Achtergrond

Houten reet vs betonnen beambte

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Zal ik het doen of niet? Daar sta ik, in een godverlaten dorp ergens in het oosten van Sierra Leone, niet ver meer van buurland Liberia. Althans, niet ver meer hemelsbreed, want het laatste stuk route naar de grens is schijnbaar zó slecht dat het onmogelijk is in te schatten hoe lang je erover zult doen. Tegenover me staat een bijdehandte tiener die me een rit probeert te slijten achterop de motor van zijn maat. Niet duur, meneer, en stukken sneller dan de minibus. Zal ik het doen of niet?

Ach wat, hoor ik mezelf zwichten, vermoeid na een lange busrit vanuit Freetown. Vooruit maar. Ik ben nog niet uitgesproken of motor – een afgeleefd geval van vermoedelijk Chinese makelij – en chauffeur Abdulay staan voor mijn neus. Abdulay is gekleed alsof hij een poolwinter gaat trotseren. Dikke muts, oversized donsjas, grove werklaarzen. Dat hij niet uit zijn kleding kookt is wonderlijk, want zelfs in mijn armzalige wapenrusting – slippers, korte broek en T-shirt – loopt het zweet in stralen langs mijn rug.

Snel nog even benzine inslaan en daar gaan we, Abdulay en ik. Door tropisch bos afgewisseld met rijstvelden, vaak aangelegd op oude palmolie- of rubberplantages. Dit is een van West-Afrika’s natste streken – drie tot vijf meter regenval jaarlijks tegen minder dan een meter in Nederland – en bovendien is het regenseizoen, dus overal zijn meren ontstaan vol waterlelies en kikkergekwaak. De lucht is vol vlinders.

We passeren identieke dorpen: hutten van modder en riet, rondscharrelend vee, verspreide bomen waaronder lodderige mensen zitten. Ook de reacties op mijn hier ongetwijfeld zeldzame blanke verschijning zijn steeds gelijk. Zodra de dorpskinderen me spotten, beginnen ze brullend en molenwiekend van geestdrift achter de motor aan te galopperen. Aanvankelijk zwaai ik nog enthousiast terug, maar gestaag daalt mijn puf daarvoor. Op het laatst krijg ik nog net mijn wenkbrauwen omhoog bij wijze van hallo.

Dat komt: ik word geradbraakt. Uur na uur stuiteren we over een ‘weg’ die nog het meest lijkt op een uitgesleten rivierbedding, vol rotspartijen, moddervelden en geulen. We slippen langs greppels, hotsebotsen over hangbruggen en scoren besmeurde onderlijven in waterplassen zo groot als zwembaden. Bij elke volgende klap op een pothole kraken mijn ribben. Mijn ingewanden lijken bezig van plaats te verwisselen. Mijn achterste jankt bijkans hardop van de pijn. Een houten reet is een understatement. Abdulay rijdt als een volwaardig coureur – vast geholpen door de joints die hij bij elke stop in elkaar flanst – maar niettemin kan ik maar moeilijk loskomen van de gedachte: als we híer vallen, dan ben ik heel, heel ver van huis.

Dat gevoel houdt nog even aan als ik me, na een emotioneel afscheid van Abdulay en eindelijk verlost van zes uur motormarteling, op de grens te pletter loop tegen de douanechef, een beambte van het betonnen soort waarop West-Afrika patent heeft. Een massieve Afrikaanse matrone – kont als een bijzettafel, bovenarmen waaraan meer vlees kleeft dan aan mijn dijen – die uitstraalt: als jij één woord verkeerd zegt, dan trek ik je kop eraf. De vleesberg is ook nog eens een albino, dus lijkbleek. Op haar in brillantine gedrenkte, witblonde kroeshaar prijkt een grote verentooi. (Bij wijze van kapsel? Als rangaanduiding? Ik heb het niet durven vragen.) Zonder me een blik waardig te gunnen bestudeert het gezag tergend lang mijn paspoort. De spanning in het kantoortje is voelbaar. De grens gaat bijna dicht en ze heeft de macht – en ze weet dat ik dat weet – om me de toegang tot haar land te ontzeggen. Na wat een eeuwigheid lijkt zet ze, hallelujah, godzijdank achteloos haar krabbel onder mijn visum. Ik ben in Liberia! Snel op naar Monrovia. Iemand wellicht nog een motor in de aanbieding?

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons