Achtergrond

Mongoolse herders de dupe van aanleg mijn

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

De steppes van Mongolië zijn leeg, vooral heel erg leeg. Als we met de auto onderweg zijn van de hoofdstad Ulaanbaatar naar Gobi Altai, waar we herders gaan bezoeken die in de buurt van de Tayan Nuur ijzerertsmijn wonen, de op één na grootste ijzerertsmijn van Mongolië en in handen van het Mongoolse bedrijf Altain Khuder, lijkt het alsof we aan het einde van de wereld zijn beland. Behalve de weg waar we op rijden zien we geen tekenen van menselijke aanwezigheid en geen begroeiing hoger dan enkele centimeters. Het enige teken van leven zijn de kuddes geiten, schapen, koeien, paarden en kamelen die in groepjes door de omgeving struinen. Het is allemaal ook niet zo gek als je bedenkt dat Mongolië het dunst bevolkte land ter wereld is, waarvan de helft van de bevolking ook nog eens in de hoofdstad woont. Als er één plek op de wereld is waar grootschalige mijnbouw weinig impact zou moeten hebben dan is het hier.

De mijn creëert grote hoeveelheden stof, dat de vruchtbaarheid van het land en de gezondheid van mensen en dieren aantast

Maar eenmaal aangekomen op onze bestemming wordt ons al snel duidelijk dat schijn bedriegt. Hoewel de omgeving leeg lijkt, is er geen stukje land dat niet gebruikt wordt. De nomadische herders gebruiken hun land intensief en hebben onderling al het vruchtbare land verdeeld, zodat hun beesten het hele jaar door voldoende voedsel en beschutting hebben. Zij verplaatsen hun kuddes twee tot vier keer per jaar, om overbegrazing te voorkomen. De mijn creëert grote hoeveelheden stof, dat de vruchtbaarheid van het land en de gezondheid van mensen en dieren aantast, terwijl de weg die het mijnbouwbedrijf aanlegt om het erts te kunnen exporteren graasgebieden en migratieroutes doorkruist.

[[{“fid”:”30544″,”view_mode”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_volle_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:”Gobi Altai”},”type”:”media”,”link_text”:null,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_volle_breedte media-element file-file-styles-artikel-volle-breedte”,”id”:”styles-6-0″}}]]Gobi Altai. Foto: Sven Haertig-Tokarz

 

Minegolia
Een aantal jaar geleden kreeg Mongolië de bijnaam Minegolia. Grote voorraden koper, goud, steenkool en ijzererts werden ontdekten het investeringsklimaat leek ideaal voor buitenlandse bedrijven om snel veel winst te maken. Internationale instellingen en ontwikkelingsbanken, waaronder de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD), waren de grote financiers van deze mining boom.
Nadat de Mongoolse overheid in 2013 in conflict kwam met het internationale mijnbouwbedrijf Rio Tinto over kostenoverschrijdingen en een groot aantal concessies herriep, was de interesse ook net zo snel weer verdwenen. Er zijn vrijwel geen buitenlandse bedrijven meer die het aandurven om nieuwe investeringen aan te gaan. Wel zijn instellingen zoals de EBRD nog betrokken bij lopende mijnbouwprojecten.
Eén van die projecten is de Tayan Nuur-mijn, operationeel sinds 2009. Deze is in handen van het Mongoolse bedrijf Altain Khuder, waar de EBRD zowel een minderheidsbelang in heeft als miljoenen aan heeft geleend.
SOMO heeft, in samenwerking met CEE Bankwatch en de Mongoolse mensenrechtenorganisaties OTWatch en Lawyers for Environment, onderzoek gedaan naar de impact van deze mijn op de leefomstandigheden van nomadische herders in de omgeving.

Deze stofwolken dalen neer op de aangrenzende grasvelden, en veroorzaken longaandoeningen en andere ziektes bij de kuddes

Negatieve impacts
De resultaten van dit onderzoek, dat in de komende maanden wordt gepubliceerd, roepen vragen op. Waarom investeert een Europese ontwikkelingsbank in een dergelijke onderneming? De EBRD en andere stakeholders hadden veel van onze bevindingen namelijk al ver van te voren kunnen zien aankomen.
Het bedrijf exporteert al zijn ijzererts naar staalfabrieken in China. Om de transportkosten van dit erts te drukken, is het bedrijf bezig om een verharde weg te bouwen van de mijn naar de grensovergang. Tijdens het gebruik van de oude, onverharde, weg en de aanbouw van de nieuwe ontstaan enorme stofwolken. Deze stofwolken dalen neer op de aangrenzende grasvelden, en veroorzaken longaandoeningen en andere ziektes bij de kuddes van naburige herders. Deze herders vertelden ons tientallen beesten te hebben verloren. Hoewel Altain Khuder gezondheidstesten heeft uitgevoerd op enkele van deze dieren, weigert het om de resultaten vrij te geven. Geen van de herders zijn gecompenseerd. De aanbouw van de weg is een integraal onderdeel van het bedrijfsmodel van Altain Khuder, en de EBRD had dan ook rekening moeten houden met deze negatieve impacts.

Winter camps
Daarnaast moesten enkele tientallen herders onvrijwillig verhuizen. Hun winter camps, de enige permanente structuren waar de nomadische herders gebruik van maken, lagen op de plek waar nu de mijn actief is. Hoewel internationale standaarden voorschrijven dat een mijnbouwbedrijf zorg moet dragen voor minstens gelijkwaardige leefomgevingen van verplaatste gemeenschappen, hebben deze herders alleen een éénmalig geldbedrag ontvangen. Los van de vraag of dat bedrag hoog genoeg was, is dit geen adequate vorm van compensatie omdat land in Mongolië niet gekocht kan worden, maar op democratische wijze door de herders zelf wordt toegewezen. Wij spraken één oudere herderin die juist geweerd werd van nieuw land omdat ze geld van het mijnbouwbedrijf had aangenomen. Zij moest nu met enkele honderden beesten gebruik maken van het land van familieleden, die daar uiteraard ook niet op zaten te wachten.
Meerdere herders en lokale politici hebben geklaagd bij het bedrijf en publiekelijk hun onvrede geuit over deze impacts. In plaats van de dialoog met deze stakeholders aan te gaan, reageert Altain Khuder door ze aan te klagen. Het bedrijf beschuldigde ze van ‘zware, georganiseerde smaad’, een misdrijf waar 20 jaar gevangenisstraf voor staat in Mongolië. De zaak is ondertussen al door meerdere rechtbanken verworpen, maar het bedrijf blijft procederen. De herders en politici die aangeklaagd worden voelen de druk van deze intimidatie, maar blijven strijdvaardig.

Verwachte levensduur
Deze gevolgen zijn deels te verklaren door het bedrijfsmodel van Altain Khuder. Dat drijft op agressieve uitbreiding van de productie, en dus een uitbreiding van de mijn en meer impact. Tegelijkertijd is de verwachte levensduur van de mijn slechts tien jaar, waardoor het bedrijf weinig belang heeft bij betekenisvolle stakeholderbetrokkenheid. Dat roept vragen op.
Waarom neemt de EBRD geen maatregelen om te garanderen dat het bedrijf waar het in investeert opereert volgens internationaal geldende normen? Waarom neemt het geen stappen om het welzijn van de naburige herders te garanderen, een adequaat proces van compensatie in te voeren, en er voor te zorgen dat het bedrijf op respectvolle en betekenisvolle wijze met haar stakeholders overlegd?
Juist van een ontwikkelingsbank mogen actieve stappen worden verwacht om de negatieve impacts van haar investeringen te minimaliseren en het mijnbouwbedrijf te bewegen tot verantwoord gedrag.

[[{“fid”:”30537″,”view_mode”:”file_styles_artikel_kwart_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_kwart_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”link_text”:null,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_kwart_breedte media-element file-file-styles-artikel-kwart-breedte”,”id”:”styles-5-0″}}]]

Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) onderzoekt multinationale ondernemingen en de gevolgen van hun activiteiten voor mens en milieu wereldwijd.

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons