Achtergrond

Gevangen in targets

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Dit artikel maakt deel uit van de serie ‘2015: The future we want’ die OneWorld in 2013 initieerde.    

Armoede werd de afgelopen dertien jaar bestreden aan de hand van plaatjes, goals en targets. Maar de resultaten van ontwikkelingshulp zijn niet altijd meetbaar, vinden Mirjam Vossen en Ralf Bodelier.

Dick Bruna plaatjes
De millenniumdoelen kunnen goed worden verbeeld. Alleen al de vormgeving is sterk: eenvoudige, Dick Bruna-achtige tekeningen in frisse pastelkleuren. Een kind begrijpt ze. Mooi. Deze eenvoud kenmerkt ook de doelen zelf: "ieder kind naar school", "een einde aan de honger." Prachtig. Tel daarbij op dat ook de effecten goed te meten zijn. "In 2015 volgen alle kinderen, jongens en meisjes, volledig basisonderwijs." Geweldig. De millenniumdoelen spreken zo sterk tot de verbeelding dat ze in de loop van de jaren ’90 een brede coalitie van overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wisten te mobiliseren.

De millenniumdoelen, zo zeggen communicatiespecialisten, zijn een krachtig frame. Het millenniumframe is krachtig door zijn heldere doelen, aansprekende beelden en in cijfers uit te drukken effecten. Ooit was het een cadeau voor de verdedigers van ontwikkelingshulp. Maar haar kinderlijke eenvoud is tegelijkertijd haar grootste zwakte. Het een zwakte, die onze betrokkenheid bij internationale samenwerking begint te ondermijnen.

Fiksen
Zo zijn de doelen te eenduidig. Ze suggereren dat mensen arm zijn door een gebrek aan onderwijs en gezondheidszorg, aan water en voedsel. En dat we dit eenvoudig op kunnen lossen door te zorgen voor scholen, klinieken, waterputten en goedkope malariamedicijnen. Ze stellen bovendien dat ‘wij’ dat voor 2015 kunnen fiksen. Mits we ons maar genoeg inzetten en samenwerken.
De millenniumdoelen vertellen, kortom, een weinig controversieel en a-politiek verhaal. En dat is niet goed. Zaken als gebrek aan voedsel en moedersterfte zijn niet los te zien van politieke en sociale factoren zoals toegang tot land, wereldwijde voedselprijzen en de positie van vrouwen. Ontwikkelingsorganisaties weten dat. Zij hebben hun aandacht allang uitgebreid tot het politieke en sociale domein. Zij investeren volop in lobbyen, beleidsbeïnvloeding en het versterken van lokale organisaties. Maar warm gemaakt door de millenniumdoelen, denkt het grote publiek nog steeds dat ontwikkelingssamenwerking een kwestie is van scholen bouwen en malarianetten verspreiden.

Het millenniumframe zou wel eens zo krachtig kunnen zijn, dat een meer politieke aanpak nog maar amper communiceerbaar is. Waarom zou je immers een juridische strijd aangaan tegen het patentrecht van farmaceutische bedrijven wanneer je ook aidsremmers kunt verstrekken? Waarom zou je een politieke strijd voeren tegen landgrabbing of het gebruik van maïs in biodiesel, wanneer je ondervoeding ook kunt aanpakken met schoolvoedselprogramma’s voor kinderen?

Ralf Bodelier (@RalfBodelier) werkt als journalist, debatleider, schrijver en onderzoeker. Zijn thema’s zijn globalisering, kosmopolitisme en Human Security. Mirjam Vossen is journalist, gastdocent en onderzoeker. Zij schrijft over ontwikkelingshulp en globalisering en doet onderzoek naar beeldvorming over ontwikkelingssamenwerking. 

Armoede targets
Het tweede probleem met het ‘millenniumdoelenframe’ zit in het woord zelf: ‘doelen’. De Millenniumcampagne vertelt ons dat ontwikkeling primair een zaak is van goals en targets. Extreme armoede moet met vijftig procent dalen, het schoolbezoek tot honderd procent stijgen, de moedersterfte met driekwart teruggebracht.
Het denken in doelen blijkt zo succesvol, dat we amper meer denken over ontwikkeling zonder cijfers. Denken in termen van rendement is handig wanneer het gaat om het redden van zoveel mogelijk levens tijdens een natuurramp. Maar hoe berekenen we het rendement van onze steun aan een Indiase organisatie die zich sterk maakt voor de emancipatie van de Dalits? Wat is het rendement van een leerstoel landbouwkunde aan de universiteit van Addis Abeba?

Rendementsdenken
Het in de millenniumdoelen ingebakken rendementsdenken drukte de afgelopen jaren een sterke stempel op het ontwikkelingsdebat. Veel discussies, opiniestukken en boeken –William Easterly, Dambisa Moyo- zijn ingegeven door maar één vraag ‘wat leverde het op?’ In Nederland wordt het denken in rendementen vooral uitgevent door de VVD. Bij herhaling stelt die partij dat ontwikke-lingshulp weinig oplevert en dat het dáárom goeddeels mee op kunnen houden. Maar ook de ontwikkelingssector zelf loopt aan de leiband van het rendementsdenken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken komt met lijvige ‘resultatenrapportages’ en verhoogt almaar de verantwoordingsdruk op organisaties waaraan zij subsidie geeft. Ontwikkelingsorganisaties doen steeds meer hun best om, via websites en jaarverslagen, te laten zien wat hun werk concreet, hier en nu, heeft opgeleverd.  

Ultiem bewijs
Ontwikkeling laat zich echter niet eenduidig in cijfers vangen. Zo kan in Nederland niemand vertellen wat een decennialange investering in goed gymnastiekonderwijs oplevert voor het terugdringen van obesitas onder jongeren. We beseffen intuïtief dat obesitas en fatsoenlijk gymnastiekonderwijs elkaar slecht verdragen. Wanneer dit echter met harde cijfers moeten worden aangetoond, dan leidt dit onvermijdelijk tot teleurstelling. Zwaarlijvigheid is niet alleen fors toegenomen, bovendien kan niemand om het feit heen dat de aanpak van meer factoren afhangt dan van het onderwijs alleen.
Desondanks menen de voorstanders van het rendementsdenken dat we pas aan ontwikkelingssamenwerking moeten doen, wanneer ‘de harde feiten’ uitwijzen dat er positieve effecten worden bereikt. Maar dé harde feiten bestaan niet. Daarom mag onze a priori inzet voor de bestrijding van mondiale armoede nooit afhangen van ‘het ultieme bewijs’ dat het werkt. Dat ultieme bewijs komt namelijk nooit.

Spijkerhard
Toch vormen resultaten de kern van de millenniumdoelen. Wanneer niet spijkerhard kan worden aangetoond dat in 2015 de kindersterfte met twee derde is teruggedrongen, dan is millenniumdoel vier simpelweg mislukt. Daarmee wordt de millenniumdoelencampagne uiteindelijk slachtoffer van de beeldvorming die ze zelf heeft geschapen. Het publiek en de media zijn jarenlang gevoed met het verhaal dat armoede eenvoudig op te lossen is, dat wíj haar zullen oplossen, en dat die oplossing zichtbaar is in meetbaar rendement. En dit verhaal keert zich nu tegen de Millenniumdoelen.
In hun onstilbare honger naar controverse zullen de media in 2015 belichten dat de meeste millenniumdoelen níet zijn gehaald. Het grote publiek zal vervolgens verzuchten dat ontwikkelingsorganisaties zelfs deze simpele taak niet wisten te klaren. En de onverschilligen halen hun buit binnen door te eisen dat dit het moment is om definitief te stoppen met de malligheid die ontwikkelingshulp heet.

Wervend frame
Wanneer ontwikkelingsamenwerking 2015 overleeft, ligt er een stevige uitdaging voor de architecten van de post-2015 aanpak: laat je niet verleiden tot al te eenduidige doelstellingen, laat de gedachte varen dat onze inspanningen allemaal meetbaar zijn en zorg desondanks voor een herkenbaar en wervend frame.

Want de millenniumdoelencampagne leerde ons ook dat het mogelijk is om honderden miljoenen mensen wereldwijd warm te maken voor het grootste probleem van onze tijd: de extreme armoede waarin een miljard mensen nog steeds leven. Dat succes uit de jaren ’90 moet na 2015 worden herhaald.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons