De Nederlandse overheid wil Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in ontwikkelingslanden stimuleren. Maar hoe effectief is die overheidsaandacht? Het ministerie van Buitenlandse Zaken deed er onderzoek naar.
Bedrijven die maatschappelijk ondernemen doen dit meestal uit eigen motivatie, blijkt uit de studie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB). De overheid heeft dus niet zo’n grote rol in het aanzetten tot MVO, maar blijkt wel belangrijk te zijn in de ondersteuning van de uitvoering ervan.
Zo brengt de overheid bedrijven in gesprek met andere belanghebbenden en kan de overheid ‘sociaal gedrag’ afdwingen bij bedrijven, door eisen te stellen aan activiteiten die gesubsidieerd worden. Op die manier zijn al veel bedrijven overgehaald om extra aandacht te geven aan MVO.
De precieze effecten van het beleid dat de overheid heeft gevoerd op het gebied van de steun aan MVO in ontwikkelingslanden zijn moeilijk te achterhalen. Vaak zijn het alleen de grotere bedrijven die het resultaat van MVO rapporteren. De cijfers van de bedrijven die wel iets melden over de impact van MVO in een ontwikkelingsland, leveren een gemengd beeld op: 54% spreekt over positieve uitkomsten, 24% is negatief en 22% noemt zowel positieve als negatieve effecten.
Het lijkt erop dat er naast de invloed van de overheid veel andere factoren zijn de het sociaal ondernemen bevorderen, zoals donoren, ngo’s, onderzoeksinstellingen, lokale overheden en lokale gemeenschappen. Starbucks werd bijvoorbeeld in de jaren ’90 onder druk gezet door ngo’s en consumenten, waarop zij fairtrade koffie gingen schenken.
Lees meer in het rapport
Foto: Pieter Musterd
