Achtergrond

Op de rolschaatsen door het uitgestorven Jakarta

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Mijn dochter en ik hebben de rolschaatsen klaar gezet, de fietsen uit de schuur gehaald en de toeristengids op leuke uitstapjes in Jakarta uitgebreid bestudeerd. Nu is het wachten tot de grote jaarlijkse volksverhuizing achter de rug is. Maar liefst zestien miljoen mensen, bijna net zoveel als het inwonertal van Nederland, gaan de komende dagen ‘Pulang Kampung’. Terug naar hun geboortedorp om samen met de familie het Suikerfeest te vieren. Alle trein- en buskaartjes zijn uitverkocht. Op de zwarte markt vragen de maffia woekerprijzen voor de tickets die ze achterover drukten.

Op de snelwegen kun je maar beter wegblijven, verzekert een vriend, die per Twitter de laatste stand op de wegen doorgeeft. De files zijn er nog langer dan die op ‘zwarte zaterdag’ in Frankrijk. Ik las in de krant dat er de afgelopen maand 25 % meer auto’s zijn verkocht. Nu de economie groeit en de Indonesische middenklasse het beter krijgt, wil de Indonesiër graag zijn trotse bezit aan de familie showen. Het afgelopen half jaar verkochten de dealers meer dan een half miljoen auto’s. En het is al zo overvol op de wegen.

Maar dat is nu van later zorg. De komende dagen gaan we vooral genieten van de rust in de Indonesische hoofdstad. De taxichauffeurs die zijn achtergebleven zoeven ons nu in korte tijd van hort naar her. Ik heb nog nooit de toren van de Monas beklommen, waar je in de kelder een expositie over de Indonesische onafhankelijkheid kunt bezichtigen en boven op het dak een prachtig uitzicht hebt over de stad. En wanneer was ik voor het laatst op de traditionele vismarkt of in het oude Batavia waar de Nederlandse koloniale gebouwen op punt van instorten staan?

Met de fiets en op de rolschaatsen gaan we de straten van Zuid-Jakarta verkennen, de kleine kampungs, buurtjes, in, die vaak in een dal vanaf de weg aan een rivier liggen. Ik zie ons al over de steile hellingen naar beneden zoeven. We blijven er even hangen. Dat weet ik nu al. De mensen zijn er vaak gezellig en zeer spraakzaam. Ze vragen je er het hemd van het lijf. Je kunt er ook goed eten. Ieder buurtje heef wel een aantal warungs, kleine restaurantjes waar je nasi goreng of een mie soepje met Indonesische gehaktballen kunt bestellen.

We hebben ons ook voorgenomen een dag naar het strand te gaan. Je zou het bijna vergeten in deze miljoenenstad, maar Jakarta ligt wel aan zee. Op een piepklein strandjes worden tentjes verhuurd. Er vaart een plezierboot langs de eilandjes voor de kust, waar uit de VOC tijd nog oude verroeste kanonnen op staan.

Mijn Indonesische vrienden die in Jakarta zijn geboren, geen reden hebben voor ‘Pulang Kampung’, begrijpen mijn enthousiasme niet. ‘Hoezo vakantie’, roept mijn vriendin Kamela. Haar pembantu, schoonmaakster, kok, en chauffeur maken allemaal onderdeel uit van die volksverhuizing. Een keer per jaar heeft het legertje van bediendes vrij. De ‘Nonja’ of ‘Tuan’ voor wie ze het hele jaar werken, worden geacht ze een extra maandsalaris mee te geven en ze uit te zwaaien. ‘Maar wie maakt dan mijn huis schoon. Ruimt de tuin op?’. Klagen kan die middenklasse van Indonesië wel. Ik hoorde gisteren het bizarre verhaal dat er zelfs rijke families zijn die een week in een hotel gaan zitten tot hun bediendes weer terug zijn. Koken en schoonmaken kunnen ze blijkbaar niet. Of ze zijn er te lui en te verwend voor.

Mijn dochter verheugt zich op het vertrek van onze Maria. De keuken is dan voor haar. Ze wil koekjes en taarten bakken. Nu eens een week geen nasi goreng of ayam (kip) eten, maar Italiaanse pasta’s en pannenkoeken. ‘Wie zijn er nog meer verwend?’, vraag ik met een knipoog aan mijn dochter. ‘Jij en ik, mama!’, zegt ze guitig.

.
 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons