Uit het driejaarlijkse onderzoek, dat Agriterra sinds 2001 laat uitvoeren, bleek dat niet alleen georganiseerde boeren en plattelandsvrouwen het werk van Agriterra erg goed vinden, ook onder de overige ondervraagde Nederlanders is het draagvlak voor organisaties als Agriterra groot.
Agriterra is van mening dat om de honger in de wereld op te lossen, je moet beginnen bij de boeren. Zij zorgen immers voor voedsel. De georganiseerde agrariërs ondersteunen dit standpunt: 43% van deze groep vindt dat ontwikkelingssamenwerking in eerste instantie gericht moet zijn op de boerenbevolking. Hoewel ruim de helft (54%) van de overige Nederlanders vindt dat ontwikkelingshulp gericht moet zijn op de allerarmsten, zien ook zij in de boerenbevolking een belangrijke motor voor ontwikkeling (23%).
Ruim 60% van georganiseerde boeren wil een deel van hun gezinsinkomen afstaan om zo een einde te maken aan de honger in de wereld. Onder de rest van Nederland zijn hiertoe zelfs nog meer mensen bereid (70%). Ruim de helft van alle ondervraagden vindt het huidige budget voor ontwikkelingssamenwerking goed. Dit betekent een lichte stijging ten opzichte van eerdere onderzoeken.
Vanaf 2001 is de bekendheid van Agriterra onder georganiseerde agrariërs flink gegroeid van 6% naar 47%. Bij deze toename moet ook een kanttekening worden geplaatst. Zo zijn er onder de boerenbevolking veel mensen die Agriterra weliswaar kennen van naam, maar niet precies weten wat Agriterra doet. Agriterra zal hier de komende tijd meer op in gaan zetten, want uit het onderzoek blijkt dat mensen die weten waar Agriterra voor staat eerder bereid zijn zich in te zetten voor de organisatie. Deze inzet is essentieel binnen de Agriterra-werkwijze: directe kennisuitwisseling van boer(in) tot boer(in). Agriterra heeft de waardevolle kennis en ervaring van Nederlandse boeren en tuinders nodig om deze benadering een succes te laten blijven en zo de honger en armoede wereldwijd te bestrijden. Want een betere wereld begint bij de boer.
