‘Ethisch’ imago goed voor Srilankaanse export

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Door zich te profileren als leverancier van "ethisch verantwoorde" lingerie of thee, slaagt Sri Lanka erin zich op de Europese en Amerikaanse markt te onderscheiden van de concurrentie uit China en India. Volgens Ashroff Omar van het Joint Apparel Association Forum (JAAF) zijn buitenlandse kopers altijd verrast door de hoge sociale standaarden wanneer ze een fabriek komen bezoeken. Achtenvijftig procent van de textielexport gaat naar de VS, 37 procent naar de EU.
 
Nog niet zo lang geleden waren sweatshops met stinkende toiletten de norm voor de textielarbeiders in Sri Lanka. Sommige textielateliers hebben tegenwoordig bankautomaten geïnstalleerd en regelen huisvesting voor hun werknemers.
 
De lingerieproducent MAS Holdings, die onder meer levert aan Victoria's Secret, Gap en Marks & Spencer, spendeert 3 tot 4 procent van zijn uitgaven aan filantropische programma's. Een daarvan is het project 'Women Go Beyond' dat zich richt op de vrouwen die 90 procent van het personeel uitmaken. Het regelt schooltransport, gratis maaltijden, medische verzorging en lokale bankdiensten in negen landen. De firma sponsort ook scholen, ziekenhuizen en studiebeurzen in de dorpen waar ze is gevestigd.
 
"We zijn ervan overtuigd dat mensen beter werken wanneer in hun basisbehoeften wordt voorzien. Ze kunnen zich dan optimaal concentreren op hun werk en het beste van zichzelf geven", zegt Mahesh Amalean, de baas van Mass Holdings, in een persbericht.
Ook in de theesector zijn de arbeidswaarden er met sprongen op vooruit gegaan. De plantagearbeiders die tot voor kort woonden in 'line rooms', een soort sloppenwijk, hebben nu hun eigen appartement met een eigen huisnummer. Voor het eerst in bijna twee eeuwen krijgen ze hun post nu afgeleverd aan hun eigen voordeur.
 
Ook de vakbonden moeten toegeven dat de situatie erop is verbeterd, zij het met enige tegenzin. "Er zijn zeker verbeteringen geweest, maar in sommige bedrijven blijft het een probleem om vakbonden op te richten", zegt vakbondsman Anton Marcus.
Ook P. Muthulingam, voorzitter van het Institute of Social Development, een organisatie die opkomt voor de rechten van de plantagearbeiders, ziet vooruitgang. Maar niet voor iedereen, voegt hij eraan toe. Ongeveer 30 procent van het half miljoen plantagearbeiders woont nog altijd in erbarmelijke omstandigheden.
 
De firma Kelani Valley Plantations Ltd (KVPL) kreeg onlangs een uitnodiging van de Verenigde Naties om zijn aanpak te komen presenteren op het hoofdkwartier in New York. KVPL is lid van het Global Compact, een initiatief van voormalig VN-secretaris Kofi Annan voor duurzaam ondernemen. De firma houdt zich aan regels inzake mensenrechten, sociale rechten, natuurbescherming en corruptiebestrijding en brengt daarover elk jaar verslag uit bij het Global Compact.
 
De firma gaat er prat op dat ze "de puurste thee ter wereld" produceert. Achter de verbetering van de sociale voorwaarden schuilen echter niet alleen filantropische motieven. Heel wat jongeren verlaten de plantages op zoek naar een beter bestaan in de stad. De theeproducenten hebben de grootste moeite om genoeg werkkrachten te vinden.
 
De ethische imagocampagne levert Sri Lanka een "onzichtbaar voordeel" op , zegt Kumar Mirchandani van JAAF. "We kunnen de kopers niet gewoon zeggen: betaal meer voor onze producten omdat die ethisch zijn en we geen kinderarbeid gebruiken. Maar we kunnen ze bij hun aankoop wel een gerust geweten bezorgen."

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons