Onder bankiers

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
29_Arthur Arnold
Vertrekkend FMO-directeur Arthur Arnold deelde
zijn levenswijsheid
Foto: FMO

Het zag er op papier toch heus uit als een boeiende bijeenkomst: ‘The future of development finance‘. Uiterst relevant in deze financiële hoogspanningsdagen. Spannende sprekers ook: naast minister Koenders eminente experts van drie exotische continenten – María Otero, Wang Qi, en Mo Ibrahim – plus prinses Máxima op de voorste rij: het afscheidsseminar van scheidend FMO-directeur Arthur Arnold had volop potentie. Maar in de praktijk was de inhoud helaas wat dunnetjes.

Weken tevoren was de inschrijflijst al vol. Op de dag zelf regende het een beetje, maar dat mocht de pret niet drukken. Honderden keurige heren in handgemaakte pakken stonden strak op tijd, compleet met kartonnen naamkaartje, klaar in de statige Pulchri Studio in Den Haag. Er waren, inclusief Hare Koninklijke Hoogheid in een rood jasje, welgeteld negen vrouwen. ‘Dat komt’, legde een van hen desgevraagd uit, ‘doordat er sowieso niet veel vrouwen werken in de financiële wereld. En hier zijn bovendien alleen de leidinggevenden uitgenodigd. De trechter heeft maar een héél klein gaatje.’

Landbouw
Arnolds opvolger Nanno Kleiterp zat de middag voor. Dik een half uur te laat ging hij van start. Omdat het eindtijdstip wel vaststond, vanwege de aansluitende receptie, werd het daardoor allemaal wat krap bemeten.

Minister Koenders trapte af: ‘Een robuuste financiële sector met aandacht voor krediet, spaargelden en verzekeringen heeft baat bij ontwikkelingsbanken, dfi’s, die als katalysator optreden.’ FMO doet dat, en doet dat goed, aldus de minister. ‘Jullie investeren daar waar jullie additionele waarde kunnen inbrengen.’ Hij raadde aan om ook investeringen in de landbouw toe te voegen aan het portfolio. En om niet ál te voorzichtig te zijn. ‘Er ligt bijvoorbeeld’, grapte de minister tot slot, ‘een grote nieuwe markt met volop risico open in de Verenigde Staten.’

María Otero, directeur van microkredietorganisatie ACCION, vertelde dat 500 miljoen mensen wereldwijd nog steeds wachten op toegang tot financiële diensten. Volgens haar zouden dfi’s (development finance institutions) vooral in moeilijk toegankelijke en rurale gebieden moeten werken, risico’s moeten nemen die tot innovatie leiden en zich moeten toeleggen op het opbouwen van aandelenvermogen.

Wang Qi, managing partner van The Development Principles Group, was als derde spreker door FMO waarschijnlijk wat aan banden gelegd. Zijn wonderlijke Powerpoint-presentatie bevatte genoeg taaie statistieken, onduidelijke gedichten en kriebelige cijfertjes om de zaal een uur lang plat te vervelen – maar hij snelde er uiteindelijk voortvarend doorheen. Wat Qi’s ‘olympische-medaille-ratio-per-capita-tabel’ nu met de toekomst van dfi’s van doen had is mij helaas ontgaan, maar dat zal allicht aan mijn concentratie hebben gelegen. Wang Qi zag voor de dfi’s van de toekomst met name een rol op het gebied van investeringen in milieubescherming, en als ‘babysitter’ voor de Chinese ontwikkelingsbank.

Hongerige kindjes

Mo Ibrahim, de visionaire ondernemer uit Afrika, was van mening dat het voorwaar niet moeilijk is om op dat continent de private sector te versterken. De sleutel is volgens hem het verspreiden van de simpele boodschap dat de opbrengsten van investeringen in Afrika het allerhoogst zijn.

‘En dat is waar het investeerders om gaat, niet om ontwikkeling of hongerige kindjes of andere nobele doelen van de Oxfam-posters. Maar doordat zo weinig analisten zich met het continent bezighouden, is er niet genoeg over bekend. Het traditionele banksysteem heeft,’ aldus Ibrahim, ‘in Afrika opzichtig gefaald. Mede door hun stupide noties van risicomanagement. Dfi’s zouden daar moeten optreden waar de reguliere banken te dom zijn om in te stappen. Totdat die eindelijk beseffen hoeveel winst FMO eigenlijk maakt.’

Natuurlijk moet je nooit ondernemingen subsidiëren met publiek geld, zei de zakenman. ‘Maar je kan ons wel steunen door risico’s met ons te delen, via aandelen. Als je de private sector écht wilt subsidiëren, investeer dan in onderwijs en infrastructuur. Daar hebben we ook veel aan.’ Ibrahim voegde ook een voorwaarde toe: ‘Goed bestuur en handhaving van de wetten en regels moeten aan de orde worden gesteld voordat er geïnvesteerd kan worden. Dat moeten we niet uit de weg gaan. ‘

Arthur Arnold sloot af met mooie woorden over de levenswijsheid die hij had opgedaan. Tijd voor vragen was er niet. Daardoor werd geen van de scenario’s die de sprekers hadden aangestipt tegen het licht gehouden. Wat nu dan toch de toekomst van de dfi’s moet worden, bleef daardoor voor mij in elk geval behoorlijk mistig. Helaas kon ook niet een van de gasten die ik na afloop aansprak aangeven wat ze nu voor nieuws hadden gehoord.

Lodewijk de Waal, voormalig lid van de raad van toezicht van FMO en bestuursvoorzitter van SNV, had wel een opmerking over de gastenlijst. ‘Die is nogal eenzijdig samengesteld’, zei hij. ‘Er zijn nauwelijks ngo’s hier. Er zou meer contact moeten zijn tussen de twee werelden.’ Waarvan akte. Gelukkig was er na afloop nog een receptie waar de ontwikkelingsbankiers in elk geval onderling fijn konden netwerken.

De speech van minister Koenders, de Powerpoint-presentatie van Wang Qi en de nieuwe nota financiële sectorbeleid van DGIS

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons