Ten aanval!

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Ontwikkelingssamenwerking ligt weer eens onder vuur. De Nederlandse ontwikkelingssector houdt de adem in: het draagvlak voor hulp zou afkalven. Dat is vreemd in een tijd dat een aantal essentiële elementen van OS top of the bill zijn. Met de huidige financiële crisis zien meer mensen dan ooit de noodzaak van een rechtvaardiger wereldwijd financieel-economische systeem. De klimaatcrisis noopt tot het rigoureus terugdringen van de wereldwijde CO2-uitstoot, zodat ook mensen in ontwikkelingslanden hun deel van economische welvaart kunnen krijgen zonder dat hun en ons aller leefomgeving kapot gaan. De energiecrisis vraagt om politieke stabiliteit om conflicten en rooftochten naar grondstoffen in ontwikkelingslanden te vermijden en om gezamenlijk alternatieve energiebronnen te ontwikkelen. De voedselcrisis, ten slotte, maakt een substantiële verbetering van de landbouw in ontwikkelingslanden broodnodig, evenals voorzieningen om het beschikbare voedsel eerlijker te verdelen.

Maar deze onderwerpen bepalen niet het beeld dat over OS bestaat. In het beeld dat de ontwikkelingssector al jaren van zichzelf overeind houdt, overheerst nog het ouderwetse idee van hulp, projectjes, desnoods financiële steun aan regeringen van ontwikkelingslanden. Een aanval op het budget voor ontwikkelingssamenwerking kan daardoor alleen gepareerd worden met het argument dat anderen een onethische greep uit ‘de armenkas’ willen doen.

OS is meer dan alleen de concrete hulp. De simultaan optredende financiële, klimaat-, energie-, en voedselcrisis nopen tot een langetermijnstrategie voor duurzame ontwikkeling, daar én hier. In de praktijk doen ontwikkelingsorganisaties en minister Koenders daar al veel aan. Maar ze doen dat gefragmenteerd en op een weinig politiek-strategische wijze. Het ontbreekt aan een samenhangend mondiaal politiek programma. Het opzetten en uitventen van zo’n agenda voor mondiale verandering zou veel beter zijn dan de defensieve houding die ontwikkelingsorganisaties nu aannemen.

Waar zijn de ontwikkelingsorganisaties in het debat over de financiële crisis? Waarom engageren ze zich niet veel openlijker met de milieuorganisaties die pleiten voor radicale maatregelen tegen de klimaatverandering? Waarom gaan ze niet in debat met Koenders’ collega-ministers en met andere opinieleiders? Want in de grote media is geen betere pleitbezorger voor de Nederlandse ontwikkelingshulp dan minister Koenders zelf. Als een van de weinigen heeft hij toegang tot Pauw & Witteman, NOVA en de grote kranten. Meer dan zijn voorgangers is hij in staat zijn punten overtuigend neer te zetten. Maar wat Koenders veel minder kan doen, is zich uitspreken voor de veranderingen die op de terreinen van zijn collega’s van Milieu, Buitenlandse Zaken, Financiën en Landbouw moeten plaatsvinden.

Koenders is gebonden aan het regeerakkoord, maar ontwikkelingsorganisaties kunnen zich wel uitspreken. Zij moeten zich bijvoorbeeld richten op Wouter Bos. Bos heeft, nu de uitslaande brand van de kredietcrisis tot staan lijkt te zijn gebracht, een unieke kans om aanjager te zijn van veranderingen van het wereldwijde financieel-economische systeem dat aan de huidige crisis ten grondslag ligt. Ontwikkelingsorganisaties moeten zich ook richten op minister Verhagen voor een buitenlands beleid dat een alternatief biedt voor de politiek die vooral uitgaat van westerse geopolitieke belangen. En ze moeten Milieu-minister Cramer aanspreken. Zij moet véél grotere stappen zetten om alternatieve energiebronnen te ontwikkelen. Ontwikkelingssamenwerking die deze (en andere) agenda’s niet omarmt heeft wat ons betreft geen toekomst.

Het laatste dat maatschappelijke organisaties moeten doen, is verder meegaan in het Haagse geneuzel over de centen. Angst om verlies van het budget haalt iedere angel uit hun functioneren. Natuurlijk is het van belang dat er genoeg geld naar de armen in het Zuiden gaat, maar als dat alleen kan door je stil te houden in politieke debatten, gooi je het kind met het badwater weg. Maatschappelijke organisaties horen luis in de pels te zijn. Zij zijn géén verlengstuk of uitvoerders van overheidsbeleid, maar moeten opkomen voor specifieke belangen van burgers. In dit geval van de (arme) mensen in het Zuiden, wier belangen helaas soms botsen met die van ons in het rijke Westen.

Het afkalvende draagvlak is vooral het gevolg van de oppervlakkigheid van het OS-debat in Nederland. De zwaarwegende keuzes die nodig zijn om echte – en noodzakelijke – verandering te bewerkstelligen, zijn jarenlang niet benoemd. Daarmee is de positie van ontwikkelingssamenwerking als instrument voor het oplossen van grote, mondiale problemen ernstig verzwakt. Ontwikkelingsorganisaties moeten aanjager zijn van die grotere oplossing, moeten veel meer politieke beweging entameren, moeten bruggen slaan naar andere thema’s en coalities sluiten met maatschappelijke organisaties op andere terreinen. Juist nu, met een aantal urgente crises én een wereldwijd politiek vacuüm in het denken over internationale ordening, is de tijd voor een offensief, niet een defensief.    

Frans Bieckmann en Roeland Muskens, journalisten verbonden aan onderzoeksbureau Wereld in Woorden

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons