Wie krijgt de pot?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Het bedrijfsleven moet meehelpen om de armoede in ontwikkelingslanden te bestrijden. Vanaf 1 januari kunnen MKB’ers in Nederland en ontwikkelingslanden daarvoor geld lenen bij het Dutch Good Growth Fund. MyWorld peilt de vooruitzichten. Door Liedewij Loorbach  Drie jonge Brabanders werken aan licht voor de armste Indiërs. Hun bedrijf Rural Spark laat een ondernemer in een…

Rural-SparkHet bedrijfsleven moet meehelpen om de armoede in ontwikkelingslanden te bestrijden. Vanaf 1 januari kunnen MKB’ers in Nederland en ontwikkelingslanden daarvoor geld lenen bij het Dutch Good Growth Fund. MyWorld peilt de vooruitzichten.

Door Liedewij Loorbach 

Drie jonge Brabanders werken aan licht voor de armste Indiërs. Hun bedrijf Rural Spark laat een ondernemer in een dorp energie van een zonnepaneel doorverkopen aan buren. Die kunnen dan tegen betaling hun mobieltje of lamp bij het paneel opladen. Rural Spark heeft nu dertig abonnees, zoals ze de ondernemers noemen. Dat moeten er snel honderd worden. En over zes jaar moeten dat er maar liefst 10.000 zijn. “Alleen dan kunnen we winst gaan maken”, zegt initiatiefnemer Marcel van Heist. Maar om die slag te slaan, is wel een flinke investering nodig.

DUTCH GOOD GROWTH FUND

Het Dutch Good Growth Fund is een financieringsfonds voor ondernemers in Nederland en ontwikkelingslanden. Tot 2017 wordt er 700 miljoen euro in gestopt. Ongeveer tweederde van dat bedrag wordt verdeeld over drie ‘sporen’. Het eerste spoor is bedoeld voor financiering van Nederlandse MKB dat wil investeren in lage- en middeninkomenslanden. In het tweede spoor is geld beschikbaar voor het MKB in lage- en middeninkomenslanden. Geld in het derde spoor kan worden aangevraagd door Nederlands MKB dat wil exporteren naar de doelgroeplanden. Ongeveer een derde van het fonds is flexibel inzetbaar over de drie sporen.

Vanaf volgend jaar kan Rural Spark wellicht bij het Dutch Good Growth Fund terecht. Dit ‘groeifonds’ is het politieke compromis tussen de spagaat van de allerarmsten willen helpen, en het Nederlandse MKB laten verdienen aan ontwikkelingslanden. Het fonds start volgend jaar, en er komt jaarlijks meer geld bij in de pot, tot 700 miljoen euro in 2017.

Dat is goed nieuws voor ondernemende Nederlanders in ontwikkelingslanden. Steeds vaker verruilen zij het opzetten van kleinschalige projecten voor het investeren in een social business of een lokale onderneming. De potentiële bijdrage aan armoedebestrijding is groot: mensen met lage inkomens hebben behoefte aan zaken als betaalbaar water, zuinige kooktoestellen en licht. Bedrijven kunnen dit veelal duurzamer leveren dan hulpprojecten. Maar de komst van het groeifonds roept veel discussie op. Moet je het bedrijfsleven wel financieren? En gaat het geld ook bij de allerarmsten terecht komen?

Chocolatemakers: Lenen is voor gevorderden
ChocolatemakersRodney Nikkels en Enver Loke van het bedrijfje Chocolatemakers maken biologische chocoladerepen in een fabriekje in Amsterdam. Een deel van de cacaobonen komt uit het noorden van Peru, waar Chocolatemakers samenwerkt met een boerencoöperatie. De droom van de boeren én de chocolademakers is het bouwen van een eigen chocoladefabriek, waar ze een halffabrikaat van de bonen kunnen maken. Doel: meer waarde creëren en op termijn chocola produceren voor de lokale markt. “Wij zorgen voor de know-how, de machines en een deel van de financiering”, zegt Rodney Nikkels.De nieuwe fabriek gaat veel geld kosten. Maar een lening aanvragen bij het Dutch Good Growth Fund, dat zien de Chocolatemakers niet zitten. “Zover zijn we nog niet”, zegt Nikkels. “Het is toch wel een grote verplichting die je aangaat om een dergelijke lening af te lossen. Je hebt nu eenmaal niet alles in de hand als je vooral vanuit Nederland werkt. Je kunt niet alles overzien van wat de partij daar ter plekke doet.” Nikkels en Loke hopen daarom op subsidie. Eerder dit jaar deed het bedrijf een aanvraag van 450.000 euro bij het Private Sector Financieringsprogramma (PSI). Dit programma verdwijnt echter met de komst van het Dutch Good Growth Fund. De chocolademakers wachten nog op een gunstige uitslag. http://chocolatemakers.nl/

Nieuwe banen
Investeren in het bedrijfsleven kan veel banen creëren. Dat zegt oprichter en directeur Thierry Sanders van BID Network, een organisatie die ondernemers in ontwikkelingslanden coacht in de zoektocht naar investeerders. “Van alle nieuwe banen in ontwikkelingslanden wordt 80 procent gecreëerd door maar 5 procent van de bedrijven. Dat zijn MKB-bedrijven die meer dan 20 procent per jaar groeien.” Volgens Sanders ontstaan met elke 100.000 dollar die worden geïnvesteerd acht banen in ontwikkelingslanden. Elke baan houdt vervolgens zo’n vier tot vijf anderen, meestal familie, in leven. Hoe armer een land, hoe groter de impact van een baan.

Bijdragen aan banengroei in ontwikkelingslanden is dan ook een belangrijk doel van het groeifonds: een ondernemer kan alleen geld lenen als hij werkgelegenheid creëert, productiekracht van het lokale bedrijfsleven vergroot, of werkt aan duurzame overdracht van kennis, vaardigheden en technieken.

Maar banen scheppen is zo gemakkelijk nog niet, zegt Mark Joenje. Hij is directeur van ICCO Investments, dat ondernemingen in ontwikkelingslanden financiert die een positieve impact hebben. Joenje mocht in de ontwerpfase zijn visie geven op het Dutch Good Growth Fund, en hij hoopt dat ICCO Investments een flink aantal miljoenen van fonds mag gaan wegzetten. “Je kunt met hulp van Westers geld een zakjesfabriek neerzetten en daarmee veel banen creëren”, zegt Joenje. “Maar als in dezelfde straat al een lokaal bedrijfje zakjes produceert, dan concurreer je ook een lokale ondernemer weg die bovendien zijn mensen moet ontslaan. Ik heb liever vijftig structurele banen, dan 150 banen die zo vervlogen zijn.”

Fragiele staten
Duurzaam banen creëren in ontwikkelingslanden is al moeilijk genoeg. Maar het groeifonds doet daar nog een schepje bovenop: volgens minister Ploumen zal het fonds extra aandacht hebben voor ondernemers in fragiele staten, jonge ondernemers en vrouwelijke ondernemers. En daar zit volgens de kenners ook het probleem.

“Als je dit fonds vooral in wil zetten voor de armste landen, zoals Malawi of Sierra Leone, dan krijg je het geld nooit op,” zegt Sanders. Het groeifonds is namelijk revolverend: al het geld moet terugkomen. De kans dat bedrijven in fragiele staten het niet redden, is flink groter dan in stabielere landen. Dat financiële verlies moet gecompenseerd worden door de bedrijven die het wel redden, via de rente die zij over de lening betalen. Investeren kan dus alleen in bedrijven met een degelijke business case – en dat zijn in de regel geen starters in fragiele staten.

Laki Laki: veel geld via crowdfunding

LakiLaki0Fondsen zijn niet de enige optie voor Nederlandse bedrijven om geld te lenen. Via het crowdfundingsplatform Wekomenerwel.nl haalde het bedrijf Laki Laki vorig jaar maar liefst 50.000 euro op, met hulp van het BID Network. Laki Laki produceert en verkoopt drinkyoghurt in Kenia. Joost Timpers, eigenaar van Laki Laki: “Dat geld ophalen ging helemaal niet moeilijk. Tweederde van de financiering kwam van vrienden en familie, een derde kwam via via. We betalen het binnen zes jaar terug met 4 procent rente.”

Op dit moment produceert Laki Laki zo’n vijfhonderd liter per week. Als het aan Timpers ligt, is dat over drie jaar vijfhonderd liter per dag. Dan zouden er zo’n vijftien mensen in Kenia in dienst zijn. Nu zijn dat er zes.

Of Laki Laki in de toekomst zal aankloppen bij het Dutch Good Growth Fund? “Ik denk niet dat dat nodig is. Deze week belde een investeerder met de vraag of ze ook 50.000 dollar konden investeren. Ik heb gezegd dat ik erover na zal denken. Het is nu te vroeg. Ik ga de groeiplannen goed uitwerken, en dan kom ik bij ze terug.” www.lakilaki.nl

Joenje heeft het wel eens zien misgaan door instabiele situaties: “In Mali zijn we betrokken bij een bedrijf dat oliehoudende zaden van vijfduizend boeren zou gaan verwerken. De boeren produceren dat als bijgewas, in de greppels en rafelranden van hun grond.” Ze zouden daar drie euro per dag mee bij kunnen verdienen, een flink bedrag. Maar toen kwam de oorlog in Mali en trokken investeerders zich terug. “Nu is het weer iets stabieler, en zijn we aan het kijken of we er toch meer geld instoppen. Maar ja, natuurlijk kijken we naar de politieke situatie om te beslissen of we investeren of niet. Wij zijn geen commerciële instelling, maar ook geen charity.

Risicovol
Het voorbeeld uit Mali laat precies zien waar een van de spanningsvelden voor het groeifonds zit: moet het vooral zeker zijn dat het geld terugkomt? Of moet het vooral een kans bieden aan relatief risicovolle initiatieven? In de praktijk zijn dat niet alleen bedrijven in fragiele landen, maar ‘doorstartende’ middelgrote bedrijven in alle ontwikkelingslanden. Zoals Rural Spark in India, dat na een succesvolle testfase de zaken groots wil gaan aanpakken.

Joenje hoopt dat het groeifonds zich zal richten op deze middengroep van ondernemers die nu moeilijk financiering rond krijgt. “Eenpitters kunnen terecht bij microfinanciers, daar zijn al aardig wat mogelijkheden voor. En grotere bedrijven die zich al bewezen hebben, kunnen terecht bij banken. Maar de middengroep, die heeft het moeilijk. Als die al geld loskrijgt van financiers is het tegen zulke hoge rentes dat het bedrijf eigenlijk al niet meer succesvol kan zijn.”

Als het groeifonds die juiste middelgrote bedrijven weet te vinden, dan komt die pot wel op, denken zowel Joenje als Sanders. Maar of het Nederlandse MKB, waar ook 250 miljoen voor beschikbaar is, wel genoeg goede plannen heeft in ontwikkelingslanden, dat vragen ze zich af. Bovendien hebben Nederlandse bedrijven ook al andere manieren om geld te lenen. Zo haalde Laki Laki, een startend Nederlands drinkyoghurtbedrijf in Kenia (zie kader), 50.000 euro op bij familie, kennissen en buitenstaanders. “De pot die ontwikkelingsbank FMO voor Nederlandse ondernemers had, is ook nooit opgeraakt”, zegt Sanders. “Waarom, dat weten we helaas niet.”

De ondernemers van Rural Spark zien wel kansen in het groeifonds. “Wij geloven er honderd procent in dat grote dingen gaan ontstaan op de energiemarkt in India”, zegt Van Heist. De ondernemers zijn druk in de weer met investeerders en fondsen, maar de uitkomst ervan is nog onzeker. “Het Dutch Good Growth Fund klinkt heel interessant. Een lening aangaan is voor ons geen probleem. Als we inderdaad aan de voorwaarden voldoen, dan gaan we waarschijnlijk een aanvraag indienen.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons