Hoe aluminiumproductie het Surinaamse milieu verpestte

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Suriname zit op dit moment in een financieel-economische crisis. Met een inflatie van ruim 60 procent en een daling van de nationale munt (SRD) ten opzichte van de Amerikaanse dollar met bijna 123 procent. De oorzaak: falend overheidsbeleid gecombineerd met sterk gedaalde wereldmarktprijzen voor Suriname's belangrijkste exportproducten goud en aardolie. Inmiddels is de hulp ingeroepen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en een aantal andere internationale financiële instellingen. Vanwege hun voorwaarde dat de overheid zoveel mogelijk subsidies moet afbouwen, zijn vooral de gestegen energietarieven een heet hangijzer voor de Surinaamse bevolking.

Bijna een derde van de benodigde energie wordt gekocht bij de Suralco, een dochteronderneming van de Amerikaanse aluminiumproducent Alcoa. De multinational is al sinds begin twintigste eeuw actief in Suriname. De operatie werd vanaf 1965 groots aangepakt met de ingebruikname van de aluminiumsmelterij en de waterkrachtcentrale in Afobakka. Voor dat laatste werd een gebied zo groot als de Nederlandse provincie Utrecht onder water gezet. Suralco was lange tijd de kurk waarop de Surinaamse economie dreef; op het hoogtepunt goed voor 75 procent van onze exportwaarde en meer dan 1200 arbeidsplekken.

Terwijl iedereen zich richt op het financiële aspect, is er nog een grotere uitdaging: herstel van het milieu

In 1999 werd de smelterij gesloten vanwege de hoge productiekosten en werd er alleen nog aluinaarde (grondstof aluminium) geëxporteerd. In de tussentijd nam goud de plek in van bauxiet als belangrijkste exportproduct. In 2015 besloot Alcoa de fabriek definitief te sluiten en te vertrekken. Maar het bedrijf wil de elektriciteitscentrale, die contractueel tot 2033 hun bezit is,  liever niet verkopen aan Suriname. Er wordt tenslotte veel geld verdiend, jaarlijks rond de 50 miljoen US dollar, met de verkoop van energie die wordt opgewekt uit Surinaamse hulpbronnen. 

Maar terwijl iedereen zich richt op het financiële aspect dat gepaard gaat met de verkoop van 'onze' energie aan de Staat Suriname, is er op de achtergrond een veel grotere uitdaging: eisen dat Alcoa bij haar vertrek uit Suriname het milieu herstelt. Het gebied dat onder water werd gezet bij de aanleg van het stuwmeer, moet definitief als verloren worden beschouwd. Evenals alle flora en fauna in de omgeving. Alle bomen die zijn gekapt in concessiegebieden, ook dat moeten we voor lief nemen. Suriname is relatief nog altijd het groenste land ter wereld. Dat is dan ook niet waar mijn grootste zorg naar uitgaat. De bomen kunnen weer geplant worden.

Het schijnt dat niemand praat over dat andere milieuprobleem. Bij de zoektocht naar bauxiet werden allerlei chemicaliën gebruikt. Schadelijk voor mens en milieu welteverstaan. Die giftige stoffen liggen nu op verschillende plekken ‘veilig’ opgeborgen. In de Surinaamse bodem. Of de Surinaamse overheid precies weet om welke hoeveelheden het gaat en waar ze precies liggen? Goede vraag. Maar gezien de werkwijze van multinationals in een land in ontwikkeling, vaak met gebrekkige milieuwetgeving, zal het me niet verbazen als het antwoord daarop ‘nee’ is. Alcoa zelf praat er ook nooit over. Niet handig natuurlijk als beursgenoteerde multinational.

Een schadevergoeding kan niet moeilijk zijn, ze hebben grof geld verdiend aan hun activiteiten

En de vernietiging van de Surinaamse natuur is niet alleen ‘ons’ probleem. De ontwikkelde wereld stimuleert landen die nog enigszins groen zijn, dat vooral zo te houden. Kleinschalige goudwinning bijvoorbeeld, die gepaard gaat met kwikgebruik, wordt op allerlei manieren ontmoedigd. Ambassades van die ‘rijke’ landen stoppen er zelfs geld in. ‘Wij’ zijn immers mede de longen van de wereld. Alleen vraag ik me af of de kwikvervuiling ook maar een beetje in verhouding staat tot de schade die multinationals aan het Surinaamse milieu aanrichten.

De overheid hier moet er allereerst op toezien dat bedrijven de schade die ze veroorzaken, zo goed als mogelijk herstellen. En anders een schadevergoeding betalen. Dat moet niet al te moeilijk zijn. Ze verdienen vaak grof geld in de ‘arme’ landen en als er niks meer te halen valt, vertrekken ze net zo snel als ze gekomen zijn. Aan de andere kant is er ook een taak voor de overheid van de thuislanden van de multinationals. Zoals de regering in Ottawa dat doet. Ze houdt Canadese bedrijven die actief zijn in andere landen aan uiterst strenge milieueisen die gelden in eigen land. Het is namelijk niet alleen in het belang van Suriname, of andere landen in ontwikkeling, dat het milieu geen onnodige schade wordt toegebracht. Het is een wereldbelang.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons