Achtergrond

Getrouwd met iemand van de ‘verkeerde’ stam, als weduwe gevlucht naar Oeganda

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

In Impevi, een vluchtelingenkamp in het noorden van Oeganda, staat een enorme mensenmassa klaar om te ‘verhuizen’. Temidden van alle tassen, kinderen, koffers, opa’s en oma’s staat een lachende Zuid-Sudanese vrouw. Haar roze jurk licht op in de zon. Ze knuffelt met een van haar kinderen: ‘Het komt goed liefje!

Wanneer vluchtelingen in Imvepi arriveren krijgen ze in eerste instantie een plek toegewezen in een van de grote tenten. Hier slapen zij ’s nachts zij aan zij op de grond. Na een week krijgen ze, afhankelijk van de situatie, een tent op een stukje land of een zeil, touw en stokken waar ze zelf een tent mee kunnen bouwen. De vrouw in de roze jurk heet Atjoni. Ze weet nog niet precies waar ze heen gaan, maar ze is in ieder geval veilig met haar kinderen en dat is het belangrijkste.

Het verhaal van Atjoni

Atjoni komt uit Marobo. Ze is van de Kakwa bevolkingsgroep, maar werd verliefd op een Dinka man. Dit zorgde voor scheve blikken in de gemeenschap. Desondanks steunden Atjoni’s ouders haar keuze. Ze trouwden en kregen samen vier kinderen. Wanneer Atjoni over haar man praat kijkt ze dromerig in de verte. Ze hadden een klein boerderijtje. De oogst verkocht Atjoni op de markt. ‘Het leven was goed’, vertelt ze, ‘totdat in 2013 de eerste gevechten uitbraken.’ Nu fronsen de wenkbrauwen van Atjoni zich en haar ogen staan zorgelijk. ‘Van vrienden hoorde ik dat de overheidstroepen de buurt van mijn ouders hadden verwoest. Ik stormde naar hun huis, maar ik was al te laat. Ze lagen op de vloer, dood. Ik mis ze nog iedere dag.’

De overheid hield niet op met moorden

Hierna verslechterde de situatie. Uit angst voor de overheidstroepen werden wegen geblokkeerd. Het was te gevaarlijk om naar het land te gaan om het te bewerken en te zaaien. Er kwam nog amper voedsel het stadje binnen. De voedselprijzen stegen en Atjoni's familie at soms maar één warme maaltijd per week. Ze stilden de honger met wilde vruchten uit de bush. De overheid hield niet op met moorden: het werd alleen maar erger. Verhalen over mishandelingen en verkrachtingen schokten haar niet meer.

Haar man besloot dat hij niet kon toekijken hoe de gemeenschap langzaam werd afgeslacht en sloot zich aan bij de rebellen. Dit is opmerkelijk want Salva Kirr, de president van Zuid-Sudan is een Dinka. Over het algemeen vechten Dinka zij aan zij met de overheid, maar haar man vocht mee met de rebellen. Hij vocht voor het leven van zijn familie.

AtjoniAtjoni en haar vier kinderen. Foto: Rieneke de Man/ICCO

Als weduwe verder

De blik van Atjoni verandert opnieuw. Ik zie pijn en verdriet in haar ogen. ‘Mijn man stierf vorige maand tijdens een gevecht’, zegt Atjoni zachtjes. ‘Door alle ellende is de gemeenschap verbitterd en woedend.’ Zonder de bescherming van haar man is Atjoni kwetsbaar. Ze is immers nu weduwe van een Dinka en haar kinderen zijn half Dinka. ‘Ik merkte dat de woedde van de gemeenschap zich tegen mij keerde’, vervolgt Atjoni. ‘Mijn man is dood, mijn ouders zijn dood en er was niemand meer om ons te beschermen. Ik was bang voor mijn eigen buren en vreesde voor mijn leven en dat van mijn kinderen. Ik moest vluchten.’

Onze toekomst ligt niet in Zuid-Sudan.

Atjoni volgde de stand van de zon en liep vier dagen met haar kinderen door de bush op weg naar Oeganda. ‘s Nachts krulden ze zich op en sliepen ze in de bosjes, verborgen voor het oog van de overheidstroepen. Atjoni had wat cassave kunnen kopen voor onderweg. Daarnaast leefden ze van wat de bush ze bood. Drie dagen geleden bereikten ze uitgeput en hongerig de grens van Oeganda. Ze kreeg samen met haar kinderen een plekje toegewezen in een bus, die ze naar Imvepi bracht. Bij aankomst moesten ze zich eerst registreren. Vervolgens kregen ze een medische keuring en werden zij en haar kinderen gecheckt op verschijnselen van ondervoeding. Daarna mochten ze aansluiten in de rij voor een warme maaltijd. Atjoni kon haar geluk niet op.

Voor mij zie ik een krachtige vrouw. Tijdens het interview verliest ze haar kinderen niet uit het oog. Wanneer haar jongste dochtertje in tranen uitbarst trekt ze haar dicht tegen zich aan. Ze kijkt bezorgd naar haar dochtertje. ‘Ze heeft honger. Onze toekomst ligt niet in Zuid-Sudan. Hier zijn we veilig en hebben we iets te eten.’ Wanneer in de verte vrachtwagens beginnen te ronken kijkt ze gespannen op. ‘We moeten verder’.

Rieneke de Man bezocht voor ICCO een vluchtelingenkamp in Oeganda. ICCO ontwikkelt een programma om jonge Zuid-Sudanese vluchtelingen te trainen om bedrijfjes in de landbouwsector op te zetten. Kijk voor meer informatie op: www.icco-cooperation.org

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons