Achtergrond

Geen volk verdient hondenvoer

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

‘Hondenvoer!’ riep hij over het grotendeels lege terras van het restaurant waarvan ik me de naam niet herinner, behalve dat het iets Italiaans was. Het porseleinen bord met de saffraankleurige rijst van zich afschuivend, blafte de Italiaanse fotograaf met wie ik uit eten was om een ober. Ik had te doen met de Oegandese in zwart en wit geklede man die op onze tafel af kwam rennen. Mijn disgenoot wees op de gele drab op zijn bord.

‘Dit is geen risotto! Ik zou dit mijn hond niet eens te vreten geven!’

Mijn collega nam zijn eten serieus. Ik heb verscheidene keren met hem gewerkt in Centraal Afrika, en of hij nu in de Rwandese hoofdstad Kigali was, in een Congolees restaurant met uitzicht op het Kivumeer of in een stoffige eettent in Burundi, hij eiste altijd het beste. Toen ik eens informeerde waarom hij niet in Rome was gebleven als hij toch altijd op zoek was naar zijn mama’s pasta, viel hij naar me uit.
‘Waarom zou ik mijn verwachtingen omlaag schroeven? Omdat dit Afrika is? Dat zou racistisch zijn!’
Mijn collega had geen moeite met grote woorden.

Toen in april een rapport verscheen van de commissie van het Nigeriaanse Huis van Afgevaardigden over binnenlands misbruik van subsidies voor benzine, heb ik dat van begin tot eind gelezen. De 200 pagina’s deden gewag van 5 miljard verdwenen euro’s in drie jaar tijd, en noemde dit ‘een record dat zijn weerga nauwelijks kent in de geschiedenis van verdraaide begrotingen in welk land dan ook ter wereld’. Ik was verontwaardigd, maar stomverbaasd of diep geshockeerd was ik niet.

Toen daarna de voorzitter van diezelfde Nigeriaanse commissie, al snel op een voetstuk gehesen als corruptiebestrijder van het jaar, werd beschuldigd van het aannemen ven een steekpenning van een kleine half miljoen euro, was mijn reactie op Twitter dat dit aantoonde hoe spreken van totale integriteit in de Nigeriaanse context wishful thinking is, en dat je binnen het systeem al blij mag zijn met ‘het minst corrupt’.

Onlangs onthulde De Telegraaf dat tijdens de Olympische Spelen in Beijing in 2008 de Nederlandse veiligheidsdienst AIVD journalisten heeft ingehuurd om voor hem te spioneren. Zeven van mijn collega’s en landgenoten zouden geld hebben geaccepteerd in ruil voor informatie. Ik was, en ben nog steeds, verbolgen dat enige zichzelf respecterende Nederlandse collega zoiets in zijn hoofd zou halen. Ik heb er daadwerkelijk wakker van gelegen.

Mijn reactie op deze onthulling – een klein incident zo je wil – was veel heviger dan die op de Nigeriaanse bekendmakingen. Ik hield mezelf voor dat het vanzelf sprak dat mijn verwachtingen van Nigeria, in 2011 nummer 143 op de Transparency International corruptieranglijst van 183 landen, lager liggen dan die van mijn eigen land (nummer 7). Maar toen schoot de filosofie van mijn culinaire Italiaanse collega me door het hoofd: hoe slecht de lokale keuken ook te boek staat, geen volk verdient hondenvoer.

Ik schrijf deze blog op zondagochtend, als er nieuws binnenkomt over meerdere explosies bij kerken in de Noord-Nigeriaanse staat Kaduna. Het is niet de eerste en vast niet de laatste keer. Met één klap doet de deadline van dit stuk er niet meer toe. Als journalist moet je een evenwicht vinden tussen te veel meevoelen en afgestompt raken. Mijn grootste angst is het om cynisch te worden. Toen ik met reizen begon, heb ik mijn vrienden gevraagd me te waarschuwen als ik niets meer voel voor de mensen over wie ik schrijf en niet meer geraakt ben door wat ze overkomt. Terwijl mijn maag zich binnenstebuiten tracht te keren, surf ik naarstig het net af op zoek naar actuele informatie over de explosies in Kaduna. Ik besef dat ik nog niet ben afgestompt. Nog lang niet. En ik hoop dat punt nooit te bereiken.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons