Achtergrond

TTIP: Een standaard voor de rest van de wereld?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Volgens een onderzoek uit maart 2013, dat het Engelse Center for Economic Policy Research (CEPR) in opdracht van de Europese Commissie uitvoerde, heeft een vrijhandelsverdrag tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie een positief effect op economieën wereldwijd. Vooral Oost-Europa en landen in Zuid-Oost-Azië zouden profiteren van zo’n overeenkomst. Zelfs de armste landen ter wereld kunnen rekenen op een stijging van 0,20 procent van hun bruto nationaal product, aldus de berekeningen.

Serie
Hans Wetzels schrijft in vijf afleveringen over het Europees-Amerikaanse vrijhandelsverdrag.
Deel 1: "TTIP: vloek of zegen?"
Deel 2: "Waar komt dat verdrag precies vandaan?"

Brussel en Washington willen met TTIP een standaard zetten voor de rest van de wereld. Het verdrag moet een voorbeeld worden van hoe economieën wereldwijd georganiseerd zouden moeten worden, vertelt woordvoerder John Clancy van de Europese Commissie enthousiast: “Veel van de huidige investeringsverdragen zijn veel te ruim geformuleerd. Daardoor is er heel veel ruimte voor juridische interpretatie en dus voor misbruik van verdragen. Door in zo’n nieuw verdrag meer helderheid te scheppen, kunnen we een voorbeeld stellen voor de rest van de wereld.”

Glazen bol
Paul Hoebink is bijzonder hoogleraar Ontwikkelingssamenwerking aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en lid van de denktank Worldconnectors. Hij is niet zo overtuigd van de meerwaarde van TTIP: “Bij alle onderzoeken die gedaan zijn naar de effecten van TTIP kun je kanttekeningen plaatsen. De wereld is veel te complex om in één enkel economisch model te kunnen duwen. Ze hebben in Brussel toch geen glazen bol staan om in de toekomst te kijken?” Toch is de Nederlandse minister van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, Lilianne Ploumen, ervan overtuigd dat een vrijhandelsakkoord tussen Europa en de Verenigde Staten “alleen maar winnaars” kan opleveren, zo meldt ze in september 2013 in dagblad Trouw.

‘Een economische NAVO’
Manuel Pérez Rocha moet lachen om de uitspraken van de PvdA-politica. De geboren Mexicaan werkt in de Amerikaanse hoofdstad Washington voor het Institute for Policy Studies (IPS). Hij ziet TTIP als een poging van het Westen om de eigen handelsbelangen te consolideren ten koste van de rest van de wereld: “Europeanen en Amerikanen delen dezelfde culturele waarden en proberen nu een standaard te creëren voor de rest. Als gezamenlijk machtsblok kunnen ze veel beter de verhoudingen met andere landen coördineren. Zo kan het verdrag gebruikt worden om landen die zich niet willen conformeren aan de standaarden buiten de markt te houden. Dat is pure machtspolitiek: een economische NAVO.”

Toch moet zelfs een uitgesproken tegenstander als Pérez Rocha toegeven dat ontwikkelingslanden veel voordeel zouden kunnen halen uit geharmoniseerde regelgeving tussen de Verenigde Staten en Europa: “Als een boer uit Ghana alleen nog maar rekening hoeft te houden met één enkele en eenvoudigere set regels kan hij goedkoper produceren. Dat kan in het voordeel werken van ontwikkelingslanden. Daar tegenover staat dat die boer dan misschien niet meer kan concurreren met de eveneens goedkoper geworden handel tussen de Verenigde Staten en Europa en dus alsnog uit de markt geconcurreerd wordt.”

Gesloten deuren
Hoebink is geen tegenstander van vrijere wereldhandel. Hij wijst dan ook expliciet op de positieve effecten die de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in veel gevallen voor ontwikkelingslanden hebben gehad: “Ontwikkelingslanden zijn gebaat bij uniforme regelgeving. De komst van de WTO heeft veel mogelijk gemaakt voor deze landen. De liberalisering van de wereldhandel had in het verleden vooral betrekking op industrieel geproduceerde goederen. Dat is mede mogelijk gemaakt door de opkomst van Zuid-Oost-Azië. Maar als je naar de geschiedenis van de liberalisering kijkt, zie je dat er altijd een aantal landen profiteert terwijl anderen achterblijven.” 

Hoebink is sceptisch over TTIP. Alles hangt volgens hem namelijk af van de inhoudelijke uitkomst van de onderhandelingen. En dat is nou juist zo moeilijk in te schatten, omdat alle gesprekken achter gesloten deuren plaatsvinden: “Neem de kledingproductie. Die is bijvoorbeeld al in de jaren zestig van de vorige eeuw grotendeels verschoven naar Pakistan, Cambodja en Bangladesh. De vraag is of die grote kledingproducenten in de toekomst voldoende toegang blijven houden tot de Europese markt. In het Amerikaanse beleid zit namelijk verweven dat er in Amerika geproduceerde stoffen gebruikt moeten worden voor kleding. De vraag is of het geharmoniseerde beleid in TTIP een Amerikaanse of een Europese nadruk krijgt. Als er opeens Amerikaans beleid binnen komt fietsen in Europa, heeft dat weer nadelen voor een land als Pakistan.”

Model
Meer vrijhandel kan veel voordelen opleveren. Maar, zoals bij alle liberaliseringen, bestaat het gevaar dat ontwikkelingslanden hun binnenlandse markt ook verder open moeten stellen. In het slechtste geval leidt dat tot het verdringen van de eigen productie door goedkope importen uit het westen. Toch kan dat voor elk land op een andere manier uitpakken, zegt Hoebink: “Het eindplaatje is uiteindelijk heel gemêleerd. Verschillende landen moeten kijken hoe ze het beste kunnen inspelen op de toekomst. Maar het grootste probleem voor ontwikkelingslanden is eigenlijk dat ze niet in de onderhandelingskamer zitten. Er worden daar wel heel grote beslissingen genomen die ook hen aangaan, zonder dat ze erbij zijn.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons