Achtergrond

Kinderarbeid in Pakistaanse steenfabrieken

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

De veertienjarige Samia laat haar geschilferde handen vol rode plekken zien. Elke ochtend staat ze om vier uur op om in de winterse kou of in de zomerse hitte met haar handen bakstenen van klei te maken. Het regent vandaag een beetje, waardoor de stenen die ze heeft gemaakt uit elkaar dreigen te vallen. Haar vader loopt ongeduldig rond. Hij moet de stenen zo met zijn kar en ezel naar de steenfabriek brengen. Voor duizend gebakken stenen, waar Samia met haar ouders en twee broers zo’n twee dagen overdoen, betaalt de fabriekseigenaar ze nog geen drie euro. Maar dan moeten ze wel gaaf de oven uitkomen.

Samia wijst met een verdrietig gezicht naar een nieuw wit gebouw achter het veld waar ze in de modder aan het werk is. Het is een school die door de christelijke liefdadigheidsorganisatie, de Miracle School Ministeries, in Lahore werd opgericht. “Soms mag ik van mijn ouders er naar toe, maar niet iedere dag want mijn familie heeft geld nodig.”

Rubina Ramzan, de directeur van de liefdadigheidsorganisatie, vertelt binnen in het schoolgebouw dat ze vijf jaar geleden de eerste school in dit analfabete dorp oprichtte. Van zowel de ouders als de eigenaar van de steenfabriek ondervond ze behoorlijk wat tegenstand. ,,Ik ging van deur naar deur om de moeders het belang van onderwijs uit leggen. Pas toen ik de families beloofde de schooltijd van hun kinderen met een dagelijkse warme maaltijd te compenseren, lieten de ouders hun kinderen mondjesmaat toe. Maar nog steeds moeten de meeste kinderen voor of na schooltijd werken, of missen ze zoals Samia de meeste dagen”, zegt ze met een spijtig gezicht.

De fabrikant van de steenfabriek blijft haar bedreigen, omdat ze volgens hem zijn arbeiders heeft ingepikt. “Regelmatig beweert hij de school of mijn auto in brand te steken. Maar ik ben niet bang voor hem”, zegt ze stoer.

Rubina Ramzan weigert haar strijd tegen kinderarbeid op te geven. ,,Ieder kind heeft recht op onderwijs. Dat staat zelfs in de Pakistaanse grondwet beschreven. De regering beloofde onlangs na de moordaanslag van de Taliban op het veertienjarige meisje Malala een nieuw kinderfonds op te richten, zodat alle kinderen nu echt naar school kunnen. Maar deze belofte zegt weinig. Het gaat om de allerarmste kinderen van Pakistan en daar zijn onze corrupte politieke leiders niet in geïnteresseerd”, zegt ze zonder een blad voor haar mond te nemen.

Rubina’s kritiek op de regering in Islamabad wordt ondersteund door cijfers van de VN-kinderorganisatie Unicef. Tien miljoen kinderen werken, omdat door de aanhoudende economische crisis steeds meer ouders hun kinderen van school halen. De meeste kinderen werken in fabrieken, zoals in de steenfabrieken op het Pakistaanse platteland. Vaak onder barre omstandigheden. “Uit medische cijfers blijkt dat vooral duizenden kinderen in steenfabrieken door de ongezonde lucht tuberculose krijgen. Vorige week hebben we een jongetje naar een ziekenhuis in Lahore gebracht. De tuberculose bij hem is zover gevorderd dat we vrezen dat hij het niet redt”, vertelt Rubina.  

Kinderarbeid is volgens de wet in Pakistan verboden. Fabriekseigenaren lappen regels aan hun laars. Door de alsmaar stijgende productie- en arbeidskosten zien ze hun omzet scherp dalen. Verscheidene fabrieken liggen urenlang stil of zijn inmiddels failliet door het chronisch gas- en elektratekort. Kinderen kosten nauwelijks wat. Bovendien is er nauwelijks controle.

Onderwijzeres Sarah uit groep vijf van de dorpsschool bedacht een list om haar leerlingen zoveel mogelijk uit de bakstenenindustrie weg te houden. “Ik geef ze stapels huiswerk mee, waardoor ze na schooltijd flink bezig zijn. Sommige ouders werken mee. Ze zien het nu als een prestige dat hun kinderen naar school gaan en voelen zich trots. Maar helaas werkt het niet in alle gevallen en komt een kind de volgende dag gefrustreerd op school, omdat zijn huiswerk niet af is.” 

In de vijf jaar dat de school bestaat, zag directeur Rubina kans om tweehonderd kinderen uit de omliggende dorpen naar haar school te krijgen. Het aantal leerlingen stijgt en daarmee ook de kosten voor het onderwijs. Het zijn vooral haar rijke vrienden in Pakistan en in het buitenland die haar financieel helpen. “Natuurlijk is het niet genoeg. Veel kinderen zijn ondervoed. Meer dan een broodje zit er ’s avonds niet in, omdat hun moeders te moe en te arm zijn om te koken. De kinderen krijgen wekelijks een beker melk en een halve appel op school. Als ik meer budget had zou ik ze elke dag fruit kunnen geven en hun ouders geld, zodat geen kind in dit dorp meer hoeft te werken.”

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons