Beroepsonderwijs loont

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Ons kabinet wil dolgraag de uitval in het beroepsonderwijs terugdringen. Een studie van het Sociaal Cultureel Planbureau wees onlangs uit dat er in 2006-2007 in Nederland nog altijd 53.000 drop-outs waren. Ook in ontwikkelingslanden is schooluitval een probleem, en de gevolgen zijn minstens zo groot. Jongeren kiezen eerder voor een kantoorbaan, waarvoor vaak een hogere opleiding vereist is, dan een vak waarvoor ‘alleen’ technische vaardigheden nodig zijn.

Jarenlang is beroepsonderwijs een ondergeschoven kind geweest, ook bij ontwikkelingsorganisaties. Er ligt een te grote nadruk op het ‘universitaire’ curriculum. Tussen de grote groep laagopgeleide schoolverlaters en de kleine elite groep van hooggeschoolden gaapt een groot gat. De gebrekkige aandacht voor beroepsonderwijs heeft de voorzieningen, zoals werkplaatsen met machines en goed opgeleide leraren, geen goed gedaan en de aansluiting van scholen op de arbeidsmarkt verslechterd. Hierdoor draagt het beroepsonderwijs veel minder bij aan economische ontwikkeling en lokale armoedebestrijding dan het zou kunnen.  

Stage
Gelukkig keert het tij. In het in juni 2007 door minister Koenders ondertekende Akkoord van Schokland spraken uiteenlopende organisaties af gezamenlijk projecten voor beroepsonderwijs te ondersteunen in Zambia, Ethiopië, Kenia en Ghana. Dit tekent de toegenomen aandacht voor beroepsonderwijs. En die belangstelling is hoogst noodzakelijk, want investeren in beroepsonderwijs loont.

Dat blijkt ook uit een evaluatie van projecten van Edukans, Woord en Daad en ICCO, waarvoor zestien projecten in Kenia, Albanië, India en Ethiopië werden onderzocht. Van studenten die deelnamen aan cursussen en naschoolse opleidingen vond 70 tot 90 procent een baan. Met name het lopen van een stage die direct aansluit op de beroepspraktijk, geeft de leerlingen een veel grotere kans op een baan. Dit type onderwijs wordt vooralsnog beperkt gefinancierd, en daar ligt zowel voor ontwikkelingsorganisaties als voor de minister een kans.  

Mentor
Om toegang tot kwalitatief goede beroepsopleidingen te verbeteren zijn investeringen nodig in onderwijzers, onderwijsorganisaties en hun institutionele ontwikkeling. Maar wil Koenders het beroepsonderwijs werkelijk krachtig maken en de meest marginale groepen bereiken, dan zijn in de gemeenschap gewortelde onderwijsprogramma’s het meest profijtelijk. Lokale organisaties vinden goede aansluiting bij landelijke onderwijshervormingen en kunnen lobbyen voor vernieuwende, niet-traditionele onderwijsideeën en nieuwe beroepen, zoals in de ICT of mobiele telefonie. Een goede samenwerking tussen de onderwijssector en de economische sector is daarbij ook van belang. Bijvoorbeeld voor de beschikbaarheid van microkredieten, startkapitaal om een eigen business te kunnen opstarten, een gunstige belastingregelgeving, advies over marketing en productontwikkeling, enzovoorts.

Een goed voorbeeld van een in de gemeenschap geworteld programma vinden we bij de Undugu Society of Kenya, een lokale ontwikkelingsorganisatie. In de sloppenwijken van drie Keniaanse steden leren jongeren van 15 tot 20 jaar in korte tijd een vak. Undugu en haar partners bieden deze jongeren, vaak straatkinderen die onder de armoedegrens leven, de keuze uit meer dan dertig cursussen. Zij krijgen een ondernemer/vakman als mentor toegewezen, die hen vijf dagen per week in de praktijk het vak leert. Deze ondernemers krijgen zelf ook nog training in productietechnieken en het begeleiden van jongeren met een moeilijke achtergrond. Op zaterdag geven gekwalificeerde docenten theorielessen en voorlichting over zaken als hiv/aids en alcohol- en drugsmisbruik. In de werkplaats van hun mentor leren de jongeren het vak en verdienen ze een klein inkomen. De kosten zijn laag doordat de vaklui hun werkplaats ter beschikking stellen. Na een geslaagd examen ontvangen de cursisten een landelijk erkend diploma. Leren en geld verdienen is voor deze kwetsbare groep jongeren, die voor het formele onderwijs niet in aanmerking komen, een ideale combinatie. Ruim 90 procent vindt een baan, in loondienst bij de voormalige mentor of als kleine zelfstandige in de informele sector. Zo verbetert Undugu direct de economische situatie van de jongeren.  

Perspectief
De kunst is nu nieuwe markten te creëren, met name ook voor meisjes en jonge vrouwen en voor beroepen in sectoren waar voldoende vraag is – want de markt voor veelgetrainde vaardigheden, zoals naaister of timmerman, raakt een keer verzadigd. Ook het bedrijfsleven is onmisbaar. Structurele samenwerking met bedrijven verhoogt de kans op goede stages en verbetert de toegang tot de arbeidsmarkt. Het aantal ‘drop-outs’ neemt af en daarmee de criminaliteit, en de kans op eigen ondernemerschap wordt vergroot. De hoogste tijd dus voor aandacht en waardering van het beroepsonderwijs, niet alleen in Nederland. Want investeren in jongeren vergroot hun economisch perspectief.  

Jack van Ham, algemeen directeur ICCO; Kees de Jong, directeur Edukans; Jan Lock, directeur Woord en Daad  

Klik hier voor het volledige evaluatierapport van Edukans, Woord en Daad en ICCO.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons