Achtergrond

Burgemeester Srebrenica wil meer dan herdenken: “Wat wij nodig hebben zijn banen”

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Met een zakdoek dept Camil Durakovic zijn voorhoofd droog, tegelijkertijd houdt hij de zware voordeur van het gemeentehuis open. “Kom binnen”, zegt hij, ietwat gehaast. Hij komt net uit overleg met partners over het programma voor de 20e jaarlijkse genocideherdenking, de rest van de dag geeft hij interviews aan journalisten uit binnen- en buitenland. Van lunchen komt het niet. Het is juni 2015, de burgemeester van Srebrenica heeft het niet eerder zo druk gehad.

[[nid:41287]]

“Juni, juli en augustus zijn altijd de drukste maanden,” zegt hij, aangekomen in zijn werkkamer. De 36-jarige burgemeester hangt zijn colbert over de rugleuning van zijn bureaustoel en gaat zitten. “Het is dit jaar 20 jaar sinds de genocide, dus dubbel zoveel gasten, dubbel zo druk.”

Op 11 juli verwacht Srebrenica duizenden gasten. Het is dan precies twintig jaar geleden dat de enclave Srebrenica onder de voet werd gelopen door Bosnisch-Servische troepen van generaal Ratko Mladic en ongeveer 8.000 mannen en jongens gedood werden. Twintig jaar sinds de ergste massamoord in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Grote namen als Bill Clinton en Angela Merkel worden verwacht af te reizen naar het kleine plaatsje in oost-Bosnië. En Bosnië staat weer even op de radar van de internationale media.

Geen kamer meer te krijgen
De herdenking drukt elk jaar een stempel op het kleine, doorgaans doodstille stadje. Daags voor de herdenking struinen cameraploegen en fotografen door de straten, cafe’s en restaurants draaien overuren. De drie hotels zijn al maanden vooraf volgeboekt. Op 11 juli is er in de wijde omgeving geen kamer meer te krijgen.

“Er wordt nog steeds gezocht naar stoffelijke overschotten van mannen die tijdens de genocide zijn vermoord. Nu al twee decennia. Dat is belangrijk, daar moeten we ieder jaar aandacht voor blijven vragen,” begint Durakovic.

“Maar…”

Maar … Het wordt tijd dat er meer aandacht komt voor de levende slachtoffers

Hij houdt even stil. Hij steekt een sigaret op en gaat rechtop zitten. “Het wordt tijd dat er meer aandacht komt voor de levende slachtoffers,” zegt hij met verheven stem. De burgemeester van Srebrenica wil het niet te lang hebben over het verleden. Daar is al zo veel over gezegd, vindt hij. Het heden en de toekomst zijn woorden waar hij meer mee kan. Twintig jaar is namelijk ook een hele generatie. Kinderen die na de oorlog werden geboren zijn al volwassen.

“Het is prachtig dat iedereen samen met ons komt herdenken. Daar bedank ik ze hartelijk voor”, gaat hij verder. Hij heeft het over politici en andere hoogwaardigheidsbekleders, regeringsleiders uit Sarajevo en internationale organisaties, die op 11 juli massaal naar Srebrenica zullen afreizen. “Maar als je hier door de straten loopt, dan zie je nog steeds de ravage van de oorlog. Het is een schande dat een stad die zo heeft geleden en waar voor de ogen van de hele wereld zoveel mensen zijn vermoord, er nog steeds uit ziet alsof het 1995 is.”

Als je hier door de straten loopt, dan zie je nog steeds de ravage van de oorlog

Langs de langgerekte Marshall Tito-straat, die als een slagader door Srebrenica loopt, staan talloze kapotgeschoten huizen. Sommige panden zijn volkomen onleefbaar en staan er verlaten bij. Andere huizen zijn volledig opgeknapt en zien eruit als nieuw. Maar de meeste huizen zijn vervallen, doch bewoond en provisorisch opgeknapt. Kogelgaten zijn zo mogelijk nog duidelijker zichtbaar door de laag plamuur die eroverheen is gegaan.

Srebrenica huis
Een huis in het centrum van Srebrenica. De kogelgaten zijn nog te zien.

Weinig te zien van reconstructie in Srebrenica
Na twintig jaar is er weinig te zien van reconstructie in Srebrenica. Toch heeft alleen Nederland sinds het eind van de oorlog ruim 120 miljoen euro uitgegeven aan Srebrenica’s herstel. Het meeste geld ging naar het opsporen en onderzoeken van stoffelijke overschotten, het herdenkingscentrum in Potocari en naar organisaties die zich bezig houden met zaken als rouwverwerking en inter-etnische dialoog. Maar voor velen is het onbegrijpelijk dat de stad er na al die miljoenen nog altijd zo vervallen bij ligt. Toen hij drie jaar geleden aantrad als burgemeester wist Durakovic niet dat er zoveel hulpgeld naar zijn gemeente was gegaan. “Ik schrok me kapot toen ik de bedragen hoorde”.

Ik schrok me kapot toen ik de bedragen hoorde

Durakovic is één van de jongste burgemeesters in Bosnië. Als 16-jarige jongen vluchtte hij in 1995 zelf door de bossen bij Srebrenica, ontsnapte aan de dood en emigreerde met zijn familie naar de Verenigde Staten om in 2005 als afgestudeerd jurist terug te keren naar zijn moederland.

In september 2012 zat Durakovic op dezelfde stoel in het gemeentehuis. Toen voerde hij zijn eerste campagne voor de burgemeesterspost en nam hij het op tegen zijn Servische rivaal. Het waren controversiële gemeenteraadsverkiezingen want het was de eerste keer sinds de oorlog dat Srebrenica een Bosnisch-Servische burgemeester kon krijgen. Eentje die, zoals veel Bosnische-Serviers, weigert de massamoord in Srebrenica genocide te noemen. “Een burgemeester die genocide ontkent is onacceptabel”, zei hij toen vanuit hetzelfde kantoor. Het gebeurde niet. Durakovic voerde een snoeiharde campagne, overtuigde duizenden Bosniakken om nog voor de verkiezingen terug te keren naar Srebrenica. Durakovic werd gekozen als burgemeester en de hele wereld haalde opgelucht adem.

Een burgemeester die genocide ontkent is onacceptabel

Drie jaar later, op een vrijdagmiddag in juni, klinkt in het centrum van Srebrenica de gebedsoproep van de moskee. Een tiental meter verderop staat de orthodoxe kerk die een uur later de klokken luidt. De populatie van Srebrenica is twintig jaar na de oorlog gemengd. Naar schatting de helft is Bosniak (Bosnisch moslim), de andere helft is Bosnisch-Servisch. Ook de gemeente Srebrenica wordt door de twee in de oorlog rivaliserende etnische groepen gezamenlijk bestuurd. De burgemeester is een Bosniak, zijn deputy is een Bosnisch-Servische. Alle posten zijn eerlijk verdeeld.

Deplorabele economie met een gebrek aan banen
In Srebrenica anno 2015 heeft men wel wat anders aan het hoofd dan gesteggel over etniciteit of wie wat heeft gedaan in de oorlog. Want wat de Bosniakken en Serviers juist met elkaar gemeen hebben, is een deplorabele economie met een ernstig gebrek aan werkgelegenheid. Met een werkloosheid van rond de 50 procent scoort Srebrenica veruit slechter dan het landelijk gemiddelde. “We zitten economisch aan de grond, we hebben diepe financiële problemen”, aldus Durakovic.

Voor de oorlog waren we één van de meest ontwikkelde gebieden van Bosnië

En dat is opmerkelijk, als je kijkt naar de bloeiende industrie die Srebrenica voor de oorlog was. “Voor de oorlog waren we één van de meest ontwikkelde gebieden van Bosnië”, zegt de burgemeester. “Onze bodem is rijk aan natuurlijke grondstoffen. We haalden lood, zink en aluminium uit de grond. De bossen waren goed voor 6000 banen in de houtindustrie. Alles werd hier geëxploiteerd en geproduceerd.”

In Durakovic’s kantoor hangt een bouwtekening aan de muur. “Dat daar,” wijst hij. “Dat is een goed voorbeeld van waarom het mis gaat.” Het is een bouwtekening van een badhuis, een spa met een medisch centrum. Naast lood, zink en hout stroomt in de bergen van Srebrenica medicinaal mineraalrijk water naar beneden. Toen Bosnië nog onderdeel was van Joegoslavië, kwamen busladingen vol medische toeristen naar Srebrenica om het zogenaamde ‘Guber’ water te gebruiken. Kankerpatienten en patiënten met spierziektes zworen erbij. Guber was de trots van Srebrenica en een belangrijke bron van inkomsten. Dat kan het weer worden. Toch gebeurt er niks mee. Waarom niet?

We lopen tegen een Servische muur op

“Onze grondstoffen worden door Banja Luka in de greep gehouden,” zegt Durakovic. Er is al een investeerder die een spa wil bouwen. Die was zelfs al begonnen met afgraven, maar de bouw ligt nu al twee jaar stil, legt de burgemeester uit. “De investeerder wordt tegengewerkt door het ministerie in Banja Luka. We lopen tegen een Servische muur op.”

De politieke structuur waarin Bosnië de oorlog is uitgekrabbeld heeft ertoe geleid dat Srebrenica als een Bosniaks eilandje midden in de Servische entiteit ‘Republika Srpska’ ronddobbert, met alle gevolgen van dien. Banja Luka is de hoofdstad van de Bosnisch-Servische entiteit (één van de twee entiteiten waaruit Bosnië & Herzegovina is opgemaakt na de Dayton akkoorden die in 1995 een einde maakten aan de oorlog). Republika Srpska (RS) wordt geleid door de controversiële Milorad Dodik, een hardnekkige genocide-ontkenner die met enige regelmaat roept dat hij zich met de Serviërs wil afscheiden van de rest van Bosnië.

De enige moslim burgemeester
Camil Durakovic is de enige Bosniak (moslim) burgemeester in Republika Srpska en dat is moeilijk, legt hij uit. “Banja Luka is onze eerste hogere bestuursvorm. En laten we eerlijk zijn, ze mogen ons daar niet. Banja Luka doet alles in haar macht om het ons moeilijk te maken.” Zo zijn grondstoffen een entiteit-aangelegenheid. De Serviers bepalen wat er gebeurt met het de mineralen en het hout in de bossen van Srebrenica.

We zijn een eiland, een stuk niemandsland

“Je ziet vrachtwagens vol gekapt hout hier door de stad rijden. Onze bomen worden naar Bratunac gereden. Daar staat een houtfabriek waar alleen Serviers werken.” Bratunac is de aangrenzende gemeente waar overwegend Bosnische-Serviers wonen. Omdat Srebrenica geen controle heeft over de eigen grondstoffen, kan het geen banen creëren voor de eigen populatie. “We zijn een eiland, een stuk niemandsland,” roept Durakovic, zichtbaar gefrustreerd. “En zowel de Bosniakken als Serviers die hier wonen zijn de dupe.”

En zowel de Bosniakken als Serviers die hier wonen zijn de dupe

Ondanks de slechte economische omstandigheden probeert Camil Durakovic Bosniakken die elders wonen er nog steeds van te overtuigen terug te keren naar Srebrenica. Hij moet er immers voor zorgen dat er genoeg Bosniakken zijn om zijn positie als burgemeester bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen in 2016 veilig te stellen. Een zware dobber, want zonder banen loopt Srebrenica juist leeg.

In zijn beste pak zal Durakovic op 11 juli zijn buitenlandse gasten welkom heten in het herdenkingscentrum in Potocari. Maar dat doet hij met een dubbel gevoel. “De hele wereld is verantwoordelijk voor wat hier is gebeurd,” vertelt hij terwijl hij een diepe hijs van zijn sigaret neemt. “We zitten niet te wachten op rondetafelgesprekken over hoe we met elkaar moeten samenleven. Wat wij nodig hebben zijn banen.” 

[[{“fid”:”36878″,”view_mode”:”default”,”fields”:{“format”:”default”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:”Neem een abonnement op OneWorld”,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:”Neem een abonnement op OneWorld”},”type”:”media”,”attributes”:{“style”:”height:72px; width:581px”,”class”:”file-default media-element”},”link_text”:null}]]

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons