Achtergrond

De noodhulpmachine is toe aan verandering

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Iets meer dan een jaar geleden begon journaliste voor De Correspondent Maite Vermeulen aan een ambitieus en grootschalig onderzoek: de internationale noodhulpsector in kaart brengen. Ze doopte het ‘De Noodhulpmachine’. Donderdag is ze één van de sprekers bij de Nederlandse Humanitaire Top, waar ze haar bevindingen deelt. 

Eén journaliste die de noodhulpsector wil uitpluizen, is dat niet te ambitieus? “Ergens las ik dat 70 procent van de hulpgoederen die in 2013 naar Syrië gingen uit Dubai kwam. Ik dacht: Huh, Dubai? Dat is raar, want het Westen stuurt toch hulpgoederen. Ik kwam erachter dat midden in de woestijn in Dubai een enorme opslagplaats voor hulpgoederen staat: de International Humanitarian City (IHC).


Maite Vermeulen is Correspondent Conflict & Ontwikkeling bij het online medium De Correspondent.

Dat vond ik fascinerend. Het journaal is in feite één grote aardbeving en oorlog, en je hoort vaak dat hulp te traag of te bureaucratisch is. Maar ik realiseerde dat ik helemaal niet wist hoe noodhulp georganiseerd is. Dus met de bijna domme vraag ‘hoe werkt het eigenlijk?’ ben ik aan de slag gegaan.”

“Eerst bereid je je voor: je slaat spullen op, traint mensen. Dan vindt de ramp plaats en kom je in actie. Daarna komt de wederopbouw. Dat haakt weer in de rampenvoorbereiding, als een cirkel, want als het goed is zorg je dat de volgende ramp een minder grote impact heeft.”

Ze besloot om haar artikelen ook op deze manier op te delen; de voorbereiding en de nasleep van een ramp werden dus ook het project ingetrokken. Net als fotograaf Pieter van den Boogert, die samen met haar de wereld overvloog voor het journalistieke onderzoek.

Ter plaatse: hoe het in zijn werk gaat.
In totaal deden de twee negen landen aan. In steden als Brussel, Genève en Rome ontmoetten ze humanitaire werkers van verschillende organisaties op hun kantoren. In Brindisi en Dubai bezochten ze noodhulpopslagruimten, en in Estland maakten ze deel uit van een rampsimulatie. Daarnaast kwamen de ramp- en risicogebieden San Francisco, Nepal, de Filipijnen en Haïti voorbij.

Zo ging Vermeulen letterlijk van de top to the bottom of the foodchain. “Er zit wel een gat tussen wat er gebeurt op de hoofdkantoren en in het veld. Maar binnen noodhulporganisaties heeft vrijwel iedereen op de kantoren ook in het veld gewerkt. Dat is heel goed, om beide werelden te ervaren.”

Een helikopter van UKAID komt aan op het zwaargetroffen Filipijnse eiland Guintacan. Foto: DFID.

Toch is er de kritiek van langzame respons en bureaucratie. “Toen ik het werk in de praktijk zag, kreeg ik er juist meer begrip voor waarom het mis gaat. Het is een super complex systeem met veel verschillende actoren. Je kan niet echt de schuld aan iemand geven en dat heeft ook geen zin. Maar het gebeurt wel heel veel.” Ook de verschillende noodhulporganisaties doen onderling veel aan fingerpointing. “Het is logisch dat je je eigen organisatie het belangrijkst vindt. Maar soms hebben hulporganisaties wel last van tunnelvisie. Ze zijn erg bezig met de doelen die zij willen bereiken en hebben weinig tijd om uit te zoomen.”

Zelfkritisch
Vermeulen zorgde met haar onderzoek voor een soort helikopterblik op de sector. “Organisaties zelf weten ook wel dat ze niet neutraal zijn. Het is een super zelfkritische sector. Ze geven de problemen openlijk toe: dat de coördinatie soms slecht is, dat ze vechten om media-aandacht en willen werken in het gebied het dichtst bij het vliegveld; zodat er BN’ers langs kunnen komen.”

De noodhulpsector geeft openlijk toe: we coördineren soms slecht en vechten om media-aandacht.

De humanitaire sector mag zelfkritisch zijn, Vermeulen concludeerde dat de problemen niet worden opgelost. Niemand in dit grote noodhulpsysteem heeft echt de macht om in te grijpen. “Er is relatief gezien minder geld dan ooit tevoren en het afgelopen jaar waren er veel grote rampen.” Toch levert dit volgens de journalist naast paniek, ook juist motivatie op. “Je ziet een drive op om te reorganiseren, want het gaat anders niet lukken. Al blijft het telkens touwtrekken: organisaties willen wel samenwerken, maar ze willen zich ook profileren als organisatie.”

Een beetje moedeloos werd Vermeulen soms wel van het onderzoek. Tot ze Peter de Clercq, humanitair coördinator van de VN op Haïti, ontmoette. “Ik vroeg hem of hij niet ook moedeloos werd van zijn werk. Hij antwoorde: ‘Als wij hopeloos worden, wat moeten die mensen dan die hier wonen, wiens leven dit is? Wij mógen niet hopeloos worden, want dan is er geen hoop meer voor de wereld.’ Dat is heel erg waar.”

Hoge hakken
Wat is de toekomst van de noodhulpsector? Vermeulen heeft niet één oplossing, wel heeft ze suggesties. “Lokale overheden moeten sowieso beter worden voorbereid op rampen. In heel Kathmandu zijn bijvoorbeeld drie brandweerwagens die hoger dan de derde verdieping van een gebouw kunnen blussen. Terwijl al die gebouwen daar tien hoog zijn.” In de Filipijnen verliep de noodhulp na tyfoon Haiyan daarentegen vrij soepel. “Ze hebben daar een vrij sterke overheid die snel de touwtjes in handen nam. En uiteindelijk is de lokale overheid de enige die de macht heeft om te coördineren en bijvoorbeeld te zeggen: we hoeven geen teddyberen, hoge hakken of strings. Echt de raarste dingen worden naar rampgebieden gestuurd door mensen die willen helpen. Een overheid kan in zo’n situatie keuzes maken. Maar als een overheid de touwtjes niet in handen heeft, wordt het één grote chaos en raken de haven en het vliegveld verstopt met spullen die niet nodig zijn.”


Een bedankt bord voor de noodhulporganisaties op Leyte, de Filipijnen. Foto: Oxfam International

Preventie is volgens Vermeulen een groot deel van de oplossing. Maar dit klinkt volgens haar “niet sexy genoeg” voor donateurs. “Het is natuurlijk moeilijk te verantwoorden: ‘er zijn nu veel vluchtelingen in Syrië die het deze winter ijskoud hebben, maar wij gaan ons geld stoppen in het voorbereiden van de overheid van Bangladesh op een overstroming die nog niet is gebeurd’. Maar voor elke euro die je in preventie stopt, is er uiteindelijk 7 euro minder nodig in respons. Dat scheelt dus wel degelijk.”

Meer samenwerking tussen noodhulporganisaties zou ook veel goeds kunnen opleveren, denkt Vermeulen. Bijvoorbeeld in het geval van de goederenopslagruimten, zoals die in Dubai. “Daar heeft elke organisatie zijn eigen hangar. De dekens van Unicef, UNHCR en Rode Kruis liggen allemaal apart.” Beter is daarom de opslagruimte in Brindisi, waar de goederen nog niet zijn gemerkt. “Pas op het moment dat een organisatie dekens nodig heeft, plakken ze er hun stempel op. Daardoor kan je als organisatie veel efficiënter inkopen én reageren.”

De Humanitaire Top is een mooie kans om eens met z'n allen stil te staan. En dan hopen dat er ook actie komt.

Actie
Vermeulen hoopt dan ook dat de noodhulporganisaties tijdens de Nederlandse Humanitaire Top, die  donderdag plaatsvindt in Den Haag, aandacht besteden aan samenwerking. “Het is een mooie kans om eens met z’n allen stil te staan en te bedenken welke kant ze op moeten. En dan is het hopen dat er ook actie komt.” Het gegeven dat erover gesproken wordt is de eerste stap. Maar of er een oplossing uit voort gaat komen? “Ik weet het niet. Ik wou dat ik het antwoord had.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons