Achtergrond

‘Onderschat de betekenis van de 0,7%-norm niet’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

 

“Ik ben heel blij met dit rapport, omdat het de wegen naar ontwikkeling op een heel uitgebalanceerde manier beschrijft. Het is evenwichtig en genuanceerd en is daarom een mooi startpunt voor een hernieuwde discussie in Nederland, die, mag ik hopen, minder gebaseerd zal zijn op geschreeuw en meer op een realistische analyse van wat hulp wel en niet kan,” vertelt Paul Hoebink. “Zowel degenen die zich tegen de hulp keren, als de mensen die groot voorstander van ontwikkelingshulp zijn, verwachten vaak veel te veel van dat instrument.”

Paul Hoebink is bijzonder hoogleraar ontwikkelingssamenwerking op de Radboud Universiteit Nijmegen. Vanuit deze bijzondere leerstoel verricht hij onderzoek naar nieuwe trends in ontwikkelingssamenwerking, vooral ook op het terrein van de particuliere ontwikkelingssamenwerking.
hoebinkgroot
Hij doceert binnen de opleiding Ontwikkelingsstudies reeds lange tijd over ontwikkelingssamenwerking en publiceerde ook een leerboek voor havo/vwo hierover. Hij heeft meegewerkt aan het vooronderzoek voor het WRR rapport. 

Ontwikkelingshulp is geen tovermiddel, dat mag duidelijk zijn. “De Nederlandse ontwikkelingshulp is in volume en dergelijke lang niet voldoende om welk land dan ook te ontwikkelen. Ontwikkeling moet vanuit landen zelf komen – ontwikkelingshulp kan daarbij dienen als een steuntje in de rug.”

 

Eenzijdige opvatting van armoede

In de oplossingen die de WRR aandraagt kan Hoebink zich niet altijd vinden. “Het rapport heeft een te eenzijdige opvatting van wat armoede eigenlijk is, en daarbij van wat we onder armoedebestrijding verstaan. In de loop van de jaren ’90 zijn we overgestapt op een multidimensionaal armoedeconcept, wat betekent dat armoede niet alleen betekent dat mensen een tekort aan allerlei materiële goederen, maar dat het ook te maken heeft met een gebrek aan sociale netwerken of het feit dat mensen geen politieke macht hebben.” De WRR stelt dat ontwikkelingssamenwerking in plaats van op armoedebestrijding, zich moet richten op ontwikkelingsgerichte investeringen. “Dat vind ik een hele rare tegenstelling,” aldus Hoebink. “In mijn opinie is goede ontwikkelingsgerichte hulp of investering tegelijkertijd gericht op armoedebestrijding.”

 

Goede naam te grabbel

Ook het loslaten van de 0,7%-norm valt niet in goede aarde bij de hoogleraar. “Natuurlijk ben ik het ermee eens dat de discussie niet gevoerd moet worden om een percentage, dan gaat het teveel om volumes en te weinig om wat je ermee doet. Maar we hebben binnen Europa afspraken gemaakt: de oude lidstaten geven 0,7%, de nieuwe lidstaten de helft. Nederland moet zich committeren aan die afspraken. Ik vind het te mager om te zeggen, je moet kijken wat je wil doen en daar een bedrag aan koppelen.” De verwachting is dan ook dat de hulp in dat geval op minder dan 0,7% uit zal komen. Maar ook de diplomatieke betekenis van die 0,7% moet niet onderschat worden, vindt Hoebink. “Nederland geeft 0,8% en daar is de hele hulpsector trots op. Door die 0,8% heeft Nederland een goede naam op allerlei plekken op deze aardbol. We staan bekend als een gulle donor en dat verleent ons een bepaalde status in de wereld. Ik ben er helemaal niet vies van om te zeggen dat dat ook kan helpen op andere vlakken, bijvoorbeeld bij het aangaan van exporttransacties. Nederlanders staan nu bekend als hard, eerlijk en sympathiek. Dat mag, zolang je belangen niet teveel vermengt natuurlijk.”
 

angola_election
Verkiezingen Angola

MFO’s bij oud vuil?

Als we de WRR volgen in haar advies, zijn de medefinancieringsorganisaties hun toekomst niet zeker. Is het de komende tien jaar afgelopen voor de Novibs en Cordaids? Hoebink is er nog niet zo zeker van. “Ik vind dat de WRR veel te gemakkelijk stelt dat de tijd van medefinanciering min of meer afloopt. Er wordt niet genoeg gekeken naar de complementariteit van de verschillende kanalen, hoe vullen de particuliere organisaties, maar ook het multilaterale en bilaterale beleid, hun rollen in? Een gebrek aan een goede sterkte-zwakte analyse leidt tot de te haastige conclusie dat die grote particuliere organisaties niet meer nodig zijn. Dat vind ik onrecht doen aan de kwaliteit van die organisaties.”

 

Daarnaast twijfelt Paul Hoebink ook aan de mogelijkheden van het alternatief, een nieuw apparaat van directe financiering dat de WRR NLAID heeft gedoopt. Niet te verwarren met USAID, aldus Hoebink, want dat is absoluut een slecht voorbeeld. “De naam doet er niet toe, maar we moeten zoeken naar een organisatievorm die de nadelen van de huidige organisatie aanpakt: dat we niet professioneel genoeg kunnen werken, en dat mensen te kort op verschillende plekken zitten. Maar of NLAID, wat trouwens al een oud idee is, de oplossing is betwijfel ik.” Hoebink stelt vooral vragen bij isolatie van de hulp van de politieke dialoog, zoals dat bijvoorbeeld bij Duitse organisaties te zien is. Bovendien lijkt NLAID volgens de WRR toch bij Buitenlandse Zaken aan te sluiten, waardoor er een ‘tweede SNV’ gecreëerd lijkt te worden. “Dat lijkt me erg onhandig.”
 

Welke trends brengt het nieuwe decennium op het gebied van internationale samenwerking en duurzaamheid? Worden de millenniumdoelen gehaald en de digitale kloof tussen Noord en Zuid geslecht? Dit artikel is deel 5 in de serie ‘Trends 2010-2020’.

Lees ook:

1. Afrika: ‘Water wordt een van de hete hangijzers’
2. China: ‘Chinese renaissance betekent nog geen Pekingse lente’
3. ICT en ontwikkeling: ‘Toekomstige leiders komen bovendrijven door sociale media’
4.‘Benzine mogelijk op de bon’

Buitenlandse Zaken opknippen
Volgens Hoebink zijn er veel meer mogelijkheden die professionalisering kunnen bewerkstelligen en niet zo’n totaal nieuw apparaat vereisen. “Is het bijvoorbeeld mogelijk om bij Buitenlandse Zaken vast te leggen dat mensen voor minimaal vijf jaar benoemd worden als ze zich bezig houden met ontwikkelingssamenwerking? En zijn er carrièrepaden mogelijk voor ontwikkelingsdeskundigen? Kunnen we het ministerie misschien indelen in twee divisies, zodat er een apart ontwikkelingssamenwerkingsdeel is en een apart diplomatiek deel?”

 

De MFO’s worden de komende tien jaar dus nog niet bij het oud vuil gezet. “Sowieso gaan we de komende vijf jaar met de medefinancieringsorganisaties verder. Maar voordat er grote veranderingen in het stelsel plaatsvinden, vind ik dat er eerst een goede analyse moet worden uitgevoerd naar hoeverre deze kanalen complementair zijn.” Minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking lijkt bovendien weinig belangstelling te hebben voor een apart hulpagentschap. “De regering wil helemaal geen gerommel in de keuken. Koenders heeft dit idee al veel eerder begraven.”

 

Particuliere initiatieven

De WRR is kritisch over de inzet van burgers en stelt voor om een gedragscode op te stellen voor particuliere initiatieven. De Nederlandse burgers bedoelen het vast goed, maar de tijd van amateurisme, paternalisme en gebrek aan kennis bij dit soort initiatieven moet voorbij zijn. Paul Hoebink onderschrijft het belang van zo’n gedragscode. “Ik vind het vooral belangrijk dat er discussie komt over dit soort ontwikkelingssamenwerking. Zodat het amateurisme verdwijnt, maar ook omdat het slecht is voor het gezicht van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking als men al te lomp optreedt.” Professionalisering zal nodig zijn, ook omdat de particuliere sector steeds belangrijker wordt. “Mensen gaan reizen, en mensen hebben een hart. Ze zien ellende en willen iets doen. Ook nu staan de telefoons bij sommige ontwikkelingsorganisaties roodgloeiend van mensen die met een schop onder hun arm naar Haïti willen om iets te doen.”

Microkrediet foto UNDP
Microkrediet, Foto: UNDP

Hoebink ziet de particuliere initiatieven als een deel van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. “Er zijn ongeveer 6000 van dit soort initiatieven en daar gaat een enorme hoop inzet van mensen inzitten, en uiteindelijk ook behoorlijk grote geldbedragen. Alle soorten samenwerking hebben hun waarde, maar ook op alle vlakken moeten we het hebben over professionalisering. Dat geldt even hard voor de multilaterale stromen, want ook daar zien we ontzettend veel amateurisme.”

 

De kritiek op het ontwikkelingsbeleid is niet van de lucht, en het debat wordt heftiger. Maar ondanks de scepsis die mensen uitdragen, merkt Hoebink ook dat er een honger is naar informatie. “Bij debatten over dit onderwerp zit de zaal stampvol. Mensen willen weten; wat klopt er van al die beweringen, van al die verhalen. Mensen willen zich voor deze onderwerpen blijven inzetten in Nederland.”

 

Verkiezingen
De toekomst van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is onduidelijk. Wat er met het budget gaat gebeuren, is mede afhankelijk van de verkiezingsuitslag. “Als we een PVV/VVD kabinet krijgen, zal de hulp gehalveerd worden. Maar veel verder zullen ze niet komen, 25 procent van de begroting ligt sowieso al vast in internationale afspraken.” Deze afspraken zullen ook in de toekomst erg belangrijk worden. “We gaan steeds meer naar internationale samenwerking op mondiaal niveau toe. Een aantal problemen zijn mondiale problemen: een wereld die grote tegenstellingen kent op het gebied van welvaart, zal nooit een veilige wereld worden. Ook milieuproblemen zullen op mondiaal niveau aangepakt worden. Ten slotte zal er internationale samenwerking zijn die voor beide partijen goed is, bijvoorbeeld op onderzoeksterrein. Vooral dit soort samenwerking moeten wij vanuit Nederland stimuleren.”

 

Ook Europese samenwerking is essentieel voor betere efficiëntie. “We hebben in Europa afspraken over taakverdeling. We moeten zorgen dat er geen aid darlings, maar ook geen aid orphans komen. Ook moeten er geen sector orphans ontstaan, sectoren, zoals nu de landbouw, die veel te weinig hulp krijgen. Het probleem van de versnippering is niet zozeer het feit dat er in een aantal landen grote donoren zitten, maar meer dat er in een hele serie hulpontvangende landen donoren met heel weinig geld zitten. Landen als Oostenrijk of Luxemburg zijn kleine donoren, die moeten zich concentreren op een vier of vijf landen. Ook Nederland dient zich verder te concentreren.”

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons