Weeshuis raakt uit de mode

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Met de beste bedoelingen beginnen mensen een tehuis voor wezen of straatkinderen. Maar opgroeien in een weeshuis is niet goed voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Er zijn betere alternatieven. door Rinske Bijl Wat doe je als je geconfronteerd wordt met kinderen die geen thuis hebben? Basil en Monica Woodhouse uit KwaZulu-Natal, Zuid-Afrika hoefden niet…

[[{“type”:”media”,”view_mode”:”media_large”,”fid”:”43575″,”attributes”:{“style”:”width: 683px; height: 1024px;”,”class”:”file-media-large media-element media-image myworld-source-image”}}]]Met de beste bedoelingen beginnen mensen een tehuis voor wezen of straatkinderen. Maar opgroeien in een weeshuis is niet goed voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Er zijn betere alternatieven.

door Rinske Bijl

Wat doe je als je geconfronteerd wordt met kinderen die geen thuis hebben? Basil en Monica Woodhouse uit KwaZulu-Natal, Zuid-Afrika hoefden niet lang na te denken, toen ze in de krant lazen over twee weeskinderen die in een politiecel werden opgevangen. Ze namen ze in huis. Een half jaar later hadden ze 27 weeskinderen over de vloer. “Toen hebben ze maar een stuk grond gekocht en zijn ze een opvanghuis gaan bouwen”, vertelt Gert Zandbergen, bestuurslid van de stichting Vrienden van Give a Child a Family, die de Zuid-Afrikaanse organisatie vanuit Nederland ondersteunt. Monica en Basil Woodhouse deden wat veel Nederlanders op bezoek in ontwikkelingslanden ook doen. Ze ontmoeten er kwetsbare kinderen in moeilijke situaties en raken gevoelig voor hun noden. Een plan voor een weeshuis is dan snel geboren. Toch realiseren steeds meer overheden en ontwikkelingsorganisaties zich dat er grote nadelen kleven aan het opvangen van kinderen in tehuizen. Kinderen kunnen geïsoleerd raken van hun dorp of wijk, ze krijgen weinig persoonlijke aandacht en leren niet op eigen benen te staan. De negatieve invloed van opgroeien in weeshuizen is groot. Bovendien is een groot deel van de kinderen in zulke tehuizen helemaal geen wees. Volgens de internationale kinderrechtenorganisatie Save the Children heeft zo´n 80 procent van de ‘weeskinderen’ nog een of beide ouders. Maar omdat die vaders en moeders door armoede of ziekte niet voor hun kinderen kunnen zorgen, brengen ze hen naar een weeshuis. [[{“type”:”media”,”view_mode”:”media_large”,”fid”:”43577″,”attributes”:{“style”:”width: 320px; height: 240px;”,”class”:”file-media-large media-element media-image myworld-source-image”}}]][[{“type”:”media”,”view_mode”:”media_large”,”fid”:”43578″,”attributes”:{“title”:”Hemanth KUmar Jampani with Father Siva Naga Muneswara Rao (Hand over) (2)”,”style”:”width: 300px; height: 225px;”,”class”:”alignleft file-media-large media-element media-image size-medium wp-image-5716″}}]]

Weglopers
Ook komt het voor dat kinderen zelf van huis zijn weggelopen. In India vangt bijvoorbeeld de organisatie Navajeevan deze kinderen op. “Ze hebben uiteenlopende redenen om weg te gaan”, vertelt Ilona Seure, voorzitter van de Nederlandse stichting Vrienden van Navajeevan, die het Indiase project ondersteunt. “Soms zijn die redenen zwaarwegend, zoals huiselijk geweld, maar soms vertrekken kinderen alleen omdat ze bang zijn om thuis hun slechte rapport te laten zien. Deze kinderen hebben vaak al snel spijt, maar durven dan niet meer terug of weten de weg naar huis niet meer.” Om deze weggelopen kinderen zo snel mogelijk op te vangen, zijn medewerkers van Navajeevan 24 uur per dag aanwezig op het station van de stad Vijayawada in de deelstaat Andhra Pradesh. Dat station is zo groot als Utrecht Centraal. Als een kind terug wil, zoekt Navajeevan naar de ouders met behulp van een registratiesysteem en advertenties in kranten. Als dat lukt, brengen medewerkers het kind naar huis. Ilona Seure ging een keer mee op zo’n reis. Een aangrijpende ervaring, vertelt ze: “We konden onze komst niet aankondigen, dus toen de moeder haar kind plotseling weer terugzag, viel ze bijna flauw.” Sinds de oprichting van de organisatie in 1989 hebben de mannen en vrouwen van Navajeevan op deze manier 30 duizend kinderen met hun ouders of familie kunnen verenigen.

Thuisloze kinderen
Niet alle kinderen kunnen of willen terug naar hun ouders. Sommige jongens en meisjes hebben echt geen ouders of familie meer, of ze worden door hen mishandeld of seksueel misbruikt. Goede opvang voor deze ‘thuisloze’ kinderen is essentieel. En dat betekent opvang in een gezin, niet in een tehuis. Een alternatief voor een tehuis is opvang bij familieleden of andere mensen uit hun eigen omgeving.

WEES- EN STRAATKINDEREN STEUNEN Het Better Care Network is een internationaal netwerk van organisaties die zich bezig houden met de opvang van (wees)kinderen. Vier tips van coördinator Bep van Sloten:

  1. Ga er niet vanuit dat er ter plekke niets voor wees- en straatkinderen is geregeld. Vaak zijn er andere organisaties actief en soms biedt de overheid voorzieningen. Kijk eerst naar wat er al is.
  2. Verdiep je in de nationale wet- en regelgeving. Het bouwen van weeshuizen druist in veel gevallen tegen het nationale beleid in. Dat lokale overheden soms toch enthousiast zijn, komt alleen vanwege het geld dat je meebrengt.
  3. Werk samen met lokale medewerkers als je veranderingen wilt realiseren, zoals de overgang van opvang in een tehuis naar opvang in pleeggezinnen.
  4. Neem contact op met het Better Care Network. Het netwerk heeft veel kennis en expertise, en men denkt graag met je mee over je beoogde project.

Bij Give a Child a Family hebben Basil en Monica Woodhouse in de afgelopen twintig jaar dan ook de omslag gemaakt van het onderbrengen van kinderen in een weeshuis naar de opvang in pleeggezinnen. Dat is een geleidelijk proces geweest, weet Gert Zandbergen: “Het deed de Woodhouses pijn om kinderen op hun achttiende op straat te moeten zetten en te zien dat alle kennis en liefde die ze hen hadden gegeven daarmee verdween. Langzamerhand groeide bij hen het besef dat je kinderen ook moet leren om voor zichzelf te zorgen.” In het weeshuis was echter onvoldoende mogelijkheid om kinderen daarvoor genoeg individuele aandacht te geven. Het echtpaar en hun medewerkers bedachten daarom een nieuwe manier om wezen en straatkinderen op te vangen. Vandaag biedt het opvanghuis in Margate, waarmee Give a Child a Family ooit begon, alleen nog tijdelijk onderdak aan thuisloze kinderen. Vervolgens gaan medewerkers op zoek naar een geschikt pleeggezin. Daarbij gaat de organisatie niet over één nacht ijs. Gert Zandbergen: “Give a Child a Family vraagt mensen uit de regio of zij een of meer kinderen willen opvangen. Als mensen geïnteresseerd zijn, doen medewerkers eerst uitgebreid onderzoek naar de beweegredenen van deze kandidaten, om te voorkomen dat mensen het alleen voor het geld doen. Als er eenmaal een match is gevonden, krijgen het kind en de pleegouders minimaal een jaar de tijd om aan elkaar te wennen.”Ook na de plaatsing van een kind blijft Give a Child a Family het pleeggezin begeleiden. Zandbergen: “De ouders krijgen trainingen, bijvoorbeeld over hoe je omgaat met getraumatiseerde kinderen, maar ook over het verbouwen van groenten om in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Er worden groepsbijeenkomsten voor de ouders gehouden, en ze krijgen maandelijks bezoek van een medewerker om te kijken hoe het gaat.” Stichting Vrienden van Give a Child a Family staat voor honderd procent achter de omslag die de Zuid-Afrikaanse organisatie heeft gemaakt: “Ik ben mee geweest op huisbezoeken aan pleeggezinnen”, vertelt Zandbergen. “Ik zag dat kinderen bang waren dat ze weer terug naar het weeshuis moesten, toen ze onze medewerkers zagen.” [[{“type”:”media”,”view_mode”:”media_large”,”fid”:”43579″,”attributes”:{“style”:”width: 375px; height: 500px;”,”class”:”file-media-large media-element media-image myworld-source-image”}}]][[{“type”:”media”,”view_mode”:”media_large”,”fid”:”43580″,”attributes”:{“title”:”Rhotia valley”,”style”:”width: 225px; height: 300px;”,”class”:”alignleft file-media-large media-element media-image size-medium wp-image-5721″}}]]

Gezinshuizen
De overgang van zorg in tehuizen naar opvang in gezinnen kost tijd en geld, en vergt veel begeleiding. In Noord-Tanzania kiest de organisatie Rhotia Valley voor een tussenvorm: kleinschalige gezinshuizen, waar een gezinssituatie wordt nagebootst. Het selecteren van de kinderen gebeurt er in nauwe samenwerking met de burgemeester, de dominee en de ouderraad van de school. “Zij bepalen welke kinderen echt nergens anders terecht kunnen”, vertelt Ineke de Geer, secretaris van de Nederlandse tak van de stichting. In ieder huis wonen twaalf kinderen en twee vaste opvangmoeders. De groepen functioneren als gezinnen waarbinnen de kinderen opgroeien als broers en zussen. De Geer: “Er ontstaat een band die sterker is dan met eventuele familieleden die nog in de buurt wonen.” Ook aan een vaderfiguur is gedacht: er zijn twee mannen in dienst als conciërge, die ook de rol van vader voor de kinderen vervullen. En de zorg voor de kinderen houdt niet op als ze achttien jaar worden en het huis uitgaan. Oudere kinderen houden nog een tijdlang hun eigen kamer, zodat ze altijd langs kunnen komen. Net als bij een echt gezin. “Het is niet genoeg om kinderen alleen te eten te geven”, zegt Ineke de Geer. “Kinderen hebben ook liefde en aandacht nodig. Alleen binnen een kleinschalige opvang kun je ze  leren hoe ze later voor zichzelf kunnen zorgen.”

VERDER LEZEN

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons