Achtergrond

‘Ik ben er niet om de wereld te redden’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Schijnbaar is het ‘super dope’ om naar Uganda te komen als je zeventien bent en niet precies weet waar je met je leven heen wilt. Over jonge vrijwilligers in Afrika.   

Semi-nonchalant modelleerde hij met zijn ene hand zijn Elviskuif, terwijl de ander een sigaret vasthield. Zijn blik hield zijn vriend vast, die net iets stoerder was dan hij. Telkens als die vriend een grap maakte, lachte hij zenuwachtig mee, heftig bevestigend knikkend. Om daarna met een soort wanhopige blik de groep in te kijken.

Ja, ik observeerde een puber.

Ik herkende mijn vroegere zelf in hem. In hoe het voelt om jong te zijn, en nog niet precies te weten waar je eigenlijk in godsnaam mee bezig bent. Een soort van manische existentiële crisis, alles is een grote grap. En alles kan, de wereld ligt aan je voeten. Je hebt alleen geen idee wie je bent of wat je met jezelf aan moet. Wat je wel weet is dat alle oude mensen saai zijn en hun leven vergooien. En dat jij dat allemaal heel anders gaat aanpakken. Het leven is een opeenstapeling van prikkels die je meenemen op een soort van extatische achtbaan waarover je dan ‘dope man’ zegt.

Dope man
Schijnbaar is naar Uganda te komen als je zeventien bent en niet precies weet waar je met je leven heen wilt ook ‘dope man’. Althans dat is wat hij me vertelde. En hij was niet de enige. In de budget lodge bij de watervallen van Sipi waar ik met vijf vriendinnen voor Pasen overnachtte, stikte het van de jonge puberende vrijwilligers.

Bruno van achttien uit ‘the US of A’ zit nu al acht maanden in een dorp ergens in the middle of nowhere. Hij is hier gekomen om Afrikanen te helpen, zegt hij. Hij is belast met de taak een school te bouwen, samen met ‘de locals’. Hij betaalt per maand 700 dollar (drie keer het gemiddelde maandsalaris van een Ugandees) aan zijn gastgezin. In ruil daarvoor krijgt hij onderdak, eten, en een gastgezin. Van Afrikanen helpen en de school bouwen is nog niet veel terecht gekomen, omdat de bouwmaterialen nog niet zijn gearriveerd.

‘Ik ben hier niet om de wereld te redden’
Ben is zeventien en komt uit London. Hij is nog niet echt klaar voor de universiteit, en is daarom naar Uganda gekomen. Hij geeft hij les op een schooltje in Jinja. Hij is beter dan de Ugandese leraren, zegt hij, want die zijn ‘so super un-motivated, dude!’ Hij krijgt 800,000 Ugandese Shilling (ongeveer 350 euro) van zijn organisatie per maand. Zijn woning is naar eigen zeggen behoorlijk Spartaans, en er zijn ratten, en hij heeft maar twee borden. ‘En, for your information, ik ben hier niet om de wereld te redden’, besluit hij het gesprek, om zich daarna weer te herenigen met zijn matties.  

Sinds een jaar of tien is vrijwilligerswerk booming business. Vooral voor de vrijwilligers is het erg tof. Je leert nieuwe culturen en mensen, en voornamelijk jezelf kennen. En bouwt daarnaast een beetje aan je CV. Je hoeft eigenlijk niks te kunnen, zolang je maar betaalt. Jonge mensen kunnen zichzelf ontdekken in de Afrikaanse speeltuin waar ze experimenteren met het leven en zichzelf. Ik zeg niet dat dat slecht is. Er zijn ongetwijfeld veel jonge mensen die een constructief steentje bijdragen aan het bouwen van een school, het begeleiden van patiënten in een ziekenhuis of het geven van een fotocursus.

Lijdend voorwerp
Toch vraag ik me daarbij af, kunnen de locals de toenemende zwerm vrijwilligers nog wel behappen? Hoe effectief het is jonge mensen uit het westen zonder enige leidraad of consequenties met de ontwikkelingsagenda te laten stoeien? De organisaties die de jongeren uitzenden verdienen bakken met geld. En voor de jongeren is het ongetwijfeld een waardevolle ervaring. Maar hoe waardevol is het voor het lijdend voorwerp van dit alles, Afrika zelf?

Volgens Lydia, een Ugandese vriendin, maakt het eigenlijk niet eens zo heel veel uit wat het is dat al die vrijwilligers doen. “Het gaat hen voornamelijk om een mooie ervaring, en uitwisseling van culturen. Het kan hun kijk op de wereld veranderen. Voor ons, de Ugandezen, is dat prima. Zolang ze betalen en geen schade aanrichten, en geen baantjes krijgen die anders naar de lokale bevoling zouden gaan, heb ik er geen enkel probleem mee.”

Van ‘save the world’-  naar ‘save myself’- syndroom. Van pretentieus naar keeping it real-ish.

Dan moet het kunnen, die puberende vrijwilligers.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons