Achtergrond

Duurzame apps beginnen bij consument

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Om apps op je smartphone duurzamer te maken, moeten softwareontwikkelaars hun werkwijzen aanpassen en kan de overheid het goede voorbeeld geven. Maar duurzame software begint bij consumenten, zo stelt Patricia Lago, hoogleraar 'Software and Services' aan de Vrije Universiteit. Mensen moeten zélf vragen stellen over het energieverbruik van de software die ze kopen. Alleen dan gaan softwareleveranciers hun producten aanpassen.

Duurzame software, wat moeten we daar eigenlijk onder verstaan?
Lago: “Om te kunnen functioneren heeft software elektriciteit nodig. Er is energie nodig voor de servers, maar de software gebruikt ook de batterij van de smartphone waar deze op draait. In de loop van de tijd bleek: hoe nieuwer de software, hoe krachtiger de hardware (smartphone, pc) moet zijn waarop die software kan draaien. We gebruiken dezelfde apps maar deze worden steeds zwaarder. En omdat hardware goedkoop is, en steeds krachtiger, maakt niemand zich druk over hoe efficiënt de software eigenlijk is. Software is nu zeer inefficiënt in energiegebruik, dit is niet duurzaam.”

“Daarnaast hebben datacenters vaak overcapaciteit. We kunnen niet voorspellen hoeveel ruimte en energie er nodig is om software te laten draaien. Voor de zekerheid staan er dus heel veel servers met flinke geheugenruimte constant aan. Neem bijvoorbeeld de server van een bank, waarop een steeds groeiende hoeveelheid informatie over klanten wordt opgeslagen. Als we een techniek zouden hebben die de groei van klanten bekijkt en de serverruimte die nodig is voor deze groei, dan zouden we kunnen voorspellen wanneer en nieuwe servers nodig zijn. Deze voorspellingen vragen om intelligente software. Omdat we nog niet zulke slimme software hebben, staan die servers voor niets aan en verbruiken ondertussen wel veel energie.” 

Wie is Patricia Lago?
Patricia Lago is hoogleraar ‘Software and Services’ en bekleedt sinds 1 januari 2015 de Fenna Diemer-Lindeboom leerstoel aan de VU. Lago doet onderzoek naar betere, energie-efficiënte software. In haar oratie besprak ze de uitdagingen voor software (en software engineering) om duurzamer te worden.

Is het wel aannemelijk dat softwareontwikkelaars en -verkopers hun product duurzamer maken?
“Het businessmodel waarin hardware zoals telefoon of laptop steeds moet worden vervangen ‘dankzij’ inefficiënte software wordt in stand gehouden door de bedrijven die dit model verzonnen hebben. Sommige bedrijven verkopen zowel de hardware als de software die daarbij past. Als je goed kijkt naar de manier waarop ze dat doen, zie je dat ze werken volgens een cyclus van zes maanden. Zie bijvoorbeeld Apple: het ene jaar wordt er een nieuwe versie van de iPhone op de markt gebracht. In de ongeveer twee jaar daarna komen er steeds nieuwe updates voor de software die de telefoon uiteindelijk onbruikbaar maken. Dat is het moment om weer met een nieuwe iPhone te komen. In het tussenliggende jaar wordt er dan bijvoorbeeld een nieuwe computer gelanceerd; als consument zal je immers niet zo snel twee aankopen in hetzelfde jaar doen.”

“Maar het is niet zo dat alle bedrijven zowel de hardware als de software ontwikkelen en verkopen. De rest van de bedrijven is eigenlijk vooral aan het volgen, en daarom investeren zij al hun middelen in snelheid. Zij moeten zo snel mogelijk de markt op met een nieuw product. Als deze bedrijven hun software in de eerste plaats stabieler zouden maken, dus minder afhankelijk van de cyclus van anderen, zouden ze meer geld kunnen stoppen in innovatie. Het is voor een deel historisch zo gegroeid, maar het zou duurzamer zijn als software minder afhankelijk was van hardware.”

In uw inaugurele rede verwees u ook naar het meten van sociale impact van software, wat houdt dat in?
"Bij het ontwikkelen van software wordt vaak gewerkt vanuit het idee dat apps mensen gezonder kunnen maken en de maatschappij beter, maar we meten eigenlijk nooit of deze ‘sociale’ doelen ook daadwerkelijk gehaald worden. Denk aan apps die mensen helpen bij het hardlopen. Op je smartphone, smartwatch of ander apparaat word je ondersteund met mooie routes en kan je contact maken met vrienden. De theorie achter dat social networking bij het hardlopen is dat je buddy’s hebt die je motiveren om toch te gaan, ook als je even geen zin hebt. Dat maakt je gezonder. De software wordt verkocht vanuit die gedachte, maar we weten helemaal niet of het mensen ook echt helpt en gezonder maakt. Daarom moeten softwareontwikkelaars niet alleen kijken naar de winst of de performance van de software (werkt alles, zitten er geen bugs in), maar ook naar de effectieve sociale impact.”

Welke rol ziet u voor de gebruiker van de software, de consument, als het gaat om duurzaamheid?
“Wanneer ik met bedrijven praat over duurzaamheid, is de reactie: ‘het is heel belangrijk, maar zolang onze klanten er niet om vragen…’. Als aan de consument bijvoorbeeld de mogelijkheid zou worden geboden om te kiezen tussen twee apps die hetzelfde werken maar met verschillend batterijverbruik, zou dat al helpen. De gebruiker kiest voor de app die minder batterij gebruikt, want dat betekent minder vaak opladen, langer gebruik van de smartphone én het is beter voor het milieu. Dit motiveert de industrie om bij de ontwikkeling van nieuwe software óók oog te hebben voor duurzaamheid. Aan de andere kant kan het bewustzijn van de consument ook een rol spelen. Denk aan de bestaande dashboards voor energiegebruik in huis. Als je inzicht krijgt in het (grote) verbruik van sommige apparaten, word je je er ook van bewust dat het duurzamer kan.”  

Zouden labels of keurmerken voor duurzame software daarin kunnen helpen?
“Ja, zeker. Daarvoor is wel eerst meer inzicht nodig in het daadwerkelijke energieverbruik van software. Voor labels zijn richtlijnen nodig (wanneer voldoet een product aan die richtlijnen, en krijgt het dus een label?) en om richtlijnen op te stellen is veel meer informatie nodig over energieverbruik. In het Green Lab zijn we met onderzoekers, studenten én bedrijven bezig met het meten van energieverbruik van software. Op die manier verzamelen we informatie en leiden we studenten op tot software ontwikkelaars met oog voor duurzaamheid. En dat is hard nodig, ook in Nederland. Waar Nederland eerder nog voorop leek te lopen als het gaat om innovaties en maatregelen voor energie-efficiënte software, zijn we in de afgelopen jaren flink ingehaald door landen als Zwitserland, Duitsland en Zweden”.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons