Achtergrond

Alles achterlaten en vluchten naar je ergste vijand

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

 Vrijdagochtend gaat de telefoon. ‘Sudan’ zegt mijn display. Huh? Over een krakende lijn hoor ik: “Dit is David. Ik ben opgepakt door Sudanese veiligheidstroepen, zonder enige reden. En nu zit ik in de gevangenis in Kosti. Kun je daar iets aan doen?”

Het duurt even voor het kwartje valt. ‘David’ is David Edward Dedigo, notabele in Shilluk-kleed uit het plaatsje Kodok aan de Nijl in Zuid-Sudan. Ik verbleef er rond Pasen vijf dagen voor een magazine-reportage. Een paar dagen na mijn vertrek, eind april, ging het mis in Kodok. De regeringstroepen rukten op naar het stadje dat tot dan toe in handen was van de rebellenmilities van generaal Johnson Olony.

‘Alsof mijn dorp door een overstroming was weggespoeld’

Regeringstroepen en geallieerde Dinka-milties zijn verantwoordelijk voor de dood van tientallen burgers en het verjagen van tienduizenden leden van de Shilluk-stam tijdens hun offensief op de westelijke Nijloever tussen januari en mei. Dat stelt Amnesty International in het rapport ‘Het was alsof mijn dorp door een overstroming was weggespoeld’ van vorige week. In hun strijd met de Shilluk-milities van generaal Johnson Olony plunderden en vernielden de regeringstroepen op grote schaal huizen en brandden dorpen plat. Tienduizenden burgers van Kodok en Fashoda sloegen eind april op de vlucht. Op een gegeven moment hadden zich veertigduizend mensen verzameld in opvangkamp Aburoch, waar voorzieningen, voedsel en water ontbreken. Inmiddels zijn duizenden door getrokken naar het buurland Sudan. 

 

 

Wat was er gebeurd met de mensen daar? Met father Isaac die me uiterst gastvrij onderdak had geboden? En met de anderen, onder wie David Dedigo, met wie ik uren en uren in het theehuis bij de markt had doorgebracht? Ik zag geen mogelijkheid dat te achterhalen. Al ver voor de gevechten in Kodok was het telefoonverkeer uitgevallen.

David Dedigo, inwoner van Kodok, Zuid-Sudan

Zijn aanhouding heeft voor David ook positieve kanten: eindelijk kan hij bellen. Mijn visitekaartje heeft ie meegegrist toen hij Kodok moest ontvluchten, zegt hij.

Twee dagen later meldt father Isaac zich via de mail. Ook hij is de grens naar het Noorden overgestoken, schrijft hij. Ik vraag hem of hij kan beschrijven wat hij heeft meegemaakt. “Dank voor je belangstelling voor onze situatie en die van de inwoners van Zuid-Sudan in het algemeen”, aldus father Isaac. “De gevechten begonnen kort nadat je was vertrokken. Het was een maandag, en wij waren net naar Fashoda gereden om onze parochianen daar te ontmoeten en een aantal ouderen naar Kodok te vervoeren. Op het moment dat we daar aankwamen, hoorden we schoten en beseften we dat de regeringstroepen Fashoda hadden bereikt, en dat ze in gevecht waren met de rebellen. Iedereen begon te rennen, via de bush richting vluchtelingenkamp Aburoch. Wij keerden snel om. In Kodok bleek ook iedereen in grote paniek: vrouwen en kinderen renden alle kanten op. Wij pakten onze tassen, en pikten de mensen op die op het kerkplein stonden. Verder lieten we alles achter.

Snelst groeiende vluchtelingencrisis

Meer mensen dan ooit zijn huis en haard ontvlucht, volgens het Global Trends Rapport van UNHCR: 65,6 miljoen.

Syrië heeft nog steeds het grootste aantal ontheemden, met 12 miljoen mensen (bijna 2/3de van de bevolking) die ofwel intern ontheemd zijn ofwel gevlucht zijn naar een ander land. Afgezien van de langdurige Palestijnse vluchtelingensituatie, blijven Colombianen (7,7 miljoen) en Afghanen (4,7 miljoen) de tweede en derde grootste populatie ontheemden, gevolgd door Irakezen (4,2 miljoen) en Zuid-Sudanezen (werelds snelst groeiende vluchtelingencrisis met 3,3 miljoen mensen die eind 2016 hun huis hebben ontvlucht).

 Een half uur nadat we uit Kodok weg waren, trokken de regeringstroepen al binnen. Daarna zijn we vanuit Aburoch de hele nacht bezig geweest om mensen te zoeken die in de bush verloren waren geraakt. We waren als de dood zo bang dat het regeringsleger ons achterna zou komen. Dat deden ze, God zij geloofd, gelukkig niet.

De volgende dag zijn we weer verder noordwaarts getrokken, door de bush, tot de plek waar we nu zijn: in Maganis, een plaatsje tussen de grens en de grote stad Kosti. Onderweg konden we dankzij rebellen die met ons meetrokken Sudanese vrachtwagenchauffeurs overhalen om mensen op te pikken die te voet vanuit Aburoch op de vlucht waren. Ze hadden te weinig water, en velen redden het niet.

Ik ben hier met de uit Malakal en Wau Shilluk gevluchte jongens die ik al eerder had opgevangen. We proberen de vluchtelingen te troosten en spirituele bijstand te geven. En we drukken ze op het hart moed te houden, omdat God ze niet zal verlaten. 

We drukken de mensen op het hart moed te houden, omdat God ze niet zal verlaten

De mensen blijven naar de Sudanese kampen komen, zeker de laatste dagen omdat de gevechten weer opgelaaid zijn. In de kampen zelf is de situatie heel slecht. Internationale organisaties werken er via lokale ngo’s, maar die kunnen het niet aan. Veel families moeten het zonder zeil doen, en ze worden dus aan de elementen blootgesteld. Ondertussen is de regentijd begonnen, met soms heftige stormen. De lokale organisaties zeggen dat ze de zorg over gaan dragen aan UNHCR, maar die hebben we hier nog niet gezien. Vooral kinderen en oude mensen lijden eronder.

Ikzelf probeer naar Khartoum te komen, waar ik vrienden heb. Ik moet even op krachten komen, dit put me erg uit.”

 

 

 

 

 

 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons