanwege de mooie shots in schril contrast staan met wat er te zien is: vermoeide mannen en kinderen met bezwete ontblote bovenlichamen op afgetrapte slippers met inktzwarte handen.

Veel arbeiders in de fabriek zijn migrant. Ze komen uit alle hoeken van India, naarstig op zoek naar werk. Werkdagen van twaalf uur per dag voor 7000 rupees (100 dollar) per maand. Zelf noemen ze het geen uitbuiting. Ze zijn hier immers vrijwillig naar toe gekomen, niemand dwingt ze dit werk te doen. Er is alleen geen alternatief. Ze hebben geen keus. 

De scène die mij het meest is bijgebleven is die van een jongetje. Hij is, zo gok ik, nog geen veertien en staat knikkebollend van vermoeidheid naast een machine. Hij doet zijn uiterste best om niet in slaap te vallen terwijl hij met zijn ene hand op de machine leunt en met zijn andere de stof rechttrekt. Terwijl de camera zo enkele minuten op hem gericht staat, besef je dat de stof die hij door zijn handen laat glijden, misschien over een paar weken hier ergens in de winkels hangt.

Zo zijn er nog tal van momenten in de film waarbij je jezelf afvraagt: hoe is het in hemelsnaam mogelijk? Kinderen die in machines kruipen, verf die met de hand wordt gemengd, emmers chemicaliën die overal rondslingeren, geen ventilatie, geen nooduitgangen, geen beschermende kleding en afvalwater dat tussen het drink- en waswater doorsijpelt. Het kan niet anders dan dat er regelmatig ongelukken gebeuren. En de fabriekseigenaar? Die hoor je alleen klagen vanachter zijn bureau dat de arbeiders alleen maar uit zijn op geld. In zijn ogen zijn het allemaal luie, verwende mannen die geen benul hebben van wat hard werken echt inhoudt.

'Je ziet de schoonheid, en je voelt tegelijkertijd de pijn'

De documentaire legt zo de problemen bloot waarvan de textielindustrie doordrongen is: corrupte fabriekseigenaren, geen vrijheid van vakbondsbeweging, lange werkdagen, lage lonen, slechte arbeidsomstandigheden, kinderarbeid en geen enkele vorm van (overheids)controle.

Machines is niettemin een poëtische film. Er wordt nauwelijks in gepraat en hij zit vol met prachtige shots, die soms lange tijd gefocust blijven op één enkele handeling van een arbeider die daarmee als het ware onderdeel wordt van de machine zelf. De documentaire geeft je als kijker alle tijd om een beeld grondig te analyseren. Je ziet de schoonheid, en je voelt tegelijkertijd de pijn. Of zoals Jain het zelf omschrijft: ‘Mooie beelden maken het moeilijk voor ons om weg te kijken van dingen die we niet leuk vinden of waar we ons oncomfortabel bij voelen’. Laten we hopen dat hij gelijk heeft, en dat we onze ogen hier niet voor sluiten. 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons