Achtergrond

Een Afrikaan spreidt zijn armen voor vreemdelingen, maar niet altijd

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Ik ken mensen uit Kenia die, als het moet, zó afreizen naar een mij totaal onbekende miljoenenstad in China om daar een contract af te sluiten over de leverantie van, zeg, beveiligingcamera’s. Die gaan studeren in Japan, of promoveren in Canada. En die naar een ziekenhuis ergens in midden-India vliegen voor een operatie.

Met uitzondering van Canada zijn dit landen waar mensen uit Afrika doorgaans als Fremdkörper worden gezien én behandeld. Iemand uit pakweg het zuidelijke Tamil Nadu in India mag dan een donkerdere huid hebben dan een Kikuyu uit Kenia, wie ‘uitheems’ is, wordt vaak ook zo behandeld – en dat lang niet altijd op een vriendelijke en beleefde manier.

Voor de oude Grieken, zo leerde ik op de middelbare school, was een vreemdeling (xenos) tevens een gast; voor de Romeinen was iemand van buitenaf (hostes) daarentegen een vijand. Wie tegenwoordig de woorden ‘xenofobie’ en ‘hostiliteit’ kent, weet dat vrijwel overal het vijanddenken heeft gewonnen.

Wie tegenwoordig de woorden xenofobie en hostiliteit kent, weet dat het vijanddenken heeft gewonnen

Maar dat weerhoudt mensen er niet van te reizen. Natuurlijk niet. ‘Zijn’ is op pad zijn, zou je kunnen stellen. Of in de woorden van de dichter: ‘Ik ga maar en ben.’ Ooit was ik aan de oostkust van Nicaragua. Ik stond op de wachtlijst voor een vlucht terug naar de hoofdstad Managua, maar vond almaar geen plek. Toen ik mijn beklag deed over de drukte, hield een vrouw mij droogjes voor: ‘Aquí, la gente viaja, señor.’ De mensen hier reizen, meneer. En zo is het.

Zoals Kenianen naar China, Japan of India trekken, zo komen mensen uit die landen de kant van Kenia op. De Chinezen waren al eeuwen geleden aan de oostkust van Afrika te vinden, de Indiërs kwamen ruim een eeuw geleden voor onder meer de aanleg van de Lunatic Express, de spoorlijn van Mombasa naar Kampala, en de Japanners zijn sinds een jaar of dertig bijvoorbeeld als toeristen regelmatige bezoekers.

Het zijn allemaal mensen die, minstens dat, er ‘anders’ uitzien dan Kenianen. Zoals dat uiteraard ook geldt voor het clubje blanken hier, voor Canadezen bijvoorbeeld, en voor mensen zoals ik dus. ‘Vreemde lichamen’, laat me het zo maar eens stellen. Betekent dat ook dat bezoekers van buitenaf hier doorgaans op een onvriendelijke en onbeleefde manier worden behandeld?

Zeker, dat kan. Al was het maar als reactie op het onbeschofte gedrag dat de bezoekende ander soms tentoonspreidt. Maar ‘anders’ is één ding, ‘minderwaardig’ is een ander. Waar een Keniaan in China, Japan, India en Canada (of Nederland) kan ervaren dat hij of zij als inherent minderwaardig wordt gezien, ongeacht status of gedrag, komt dat andersom hier veel minder voor. Het is mijn stellige indruk dat een buitenlander in Kenia, zoals ook in andere Afrikaanse landen, minder last heeft van vooroordelen.

Geweldig, toch? Weer een bewijs voor de vriendelijke, goedlachse Afrikaan. Een nieuwe variant in het denken over de nobele wilde! In iedere mens van buiten Afrika gaat een racist verscholen, maar de oorspronkelijke mens, de Afrikaan zelf dus, spreidt zijn verwelkomende armen voor elke vreemdeling.

Nee dus.

Zodra een bezoeker zich opwerpt als een potentiële concurrent, wordt ook hier het verhaal heel anders. Omdat achter het denken over ‘ras’ nu eenmaal economische principes schuilgaan. Daarvan kunnen bijvoorbeeld de Chinezen hier nog flink last krijgen. Zoals de nodige van de meer dan veertig verschillende volken bínnen Kenia elkaar al vaak tot last zijn. Elkaar in de weg zitten. Tegen elkaar opbotsen en –boksen, letterlijk ook. Omdat niets menselijks, helaas, de Kenianen vreemd is.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons