Achtergrond

‘Sterke vakbonden enige hoop voor Centraal-Amerikaanse textielarbeiders’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
“Een instorting zoals het Rana Plaza-complex in Bangladesh twee jaar geleden, is niet mogelijk in mijn land”, vertelt Evangelina Argueta tijdens een skypegesprek. “De fabrieksgebouwen in de vrijhandelszones, waar de bedrijven zich vestigen, zijn in goede staat. Ook wordt veel aandacht besteed aan veiligheid en bewaking. Je zou kunnen stellen dat onze textielsector meer geavanceerd is. Wat niet wil zeggen dat het hier pais en vree is. Werk is er wel, tot op zekere hoogte, maar het komt de sociale zekerheid niet ten goede.”

Zwarte lijst
In een ver verleden was Evangelina Argueta zelf textielarbeidster. Vanaf haar vijftiende werkte ze in een van de vele vrijhandelszones, ook wel maquilas genoemd, van San Pedro de Sula, in het oosten van Honduras. ’s Avonds ging ze naar school: het was haar droom om advocaat te worden. Dat is anders gelopen, al is ze altijd opgekomen voor haar eigen rechten en die van haar collega’s. Intussen is ze coördinatrice van de Algemene Confederatie van Arbeiders (CGT) in Honduras.

HOE WERKEN MAQUILAS?
Om internationale bedrijven aan te trekken, gelden in de maquilas andere regels. Kledingketens die zich in de vrijhandelszones van Honduras of andere landen in de regio vestigen, betalen bijna geen belastingen en hoeven amper om te kijken naar arbeidsrechten, omdat ze werkgelegenheid met zich meebrengen. Dat gunstige klimaat is nodig: zonder investeringen zou de werkloosheidsgraad (die meer dan 50 procent bedraagt) nog hoger liggen. In Centraal-Amerika werken ruim 400.000 mensen in de maquilas, waarvan 120.000 in Honduras.

“In totaal heb ik negen jaar gewerkt in de maquila, waarvan ik er acht aangesloten was bij een vakbond”, zegt Argueta. “Uiteindelijk ben ik samen met bijna vijfhonderd arbeiders op straat gezet. Onze werkgever wou geen lonen meer uitbetalen, maar wij wilden het daar niet bij laten: we hebben de man voor de rechter gesleept. Vijf jaar lang hebben wij strijd geleverd, maar uiteindelijk besliste het Hooggerechtshof dat niet wij, maar de werkgever het bij het rechte eind had.”

Evangelinga

Evangelina Argueta (links op de foto) was ooit zelf aan de slag in de textielsector, belandde op de zwarte lijst en komt nu op voor de rechten van de arbeiders. “Geloof mij, mocht er andere werkgelegenheid zijn, dan zou niemand nog in de maquilas aan de slag willen.”, Foto: CNV Internationaal

Na haar ontslag vond Argueta geen werk meer in de maquilas. Omdat ze actief betrokken was bij vakbondsvereniging, belandde ze op la lista negra: de zwarte lijst. Die gegevens circuleren bij alle fabrieken, waardoor zij niet meer aan de bak geraakte in de textielsector. Aangezien de werkgelegenheid in Honduras zo laag ligt, kwam haar dat duur te staan. “Het probleem is dat er geen andere werkgelegenheid bestaat in ons land”, getuigt Argueta. “Geloof mij, mochten er andere mogelijkheden zijn, dan zou niemand in de maquilas aan de slag willen.”

Moordhoofdstad
De hoge werkloosheid heeft volgens Argueta voornamelijk te maken met de politici die in Honduras de scepter zwaaien. Maar ook het geweld, waar het land zo om bekend staat, zou van invloed zijn. “De kwaliteit die onze industrie aflevert, is onze grote troef, maar toch staan ondernemers huiverig tegenover investeringen in ons land”, zegt Argueta. “Het geweld houdt hen tegen.”

‘De kwaliteit die onze industrie aflevert, is onze grote troef, maar ondernemers zijn huiverig om te investeren in Honduras’

 

Honduras is het grootste exportland van kleding in de regio, het land heeft af te rekenen met buitensporig geweld. Vooral San Pedro Sula, de industriële metropool waar Argueta vandaan komt, heeft een kwalijke reputatie. Met 179 moorden per 100.000 inwoners wordt het ook wel de moordhoofdstad van de wereld genoemd. Nochtans ligt de stad op zo’n zestig kilometer van de belangrijkste haven in de hele regio, Puerto Cortés. “Alle kleding die gemaakt wordt in Centraal-Amerika moet langs Honduras passeren om verscheept te worden naar de Verenigde Staten. Dat is een groot voordeel dat ons land een serieus marktvoordeel zou moeten opleveren. Maar de cijfers liegen er niet om: er worden hier zoveel moorden gepleegd dat het een duidelijke weerslag heeft op de economie.”

Belaagd door bendes
Vooral vrouwelijke arbeiders hebben te lijden onder dat harde klimaat. “Het geweld tegen vrouwen in Honduras is enorm”, weet Argueta. “Wanneer de werkdag er opzit, rond zes uur ’s avonds, worden arbeiders op weg naar huis belaagd door bendes. Werkneemsters zijn gemiddeld een à twee uur onderweg om thuis te komen en het geweld loert om elke hoek. Veel vrouwen worden aangevallen, verkracht, soms vermoord. Het is jammer dat zij niet vroeger kunnen stoppen, om delinquenten te omzeilen, maar daar voelen werkgevers weinig voor. Omwille van de geringe werkgelegenheid gaan arbeiders amper tegen beslissingen van bovenaf in.”

Werkneemsters zijn een à twee uur onderweg naar huis en het geweld loert om elke hoek

 

Ook op het vlak van sociale zekerheid hebben zij heel wat te klagen. “De werknemers betalen voor die verzekering, maar de overheid treedt amper op, omdat ze zo afhankelijk is van de bedrijven”, aldus Argueta. “Dat houdt de lonen laag. Wij worden echt het minimum betaald: amper genoeg om van te leven. Na de huur schiet er niet veel meer over.”

demonstratie textielarbeidersHonduras heeft niet enkel af te rekenen met geringe werkloosheid, maar ook met buitensporig geweld. Vooral vrouwen lijden onder dat harde klimaat.

foto: FOS

Toch is het minimumloon in Honduras in 2015 met 5,3 à 8 procent verhoogd. Gemiddeld verdienen arbeiders er nu 325 euro. Dat bedrag ligt een pak hoger dan andere landen in de regio, zoals Nicaragua, waar men slechts 136 euro krijgt op het einde van de maand, of Bangladesh, waar het minimumloon intussen op 63 euro ligt. “In vergelijking met andere landen is het in Honduras echter heel duur om te leven”, verklaart Argueta. “Hoewel we meer uitbetaald worden, is dat nog steeds niet genoeg.” Uit cijfers van het Maquila Solidariteitsnetwerk blijkt dat arbeiders minder dan de helft uitbetaald worden van wat ze nodig hebben om menswaardig te leven. Zo kan je moeilijk iets opzij zetten voor noodgevallen, zoals een ernstige ziekte of ongeval.

“En zelfs al heb je wat geld achter de hand, zomaar naar het hospitaal gaan zit er ook niet in”, zegt Argueta. “Eerst moet de arbeider gekeurd worden door de privéarts van de maquila. Zonder de paperassen die daarbij komen kijken, word je niet geholpen in het ziekenhuis. Zo beknotten de werkgevers de medische hulp waar de arbeiders recht op hebben. Zij controleren alles.

Verder is de arbeidsintensiteit zo hoog dat een ploeg zijn quota niet kan halen als er iemand ziek wordt. Om de productie niet naar beneden te halen, worden zieke arbeiders meteen vervangen. Aan de poort staan toch honderden mensen te wachten om hun plaats in te nemen.”

Vakbondswerk onontbeerlijk
Volgens Argueta is verandering enkel mogelijk wanneer arbeiders zich kunnen verenigen in vakbonden. “De Algemene Confederatie van Arbeiders, onze vakbond, voert campagne en probeert zo de regering warm te krijgen om het thema van de arbeid onder de aandacht te brengen”, aldus Argueta. “Zonder vakbonden zouden arbeiders helemaal niet vertegenwoordigd zijn op hun agenda. Daarom zijn vakbonden onontbeerlijk in het verbeteren van de werkomstandigheden. Samen met partnerorganisaties proberen wij de situatie in de maquilas te verbeteren. Alleen door samen te werken kunnen we sterk in onze schoenen staan.”

Dag van de Arbeid 2015, foto: CGT

Dag van de Arbeid 2015. Argueta verklaart de talrijke opkomst: “Vakbonden zijn onontbeerlijk in het verbeteren van de werkomstandigheden. Door samen te werken, kunnen we sterk in onze schoenen staan.”, foto: CGT

Dat is nodig, vindt onder meer Frank Lensink. Lensink is een Nederlandse werknemer van FOS, een Belgische socialistische ngo die zich toespitst op vakbondswerk en een van de partners van de Algemene Confederatie van Arbeiders waar Argueta naar verwijst. Als regiocoördinator werkt Lensink al tien jaar rond de maquilas in Centraal-Amerika, waarvan drie in Honduras en zeven in Nicaragua. Volgens hem zou veel te herleiden zijn tot de manier waarop kledingbedrijven altijd op zoek zijn naar de laagste inkoopprijs. “Vakbonden worden onder druk gezet om geen al te hoge looneisen te stellen, omdat de bedrijven dan dreigen weg te trekken”, licht Frank Lensink toe. “Door regionale uitwisseling te stimuleren, proberen we – beetje bij beetje – ervoor te zorgen dat de vakbonden in de verschillende landen niet meer tegen elkaar uitgespeeld worden.”

Samen werken aan sociale zekerheid
“Dialoog tussen de verschillende vakbonden is nodig, maar het moet verder gaan dan dat”, vindt Eugène Litamahuputty van CNV Internationaal. De christelijke vakbond werkt – net als FOS –  nauw samen met de confederatie van Argueta om fatsoenlijk werk in de regio te promoten. Het steunt de Algemene Confederatie van Arbeiders financieel en doet aan kennisoverdracht. In 2006 ontving Argueta een CNV Award voor haar werk als vakbondsleidster in de maquilas, maar met die prijs stopt het volgens Litamahuputty niet. “Wij willen verbinding zoeken met de overheid, bedrijven en andere maatschappelijke organisaties, om zo gezamenlijk te werken aan sociale zekerheid. Alleen op die manier kunnen er structurele oplossingen komen.”

Kledinggabriek Honduras

Sociale zekerheid is ver te zoeken in de Centraal-Amerikaanse vrijhandelszones. Maar wie zich wil verenigen in een vakbond,  geraakt niet meer aan de bak. Foto: FOS

“Vakbonden zijn de enige onafhankelijke organisatie die vanuit de werknemers zelf opereren”, zegt Wilma Roos, beleidsmedewerker bij FNV Mondiaal. “Ze hebben een sterke meerwaarde op de werkvloer, omdat ze de arbeiders een podium geven”, beaamt Litamahuputty. “Maar dat is ook in het belang van de bedrijven. Door te luisteren naar de arbeiders die via vakorganisaties hun stem laten gelden, kunnen problemen of misverstanden eerder worden gesignaleerd. Zo kunnen bedrijfsleiders maatregelen nemen, voordat er onrust zou groeien. Sterke syndicalisering is dus een win-winsituatie, voor iedereen.”

Geen boycot, wel steun
Bewuste consumenten proberen met hun koopkracht eerlijke praktijken af te dwingen. Na de ramp in Rana Plaza, waarbij meer dan duizend textielarbeiders het leven lieten, kochten sommigen daarom geen ‘Made in Bangladesh’ meer. Wat veel consumenten daarmee uit het oog verliezen, is de economische afhankelijkheid van exportlanden én hun arbeiders.

Met een werkloosheidsgraad van meer dan 50 procent is het dus niet te bedoeling om tegen ‘Made in Honduras’ te pleiten. De oplossing die Evangelina Argueta verkiest, zijn sterke vakbonden die arbeiders vertegenwoordigen en hun invloed laten gelden, liefst tot over de grenzen heen.

Ben je gegrepen door het verhaal van Argueta? Vanuit Nederland kun je vakbondsfederaties CNV Internationaal en FNV Mondiaal steunen, maar ook fondsen schenken aan de Belgische ngo FOS, die vertegenwoordigd is in zowel Honduras, Nicaragua als El Salvador.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons