Niet alleen inkomen moet hulp bepalen

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Begin april publiceerde de OESO nieuwe cijfers over de hulpinspanningen van de belangrijkste donorlanden. Van 2000 tot 2005 groeide de hulp jaarlijks vooral vanwege de kwijtschelding van schulden, maar sinds 2005 is de internationale hulp gedaald met meer dan 10 procent. Bedroeg de hulp in het topjaar 2005 nog 107,1 miljard dollar, in 2007 was deze gedaald naar 95,6 miljard dollar.

De terugval van de internationale hulp is een erg zorgelijke ontwikkeling. De meeste donorlanden zijn hun VN-afspraak uit de jaren zeventig over 0,7 procent van het bruto nationaal product voor ontwikkelingshulp eigenlijk nooit nagekomen. Er zijn slechts vijf landen, waaronder Nederland, die daar thans aan voldoen. Maar het is des te zorgelijker, omdat in 2005 tijdens de G8-top in Gleneagles en tijdens de VN-Millenniumtop afspraken werden gemaakt over een structurele groei van de hulp. Ook deze recente afspraken blijken nu te worden geschonden. Nederland zal de OESO-landen moeten blijven aanspreken op hun verplichtingen, temeer er voor ontwikkelingslanden zich vele nieuwe problemen aandienen, zoals de stijgende prijzen voor olie en voedsel, en de klimaatverandering. In vele landen zullen grote problemen ontstaan en de vraag naar noodhulp zal de komende decennia waarschijnlijk fors toenemen.

Gelet op de forse terugval van de internationale hulp en de genoemde nieuwe uitdagingen voor ontwikkelingslanden, is een roep om meer hulp en het aanspreken van de OESO-donoren om hun internationale verplichtingen na te komen niet genoeg. We moeten er echter wel voor blijven vechten, maar met alleen meer hulp zullen de Millenniumdoelen niet kunnen worden gerealiseerd.

Er zal een zwaarder accent moeten worden gelegd op coherentie van beleid. Daarbij zal vooral moeten worden gestreefd naar een eerlijk en rechtvaardig handels- en landbouwbeleid dat voldoende ruimte laat voor landen om zichzelf te kunnen ontwikkelen. Een vergaande liberalisering van de handel zonder rekening te houden met de historische achterstand van ontwikkelingslanden is onredelijk. Hetzelfde geldt voor concurrentieverstorende landbouwsubsidies in de westerse wereld. Deze subsidies drukken vele ontwikkelingslanden, die voor hun economische groei vooral afhankelijk zijn van de export van landbouwproducten, uit de wereldmarkt. Ook op hun binnenlandse markten worden zij ernstig bedreigd. Kortom, door een oneerlijk handelssysteem wordt hen ontwikkeling ontnomen en dat kan onmogelijk worden gecompenseerd met een paar miljard aan extra ontwikkelingshulp.

Naast een eerlijk handelsbeleid en meer hulp is een discussie over de besteding van de internationale hulp noodzakelijk. Net als minister Koenders ben ik van mening dat het debat over ontwikkelingshulp politieker zou moeten zijn. Ook bij hulp gaat het immers om het maken van politieke keuzes. Ik pleit ervoor om in de OESO en bij de Wereldbank in Washington een discussie te beginnen over de besteding van de internationale hulpgelden. Er zou niet alleen gekeken moeten worden naar het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking. Additionele criteria zouden moeten worden ontwikkeld om de schaarse hulpgelden beter te besteden. Rekening moet worden gehouden met de defensie-uitgaven en militaire export van de hulpontvangende landen. Landen die relatief hoge militaire uitgaven kennen en/of betrokken zijn bij wapenleveranties aan regimes die de mensenrechten structureel niet naleven, zouden niet meer in aanmerking moeten komen voor rechtstreekse begrotingssteun of het financieren van grote publieke projecten. Nederland zou ervoor moeten pleiten dat bilaterale en multilaterale hulp aan die landen wordt opgeschort of stopgezet. De schaarse hulpmiddelen kunnen beter worden besteed aan andere landen. Hulp aan landen met grote militaire uitgaven en/of een controversiële militaire export zou zich primair moeten richten op een versterking van het maatschappelijk middenveld en een verbetering van de mensenrechtensituatie.

Deze twee additionele criteria kunnen er tevens voor zorgen dat militaire uitgaven en controversiële wapenhandel wereldwijd zullen verminderen. En dat zal uiteindelijk weer bijdragen aan meer vrede en veiligheid.  

Paul Mudde, voorzitter van Partos, branchevereniging voor particuliere ontwikkelingsorganisaties. Dit stuk is geschreven op persoonlijke titel.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons