Sterfhuisconstructie

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

 

Joep
Foto: Mirjam Vossen

Een dinosaurus: zo noemt internist Joep van Oosterhout zichzelf. Een uitstervend ras in de wereld van het ontwikkelingswerk. Een blanke arts, betaald met Nederlands ontwikkelingsgeld, die in het straatarme Malawi met een stethoscoop over de ziekenzaal loopt. Dat is niet meer van deze tijd. In juli stopt de Nederlandse steun voor zijn werk.

De werkplek van Joep van Oosterhout is een van de meest troosteloze oorden van Malawi: het Queen Elizabeth Central Hospital in Blantyre. De ziekenzalen in dit grootste hospitaal van de stad puilen uit. Patiënten delen met zijn tweeën één bed, kop aan staart, en de derde slaapt op de grond. Met holle ogen staren ze voor zich uit. De matrassen zijn kaal en vies en overal hangt een zure lucht van braaksel en urine Vooral zaal 3A en 3B zijn berucht. Dat zijn de tbc-afdelingen. Daar liggen de mensen met aids. Mager en uitgeteerd. De meesten zullen het ziekenhuis niet levend verlaten. Op de zalen 3A en 3B begint, onder de kop 'De totale ramp', Jeffrey Sachs' beroemde boek The End of Poverty. 'Ziekenzaal', schrijft Sachs, 'is wel een zeer eufemistische benaming voor een plek waar Malawianen met aids alleen maar komen om te sterven.' Zijn collega, voormalig VN-gezant Stephen Lewis, noemde een vergelijkbaar ziekenhuis in de Malawiaanse hoofdstad Lilongwe 'de hel op aarde'.

Exitlanden  
De 36 Nederlandse partnerlanden ontvingen in 2006 ongeveer 900 miljoen euro aan bilaterale steun via de Nederlandse ambassades. Dat is naar schatting 21 procent van het Nederlandse ontwikkelingsbudget. In 2004 was dat nog maar 14 procent.

In 2006 vloeide via de ambassades circa 53 miljoen euro naar niet-partnerlanden. Ruim de helft van dat bedrag was voor Soedan (23,8 miljoen) en Burundi (9 miljoen). Ongeveer 17 miljoen ging naar acht 'exitlanden': Bhutan, Brazilië, China, Ecuador, El Salvador, India, Peru en Zimbabwe. De bilaterale steun aan deze landen wordt uiterlijk dit jaar afgebouwd.

Malawi is formeel geen exitland, want de bilaterale relatie wordt al sinds 2003 afgebouwd. In 2006 ontving Malawi 629.000 euro via de ambassade in Lusaka. In 2007 is nog 1,5 miljoen euro gereserveerd. Het College of Medicine in Blantyre is het enige Malawiaanse programma dat nog bilaterale steun krijgt van Nederland.

Elke donderdag loopt Joep van Oosterhout zijn rondes op deze zalen. Het hoort erbij, zegt hij, maar Van Oosterhout vindt het een van de zwaarste onderdelen van zijn werk. Liever is hij in het opleidingscentrum bij het ziekenhuis, het College of Medicine, waar hij les geeft aan toekomstige artsen en specialisten. Dat is, met het opzetten van een nationaal aidsbestrijdingsprogramma, de kerntaak van zijn werk.

Het opleiden van specialisten is nieuw in Malawi. Tot halverwege de jaren negentig kende het land alleen een opleiding voor basisarts. Wie zich wilde specialiseren, moest naar het buitenland. Tientallen Malawiaanse artsen vertrokken, vooral naar Engeland. En kwamen nooit meer terug. Naar schatting telt heel Malawi rond de 150 artsen. Het is daarmee het land met de minste artsen per hoofd van de bevolking in de wereld. Het ongeveer net zo grote Nederland heeft er meer dan 37.000. Daarom leidt het College of Medicine sinds enkele jaren zijn eigen specialisten op: chirurgen, internisten en gynaecologen. Dat gebeurt onder leiding van zes Nederlandse specialisten, betaald met Nederlands ontwikkelingsgeld. En Joep van Oosterhout is een van hen.  

Tirannieke partnerlanden
Welbeschouwd is de Nederlandse steun aan het Malawiaanse College of Medicine een overblijfsel uit de tijd van minister Jan Pronk. Een tijd waarin Nederland ruimhartig was met projectsteun, veel eigen experts uitzond en contacten onderhield met tientallen landen. Een praktijk waar minister Eveline Herfkens, die in 1998 aantrad, een streep door zette. Het aantal landen waarmee Nederland een ontwikkelingsrelatie onderhield slonk en de nadruk kwam te liggen op sectorsteun in plaats van projectsteun. Agnes van Ardenne zette in 2002 deze lijn voort. En het ziet er niet naar uit dat minister Koenders daar iets aan verandert.

Het is een klein wonder dat er nog altijd overheidsgeld naar de zes Nederlandse artsen in Malawi gaat. Malawi is, om te beginnen, geen partnerland. Omringd door Zambia, Tanzania en Mozambique, is het een witte vlek op de landkaart van Nederlandse steun aan Afrika. Waarom Malawi niet in de prijzen viel, is niet helemaal duidelijk. De kwaliteit van het bestuur en beleid in Malawi is zeker niet slechter dan dat in Mozambique en Zambia. En het is zeker vele malen beter dan tirannieke partnerlanden als Egypte, Ethiopië of Eritrea. Net op het moment dat Nederland de eerste landenlijst samenstelde, waren er echter politieke spanningen in Malawi. Daarna was het te laat en werd Malawi een 'exitland'. De financiering van artsen aan het College of Medicine had daarom al in 2005 moeten stoppen. Dankzij een intensieve lobby wisten de artsen de steun aan hun project met twee jaar te verlengen. 'Maar dat herhaal je niet nog een keer', zegt Van Oosterhout. 'Het signaal van de ambassade in Lusaka is nu heel duidelijk "nee".'

Officieel stopt de steun aan het College of Medicine omdat Malawi geen partnerland is. Dat bevestigt ook de ambassade in Lusaka. De artsen vermoeden echter dat er nog iets meespeelt: het feit dat het niet meer 'bon ton' is om dure, Nederlandse experts uit te zenden. 'Wij zijn dinosaurussen', zegt Van Oosterhout. 'Wat wij doen, is niet meer van deze tijd. Technische assistentie is taboe. Het is nu sectorbrede ondersteuning geworden. Daarbij worden vaak financiële experts ingezet, maar geen mensen meer zoals ik, die het vakwerk doen.' Voor technische assistentie, via losse projecten, in landen die niet op de lijst van partnerlanden staan, is inderdaad geen plaats meer, beaamt een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

De noodzaak van deze beleidsomslag wordt, bijna tien jaar nadat zij door Herfkens is ingezet, nauwelijks meer ter discussie gesteld. Het werken met een kleiner aantal landen moest de versnippering van hulpgeld tegengaan en de effectiviteit verhogen. Expertise en capaciteit moest niet uit het Westen, maar waar mogelijk uit de ontwikkelingslanden zélf komen. De overgang naar sectorsteun was, aldus Herfkens, ooit in Vice Versa, 'gebaseerd op bibliotheken vol dodelijke evaluaties van de traditionele projectbenadering'.  

Duur
In zijn werkkamer in het College of Medicine maakt Joep van Oosterhout zich zorgen. 'Natuurlijk, ik kan me er iets bij voorstellen. Uiteindelijk moeten we weg. Vanzelfsprekend moeten Malawiaanse artsen het overnemen. Maar daarvoor is het nu nog te vroeg.'

Van Oosterhout weet dat hij de schijn tegen heeft wanneer hij zelf moet oordelen over de beëindiging van de Nederlandse steun. Hij windt er geen doekjes om: hij is duur. Zijn basissalaris is vijf keer zo hoog als dat van een lokale arts. Daar komen vergoedingen bij voor de huur, de school van zijn kinderen en reizen naar Nederland. Ook veel lokale artsen krijgen salaristoelages uit donorprojecten, relativeert Van Oosterhout. En in hun vrije tijd werken zij vaak bij in privéklinieken. Hun werkelijke salaris is dus hoger. Maar, zo geeft hij toe: 'Het College of Medicine zou mij nooit kunnen betalen.' Bovendien heeft Van Oosterhout een persoonlijk belang om te blijven. Hij werkt aan een proefschrift over medische zorg aan patiënten met hiv/aids in Malawi. En, niet te vergeten: zijn hele gezin woont met veel plezier in Malawi.

Dat neemt niet weg dat zijn zorg over de toekomst van de specialistenopleiding oprecht is. En de inzet blijft bijzonder hoog: het opleiden van artsen in een land met enorme aantallen malaria-, tbc- en aidsdoden en het kleinste aantal artsen ter wereld. 'We zijn hard bezig om onze eigen vervangers op te leiden. Maar het is nu nog te vroeg. Ze zijn nét klaar met hun opleiding en hebben nauwelijks ervaring. Plots zou alle verantwoordelijkheid op de schouders van piepjonge, onervaren specialisten terechtkomen. De kans dat die het goed overnemen, is niet reëel. Wanneer wij allemaal vertrekken, gaat er bovendien een groot deel van het geheugen van de afdeling verloren. Ik werk hier nu zes jaar, een collega is er al acht jaar. De opleiding zal ernstig in kwaliteit afnemen.'

Dat is meer dan Van Oosterhouts persoonlijke mening. In 2005 werd de opzet van de specialistenopleiding uitgebreid geëvalueerd. Het rapport oordeelde ronduit positief en adviseerde om de opbouwfase, met steun van buitenlandse specialisten, tot 2011 te verlengen. Ook de ambassade in Lusaka laat formeel weten niet aan de zin van het project te twijfelen. 'Doodzonde dat de steun moet stoppen', oordeelt een ambassademedewerker. Maar het was dezelfde ambassade die zich bij de minister niet inspande voor verdere financiering voor de zes artsen, en daarmee de facto het doodvonnis velde.  

Somber
Formeel sneuvelde de steun aan het Nederlandse project door een veranderende koers uit Den Haag waar ooit veel voor te zeggen viel. De vraag wie er uiteindelijk beter van wordt, lijkt nog maar amper een rol te spelen. De koerswijziging is versteend in een onverbiddelijke ideologie. Nu het doek valt voor de Nederlandse artsen, komt de situatie van vijf jaar geleden weer in zicht. Wanneer het College of Medicine er niet in slaagt om de specialistenopleiding fatsoenlijk voort te zetten, zal Malawi haar artsen opnieuw naar het buitenland moeten sturen voor een opleiding. Vanwaar ze vervolgens niet meer zullen terugkeren.

'Het is een somber vooruitzicht', zegt Van Oosterhout. 'Het is een goed project, we hadden hier nog een tijdje door moeten kunnen gaan. Ik ben geen ontwikkelingsdeskundige, ik ben dokter. Maar ik zie niet in waarom Nederland een land als Malawi niet zou kunnen steunen. En ik begrijp niet waarom er geen budget kan zijn voor het werk dat wij doen. Ik weet dat dit het nieuwe beleid is, maar ik heb het gevoel dat het te ver is doorgeschoten.'

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons