Achtergrond

Mijn buurtkroeg: Nigeria in het klein

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Het spreekt voor zich dat het vooral het goedkope bier op loopafstand was dat me trok aan de kleine buurtkroeg bij mij om de hoek. Geen kapsones, gewoon een terrasje achter een onopvallend gebouw onder een golfplaten dak versierd met bierreclames. Uit het zicht voor voorbijgangers is het ook nog eens een perfecte hangplek voor een blanke vrouw die geen zin heeft continu aangestaard te worden. Hier kan ik ongestoord mijn STAR drinken, onder een zilver met gouden miniventilator die een briesje opwervelt die net voldoende is om mijn huid te koelen, maar niet krachtig genoeg om mijn aantekeningen te doen wegwaaien.

Een paar keer per week kom ik hier sinds ik begin september in mijn appartement op het vasteland van Lagos introk. Het eten is niet altijd op hetzelfde moment klaar; dat hangt voornamelijk af van wanneer de rondborstige serveerster annex kok puf heeft om naar de markt te gaan. Maar het bier is koel en de muziek niet zo oorverdovend en communicatieremmend luid als in andere Lagosiaanse uitgaansgelegenheden. Zelfs mijn moeder – allergisch voor R&B, zeker op Nigeriaans volume – was het daarmee eens. Op haar laatste dag dat ze bij mij in Lagos was, nodigde ze hier wat vrienden uit die ze de weken ervoor had ontmoet voor haar afscheidsfeestje (of, zoals zij het noemde, haar ‘tot de volgende keer feestje’).

Terwijl ik langzamerhand tot het meubilair begon te behoren van dit buurtcafé, veranderden de blikken van de andere vaste klanten van vriendelijke desinteresse in openlijke nieuwsgierigheid. De gesprekjes bij het passeren van mijn tafel lengden en we wisselden namen uit. Mijn moeders bezoek was de definitieve ijsbreker.

Zo heb ik Sir leren kennen – laat ik hem de naam geven waarmee ik hem aanvankelijk aansprak. Hij ziet eruit als een Sir, als een voormalige ambtenaar – eentje van de oude stempel die nog deugde, niet de hedendaagse corrupte Nigeriaanse variant. Sir is in de zeventig en Igbo, een van de drie grote etnische groepen in Nigeria. In de Biafra oorlog die eindige in 1970 verloor zijn familie alles wat ze hadden. Sir praat erover met een afstandelijkheid waarvan je voelt dat ze breken zal als je te veel vragen stelt. Dus luister ik alleen maar. We bespreken ook biermerken, het weer in onze respectievelijke geboortelanden en klimaatverandering. Als Sir me uitnodigt voor het eindejaarsfeest in mijn buurtkroeg, accepteer ik met plezier. De gezelligheidsvereniging die verbonden blijkt met mijn favoriete drinklocatie organiseert het die vrijdagavond.

Als ik een paar dagen later aankom op het feest, verrast me de diversiteit van het gezelschap aan de lange geïmproviseerde eettafel die nu het grootste deel van de binnenplaats in beslag neemt. Nigeria kent meer dan 250 etniciteiten, en hoewel in Lagos’ stedelijke smeltkroes de bevolkingsgroepen zich mengen, trekken zeker de dominante groepen in de praktijk naar elkaar toe. Tribalisme – alles beoordelen en veroordelen aan de hand van uit welke etnische groep je komt – is nog steeds alomtegenwoordig in 20ste eeuws Nigeria en naar menigeen vreest een politieke splijtzwam die wel eens het uiteenvallen van het land zou kunnen veroorzaken. Met dit in het achterhoofd had ik van een gezelligheidsvereniging eigenlijk verwacht dat de leden dezelfde etnische achtergrond zouden hebben.

Niets blijkt minder waar. Aan het eind van de tafel, in een hemelsblauwe kaftan, zit een Hausa man, uit het voornamelijk islamitische noorden. Hij palavert met zijn buurman, een Yoruba – de grootste bevolkingsgroep in het zuiden – die de traditionele ronde muts op zijn hoofd draagt waarvan de top overflapt tot net boven zijn rechteroor. Dichter bij de ingang ontwaar ik Sir. Voor het eerst zie ik hem met het gestreepte hoofddeksel van de Igbo waarvan ze me hebben verteld dat het okpu agwu heet. Sir wordt geflankeerd door twee vrouwen, eentje van mijn leeftijd die me aanspreekt als Sisi Funke en een van de leeftijd van mijn moeder.

Die avond leer ik de namen van menige etnische groep waarvan ik nog nooit heb gehoord. Sinds de club in de jaren tachtig werd opgericht, was de ledensamenstelling een bonte verzameling Nigerianen uit alle windrichtingen. Moeilijke gespreksonderwerpen gingen de leden niet uit de weg. De discussies liepen soms hoog op, maar tot een scheuring kwam het nooit: ze waren het lang niet altijd eens, maar respecteerden elkaars mening. Terwijl de Hausa man vertrekt voordat de feestgangers al te liederlijk dronken worden en de vrouw die mij sisi Funke noemt bemiddelt in een hoog oplopend debat tussen een klaarblijkelijke aanhanger van regeringspartij PDP en een supporter van het ACN, de politieke partij van de gouverneur van de deelstaat Lagos, doe ik er het zwijgen toe en observeer.

Misschien zijn het de biertjes die blijven komen, of de muziek van Nigeriaanse rapper P-Square waar we allemaal op dansen naast onze stoelen, of mijn behoefte te geloven in een toekomst van dit land waarvan sommigen zo gretig het uiteenvallen voorspellen. Ik realiseer me heel goed dat de leden van deze gezelligheidsvereniging behoren tot de hogere middenklasse. Ze hebben allemaal gestudeerd, hebben heel wat van van de wereld gezien en zijn van middelbare leeftijd en ouder. Niet bepaald een doorsnee van de Nigeriaanse bevolking. En er zullen vast ruzietjes zijn onderling en kinderachtige vetes waarover ik pas later horen zal. Maar toch.

Die avond wil ik geloven dat als het mogelijk is voor een divers Nigeriaans gezelschap als dit om in harmonie te dineren aan een wiebelige tafel, dit ook mogelijk moet zijn op grotere schaal. Dus zeg ik ja als de voorzitter me vraagt lid te worden van de club. Ik ben geen verenigingstype, maar dit is een diversiteit waarbij ik me comfortabel voel, een Nigeria in het klein waarvan ik het een eer vindt ervan deel uit te maken.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons