Wat de wereld volgens minister Ploumen verdient

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
De beleidsnota ‘Wat de wereld verdient’ van minister Ploumen maakt keuzes waar niet iedereen blij mee is.

Door Michel Knapen

‘Extreme armoede bestrijden we uit solidariteit met mensen. Handel en investeringen stimuleren we vooral uit eigenbelang.’ Die twee zinnen uit minister Ploumens beleidsnota Wat de wereld verdient vormen de kern van haar visie op ontwikkelingssamenwerking.

Trends en analyses. Ontwikkelingen en cijfers. Afwegingen en keuzes. Dat alles biedt de 49-pagina’s tellende beleidsnota Wat de wereld verdient. Een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen van minister Lilianne Ploumen (links op de foto), waarmee ze de inzet schetst voor de komende kabinetsperiode op de terreinen handel en investeringen, armoedebestrijding ‘en de toenemende raakvlakken daartussen’. De uitvoering van deze agenda is gebaseerd op drie ambities: uitbannen van extreme armoede in één generatie, duurzame en inclusieve groei overal ter wereld en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland.’

‘Goed nieuws’

Voor de ontwikkelingssector is het goede nieuws dat de minister bijna alles belangrijk vindt. Dat zijn de vier speerpunten van het Nederlands beleid: vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), water, voedselzekerheid, en veiligheid en rechtsorde. ‘Onmisbaar’ zijn maatschappelijke organisaties in lage- en middeninkomenslanden, die onze steun verdien – evenals het Nederlandse bedrijfsleven. Ook goed nieuws is dat het nieuw op te richten Dutch Good Growth Fund vanaf 2014 drie jaar lang wordt gevuld met 250 miljoen euro.

Mondiale machtsverhoudingen veranderen

Dat ‘goede nieuws’ wordt expliciet in de nota beschreven. Waar wordt gesneden, gehakt en bezuinigd, dat wordt pas ontdekt als tussen de regels door wordt gelezen. En er wórdt gesneden en gehakt. Maar dat moet, vindt Ploumen, omdat machtsverhoudingen in de wereld veranderen, evenals armoedepatronen. Omdat ook de mondiale verwevenheid en afhankelijkheid toenemen, wil de minister komen tot nieuwe financierings- en samenwerkingsvormen – en tot bezuinigingen. Zij definieert hulprelaties, overgangsrelaties en handelsrelaties.

Hulprelaties, overgangsrelaties en handelsrelaties

Hulprelaties zullen worden onderhouden met (post-)conflictlanden en fragiele staten en landen die zelf niet effectief aan armoedebestrijding kunnen doen: Afghanistan, Burundi, Mali, Jemen, Rwanda, Zuid-Sudan en de Palestijnse Gebieden. Overgangsrelaties worden onderhouden met landen waarmee Nederland zowel hulp- als handelsbetrekkingen heeft: Bangladesh, Benin, Ethiopië, Ghana, Indonesië, Kenia, Mozambique en Uganda. Tot slot zijn er de handelsrelaties met landen waarmee Nederland in de eerste plaats een handels- en investeringsrelatie heeft: Australië, België, Brazilië, Canada, China, Colombia, Duitsland, Frankrijk, Golfstaten, India, Irak, Japan, Maleisië, Mexico, Nigeria, Oekraïne, Polen, Roemenië, Rusland, Singapore, Turkije, Vietnam, VK, VS, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. Het gaat hier, zo schrijft Ploumen, ‘om activiteiten die tot doel hebben om Nederlandse bedrijven succesvol te laten zijn in het buitenland’.

Particuliere initiatieven

En waar zijn de particuliere initiatieven in Ploumens verhaal? Ze gaat ‘ruimte bieden aan de vernieuwende krachten van maatschappelijke organisaties en particuliere initiatieven door financiering van vernieuwende en gewaagde voorstellen’. Wel is daarvoor minder geld beschikbaar, maar – zo stelt ze deze organisaties gerust – er is ook een forse vermindering van de regeldruk. Wat het precies betekent, wordt in de zomer duidelijk: dan komt Ploumen met een afzonderlijke ‘brief’ over ‘de uitwerking van deze strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties en mijn visie op particuliere initiatieven’.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons