Achtergrond

Was Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in 2014 succesvol?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

880.000.000 uitgedeelde condooms, schoon drinkwater voor 1,6 miljoen mensen en betere voeding voor 8 miljoen mensen. Een greep uit de resultaten uit het rapport ‘Ontwikkelingsresultaten in Beeld’, dat minister Ploumen op 6 november aan de Tweede Kamer presenteerde. Zulke cijfers klinken natuurlijk enorm positief, maar hoe moeten we deze gegevens eigenlijk interpreteren? 

Nederland ondersteunt 15 landen en 3 regio’s. Binnen deze landen en regio’s richt ons land zich voornamelijk op de thema’s veiligheid en rechtsorde, water, voedselzekerheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Afgelopen jaar gingen de volgende bedragen naar deze (sub)thema's: 

Gelijkheid voor vrouwen in de wereld: 49 miljoen
Waterbeheer: 157 miljoen
Handels- en ontwikkelingsbeleid: 240 miljoen
Voedselzekerheid: 296 miljoen
Veiligheid en rechtsorde: 309 miljoen
Klimaat en ontwikkelingssamenwerking: 370 miljoen
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: 416 miljoen

Van deze in totaal ruim 1,8 miljard euro kun je op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken vinden welke kanalen –  hulporganisaties, kennisinstituten, lokale overheden en wereldwijde organisaties zoals UNICEF en de Wereldbank – welk bedrag hebben ontvangen. De resterende circa 2,4 miljard euro wordt onder meer in de vorm van subsidies verstrekt aan bedrijven en maatschappelijke organisaties. Ook gaat er een deel naar de Europese Unie en wordt een deel gebruikt om de opvang van eerstejaars asielzoekers in Nederland te financieren.  

Geld voor ontwikkelingssamenwerking wordt dus verspreid via verschillende kanalen. Wie geld ontvangt, moet de uitgaven verantwoorden via rapportages. Wanneer geen verantwoording wordt afgelegd, kunnen subsidies worden stopgezet en bepaalde voorschotten worden teruggeëist.  

Onderzoek en evaluaties naar efficiëntie en effectiviteit
Daarnaast voeren zowel Buitenlandse Zaken als Nederlandse ambassades in de ontvangende landen onderzoek en evaluaties uit om te beoordelen in hoeverre het ontwikkelingsgeld op de juiste manier wordt besteed én het gewenste effect heeft. De onafhankelijke Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) onderzoekt de efficiëntie en effectiviteit van het buitenlandbeleid. Hierbij gaan ze uit van evaluatiecriteria die ontleend zijn aan het logical framework: doelmatigheid, doeltreffendheid, impact, relevantie, duurzaamheid en beleidsconsistentie.  

Volgens het IOB-document ‘Evaluatiebeleid en richtlijnen voor evaluaties’ wordt internationaal steeds meer de nadruk gelegd op de noodzaak van effecten die cijfermatig kunnen worden gecheckt, verkregen via bijvoorbeeld randomized control trials (RCT’s); een methode waarmee met name in de biowetenschappen wordt bepaald of een interventie zinvol is. Volgens het IOB zijn RCT's meestal niet toepasbaar als het gaat om het evalueren van ontwikkelingssamenwerking. Maar sommige wetenschappers zijn juist van mening dat ook de effecten van ontwikkelingshulp prima beoordeeld kunnen worden via RCT’s.

Een andere manier om de resultaten van ontwikkelingssamenwerking te beoordelen is door uit te gaan van de millenniumdoelen; in hoeverre hebben we bijgedragen aan het behalen (of niet behalen) daarvan? Maar ook de millennium-resultaten zijn moeilijk eenduidig te interpreteren. Zo is de halvering van armoede (millenniumdoel 1) vooral het resultaat van de economische ontwikkeling in China en India. OneWorld-journalist Ellen de Lange merkte eerder op: ‘In hoeverre de millenniumdoelen daaraan een push hebben gegeven, is niet in harde cijfers uit te drukken.’ 

De wereld verandert voortdurend en het trekken van conclusies over (relatieve) vooruitgang die ontwikkelingssamenwerking al dan niet met zich meebrengt, is daarom best lastig. Niet alleen economische groei, maar ook politieke conflicten hebben invloed op resultaten. Zo spreekt minister Ploumen in het resultatenrapport over de ‘tegenwind’ veroorzaakt door conflicten in bijvoorbeeld Mali, Zuid-Soedan en Jemen. “Ontwikkeling en verandering verlopen niet lineair of via strakke kaders,” benadrukt ze.  

Naar een nieuwe manier van meten
Zoals in 2014 al werd aangekondigd, stapt Ontwikkelingssamenwerking over van een logical framework (waarin de resultaten en indicatoren voor jaren worden vastgelegd) naar een meer flexibel instrument voor planning, monitoring en evaluatie: de theory of change. Theories of change zijn minder lineair en laten de samenhang zien tussen verschillende factoren, zoals de politiekmaatschappelijke situatie in een land, het verwachte veranderingsproces en de interventies om die te bereiken. Er zijn ook kritische geluiden over deze aanpak: theories of change vereisen grote openheid en daarmee een grote mate van vertrouwen tussen verschillende partijen. In hoeverre is het reëel om te verwachten dat organisaties bij een selectieproces voor subsidieverstrekking openheid geven over hun twijfels en onzekerheden?

Minister Ploumen benadrukt in het rapport verder dat de overgang van de 8 millenniumdoelen naar de 17 werelddoelen ook invloed zal hebben op de definitie en monitoring van resultaten. Nieuwe indicatoren en meetmethoden moeten nog worden vastgesteld. Welke invloed de theory of change-benadering en de nieuwe werelddoelen gaan hebben op de resultaten van ontwikkelingssamenwerking, zal de komende jaren duidelijk worden. 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons