Vrijwilligers in ontwikkelingswerk: overal in Europa

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
In Hongarije moet je ze met een vergrootglas zoeken, in Frankrijk heb je er wel 40.000, in Noorwegen hebben ze nog geen naam: gewone burgers die zich inzetten voor internationale samenwerking. Voor het eerst brachten onderzoekers het landschap van ‘citizen initiatives’ in heel Europa in kaart. Door Mirjam Vossen Soms kom ik er toevallig een…

Accidental Aid worker

In Hongarije moet je ze met een vergrootglas zoeken, in Frankrijk heb je er wel 40.000, in Noorwegen hebben ze nog geen naam: gewone burgers die zich inzetten voor internationale samenwerking. Voor het eerst brachten onderzoekers het landschap van ‘citizen initiatives’ in heel Europa in kaart.

Door Mirjam Vossen

Soms kom ik er toevallig een tegen als ik in Malawi ben: een bezwete Duitser of Deen die, net als ik, in de weer is voor een ‘eigen’ onderwijs- of drinkwaterproject. Deze ontmoetingen maken me nieuwsgierig: kennelijk zijn wij in Nederland niet de enigen die aan vrijwillig ontwikkelingswerk doen. Maar hoe zit het eigenlijk in andere landen? Ik had geen flauw idee.

Sinds kort is er een antwoord op deze vraag. Onderzoekers van de universiteiten van Nijmegen en Leuven brachten het Europese landschap van ‘citizen initiatives for global solidarity’ in kaart. Op 30 januari presenteerden ze hun rapport ‘The Accidental Aid Worker’ tijdens een Europese conferentie in Brussel. Zo’n honderd wetenschappers, beleidsmakers en medewerkers van ngo’s uit 14 landen waren daar samen om ervaringen uit te wisselen. Namens MyWorld was ik erbij.

Andere naam
Eén ding is zeker: je hebt ze in alle landen. De onderzoekers schatten dat er in heel Europa maar liefst 100.000 tot 200.000 citizen initiatives zijn. Gemakkelijk tellen was dat overigens niet, want geen enkel land houdt de cijfers bij. Bovendien hebben ze in elk land een andere naam.  In Nederland heten ze particuliere initiatieven. In België spreken ze over Vierde Pijlerorganisaties. In Engeland zijn het small charities en in Noorwegen weten ze nog niet hoe ze het verschijnsel moeten noemen.

Met het nodige speurwerk kregen de onderzoekers om een voorlopig beeld van citizen initiatives in 17 landen. De onderlinge verschillen zijn groot, zo constateren ze. Niet alleen de naam is anders, maar ook de manier waarop ze aan geld komen, de activiteiten die ze ondernemen en de steun die ze krijgen van het publiek.

Wantrouwen
Neem Hongarije. Pas sinds 2003, na de toetreding tot de EU, is dit een donorland. “Ontwikkelingssamenwerking heeft een hele lage prioriteit”, vertelt Balász Szent-Iványi van de Corvinus Universiteit in Budapest. “Er is geen publiek debat, het staat niet op de politieke agenda en twee derde van de Hongaren vindt dat Hongarije zélf nog hulp nodig heeft. Een geefcultuur ontbreekt.” Tegen deze achtergrond zal het geen verbazing wekken dat Hongaarse citizen initiatives op één hand te tellen zijn. En ze krijgen nauwelijks steun uit hun omgeving. “Mensen wantrouwen maatschappelijke organisaties”, zegt Szent-Iványi. “Tijdens het communisme kon het gevaarlijk zijn om maatschappelijk actief te zijn. Die perceptie is er tot de dag van vandaag.”

Hoe anders is dat in Engeland, met naar schatting 16.500 ‘small charities’, in Frankrijk, met circa 40.000 ‘micro projets’, of Duitsland, dat 32.000 ‘Vereine’ telt. In Nederland houden we het op 6.000 tot 15.000 ‘particuliere initiatieven’, in België op 1.500 tot 6.000 ‘Vierde Pijlerorganisaties’. Al deze landen hebben financieringsinstrumenten voor hen opgetuigd, en overal zijn die weer anders. Zo kunnen Belgische organisaties aankloppen bij hun provincie en Duitse bij hun deelstaat. Denemarken financiert ze via een paraplu-organisatie. En in Engeland en Nederland zijn private organisaties als Comic Relief en Wilde Ganzen belangrijke financiers.

Kerkelijke groepen
Nog een opmerkelijk verschil: de citizen initiatives doen niet overal hetzelfde. In Duitsland, Oostenrijk en Oost-Europa zijn relatief veel mensen bezig met mondiale bewustwording in eigen land. Duitsland en Italië kennen bovendien veel kerkelijke groepen die samenkomen en discussiëren. In Nederland en België hebben initiatiefnemers juist meestal een project in het Zuiden, waardoor ze op kleine ontwikkelingsorganisaties lijken.

Dat neemt niet weg dat de onderlinge overeenkomsten minstens zo groot zijn, zo blijkt wanneer de deelnemers ervaringen uit hun land uitwisselen. Iedereen kent de ‘expat-volunteers’: teruggekeerde vakantiegangers en stagiaires die een project beginnen. Elk land heeft zijn diaspora: migranten die actief zijn in hun land van herkomst. En iedereen herkent hun voorkeur voor concrete projecten, vooral op het terrein van onderwijs en gezondheidszorg, het liefst voor kinderen en vrouwen.

Stap voor stap
Er is nog iets wat de betrokkenen delen: de zorg over het gebrek aan ervaring van veel citizen initiatives. “We moeten ze vaak stap voor stap begeleiden”, verzucht Rupal Mistry van het Britse Comic Relief tijdens een van de workshops. “Bij het opstellen van een projectplan, bij de uitvoering, bij het rapporteren…  In het hele traject hebben ze advies nodig. Het kost ons verschrikkelijk veel tijd.”

Zorgen over de kwaliteit zijn er ook in Noorwegen. Daar brengen Hanne Haaland en Hege Wallevik van de Agder Universiteit in Kristiansand lokale citizen initiatives in kaart. Ze spreken over ‘Accidental aid workers’: mensen die erin rollen na een reis in een ontwikkelingsland, zonder ervaring of vooropgezet plan. “Het begint vaak met de taxi chauffeur”, zegt Hege Wallevik. Het duo kwam veel van deze ‘toevallige’ ontwikkelingswerkers tegen tijdens veldwerk in Tanzania en Bolivia. Nieuwsgierig geworden besloten ze om een verkennend kwalitatief onderzoek te doen. “Ze hebben een grote drang om goed te doen”, zegt Wallevik. “Maar we maken ons wel zorgen over hun gebrek aan kennis van de lokale context. Mensen gaan aan de slag, met vallen en opstaan, en hebben weinig aandacht voor de gevolgen die dat heeft. Het gevaar is dat ze achterhaalde vormen van ontwikkelingssamenwerking herhalen, en het stereotype beeld van de behoeftige arme en de rijke blanke bevestigen.”

Deurbel
Die zorgen zijn herkenbaar. Maar door de verhalen uit de rest van Europa besef ik ook hoezeer Nederland vooroploopt in kennis en begeleiding van particuliere initiatieven. Terwijl de Noren hen nog maar nét hebben ontdekt, doet Nederland er al bijna tien jaar onderzoek naar. Terwijl Engeland nog worstelt met de vraag hoe je beginnende initiatieven kunt begeleiden, heeft Nederland een uitgebreid aanbod van cursussen en trainingen, plus het platform MyWorld. Bovendien hebben particuliere initiatieven in Nederland – als enige in Europa – een eigen deurbel, in de vorm van branchevereniging Partin. Er is erkenning voor het feit dat ze een speler van betekenis zijn.

Die laatste notie blijkt echter breder te worden gedeeld: aan het eind van de conferentie ondertekenen deelnemers een verklaring waarin ze pleiten voor een Europabrede erkenning van het particulier initiatief. Ze beloven ieder om daar in eigen land hun best voor te doen, en elkaar over de grenzen heen te blijven opzoeken om van elkaars ervaringen te leren. De handtekening van MyWorld staat erbij.

The Accidental Aid Worker. A Mapping of Citizen Initiatives for Global Solidarity in Europe. Ignace Pollet, Rik Habraken, Lau Schulpen & Huib Huyse. Het rapport is hier te downloaden. 

De conferentie was een initiatief van adviesbureau PI Wijzer, NCDO, Wilde Ganzen, HIVA (Katholieke Universiteit Leuven), CIDIN (Katholieke Universiteit Nijmegen) en het Belgische VAIS en 11.11.11

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons