Hoe modern is dat ecomodernisme?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

De zogenoemde ecomodernisten zetten zich af tegen de traditionele milieubeweging. Ze zijn voor “het uit elkaar halen van mens en natuur”, voor kernenergie en voor genetische modificatie. Met deze oplossingsstrategieën schoppen ze menigeen tegen het zere been, en op zich is het goed om de discussie hierover breder te trekken en om (al dan niet vermeende) dogma’s aan de kaak te stellen.

Het is dan wel jammer dat ze, zoals Joep Engels in Trouw terecht opmerkte, zelf ook wat dogmatische kantjes vertonen. Daarnaast hebben ze er een handje van om milieuproblemen en klimaatverandering te bagatelliseren. Dat is jammer, want er zitten zeker waardevolle gezichtspunten in hun benadering, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw. Maar met name wat betreft klimaatverandering en duurzame energie lijkt het echter vooral op een slimme re-branding van het alom bekende “sceptische” repertoire, na zich ook al “klimaatoptimisten” te hebben genoemd.

Schoppen tegen de schenen van de milieubeweging
De ecomodernisten willen “geaccepteerde meningen kritisch herzien”, zo valt in hun inleiding te lezen: “Zeg dat je een ‘groene’ leefstijl hebt en je voldoet aan een helder signalement. Je bent tegen kernenergie en tegen gentechnologie in de landbouw. Je bent voor windmolens, voor biologische landbouw en voor lokaal geproduceerd voedsel. (…) Je ziet een vegetarisch dieet als een manier om de planeet te redden.”

Iets verderop gaat het over “de heersende groene gedachte (..) om daarom ‘in harmonie’ met de natuur te leven” en “traditionele groenen” die “van oudsher dromen van een sober, laagtechnologisch bestaan op het platteland”.

Duurzaamheid is allang niet meer alleen het domein van groepen die moderne technologie afzweren

Ecomodernisten houden er blijkbaar een karikaturaal beeld op na van mensen die bezig zijn met duurzaamheid. Het beeld van – ietwat gechargeerd – de geitenwollensokkendragende boomknuffelaar die vindt dat we helemaal terug moeten naar de natuur om de aarde te redden. Een beeld dat in de jaren ‘70 van de vorige eeuw misschien enigszins terecht was, maar sindsdien is er toch echt wel wat veranderd. Duurzaamheid is allang niet meer alleen het domein van groepen die moderne technologie afzweren of economische groei willen indammen (even terzijde, dat laatste is natuurlijk ook een taboe van jewelste). De wetenschap houdt zich er mee bezig, de politiek en ambtenarij over de hele wereld en niet te vergeten het bedrijfsleven. Er zijn bedrijven die van duurzaamheid hun core-business hebben gemaakt en anderen menen dat een overgang naar een duurzamere economie nodig is voor hun voortbestaan. Echter, elk van deze beroepsgroepen, in zoverre ze zich met duurzaamheid bezighouden, wordt op hun beurt ook scherp bekritiseerd door dezelfde ecomodernisten die zo afgeven op de zogenaamde boomknuffelaars. Oftewel, als je je met duurzaamheid bezighoudt kun je het in hun ogen nooit goed doen. Tenzij je het helemaal met hen eens bent natuurlijk.

Economie en Technologie
Ecomodernisten doen alsof het een nieuw idee is om economische groei na te streven zonder het milieu te belasten. Maar dat is natuurlijk een gotspe. Vrijwel alle scenario’s waar het IPCC mee rekent gaan uit van voortdurende economische groei, en het is in feite ook precies de gedachte achter de energietransitie: economische ontwikkeling mogelijk maken zonder enorme risico’s te nemen met het klimaat. De energietransitie bewijst ook dat zoiets makkelijker gezegd is dan gedaan. Ecomodernisten wekken de indruk te denken dat toekomstige technologische oplossingen voor (milieu)problemen als een “deus ex machina” uit de lucht komen vallen. Het benoemen van mogelijke toekomstige problemen en risico’s noemen ze laatdunkend “doemscenario’s” en “alarmisme”. Niet toevallig bevinden zich onder de ecomodernisten meerdere auteurs – Marco Visscher, Marcel Crok, Rypke Zeilmaker – die in het verleden niet bepaald zorgvuldig omgingen met de wetenschap.

Het menselijk vermogen om problemen tijdig te onderkennen om ze vervolgens op te lossen zou ook reden zou kunnen zijn voor optimisme. Technologie-entrepeneur John Mashey geeft hierover vaak de volgende waarschuwing: Never schedule breakthroughs. Een probleem dat in hevigheid toeneemt op z’n beloop laten, in het geloof dat er op een gegeven ogenblik wel een technologische innovatie voor bedacht zal worden, is nogal riskant en wordt eigenlijk alleen gepropageerd door mensen die niet veel afweten van technologische innovatie en/of mensen die de ernst van het probleem niet onderkennen.

Dogmatisch voor zijn is net zo improductief simplistisch als dogmatisch tegen zijn

Overigens zijn niet alle ecomodernisten even consequent in hun vertrouwen in technologische oplossingen, hun terugverdientijd van zonnepanelen is veel langer dan de 1 tot 3 jaar die er in het algemeen voor gerekend wordt. Ook in de ontwikkeling van betere batterijen om zonne-energie op te slaan, geloven de auteurs niet. 

Ecomodernisten zijn, zo schrijven ze: “vóór kernenergie, vóór gentechnologie en vóór economische groei”. Dergelijke technologieën kunnen wel degelijk nuttig zijn als we om willen schakelen naar een duurzamere economie. Maar, net als andere technologieën, hebben ook deze technologieën hun nadelige kanten. Bij een afweging van voor- en nadelen kan het muntje de ene keer de ene kant op vallen en de andere keer de andere kant. Dogmatisch voor zijn is dan net zo improductief simplistisch als dogmatisch tegen zijn. De discussie die al enige tijd wordt gevoerd over biobrandstoffen maakt, voor wie er oog voor heeft, duidelijk hoe zinloos het is om simpelweg voor of tegen een dergelijke oplossing te zijn. Het ligt veel genuanceerder.

Ontkoppeling van mens en natuur
Een van de interessantere gezichtspunten uit het ecomodernisme is het idee van ontkoppeling:

“Hoe meer we onze activiteiten ontkoppelen van de natuur, hoe beter het gaat met ons én met de natuur. Ontkoppelen doen we vooral door onze activiteiten te concentreren – in de landbouw, in de energiewinning en in de manier waarop we wonen – waardoor er meer ruimte komt voor de natuur.

Hoe meer land er wordt gebruikt voor landbouw en andere menselijke activiteiten, hoe minder land er over blijft voor de natuur en hoe hoger de landgebonden CO2 emissies (LULCC in jargon). En omgekeerd, hoe hoger de landbouwopbrengsten en hoe efficiënter we de menselijke activiteiten inrichten, hoe meer ruimte er over blijft voor de natuur en hoe kleiner de LULCC emissies. Dit is bij mensen die zich met deze problematiek bezighouden natuurlijk ook bekend. Echter, in hoeverre willen we en kunnen we de wereld in verschillende compartimenten opdelen? Wat zijn de mogelijke gevolgen voor biodiversiteit? Een wetenschappelijk artikel van Pecl et al. laat zien hoezeer wij verweven zijn met onze habitat, en hoe schadelijk door de mens aangebrachte compartimenten kunnen zijn voor soorten en ecosystemen, zeker in een veranderend klimaat.

Al met al lijkt het nieuwe aan ecomodernisme vooral de verpakking te zijn. Inhoudelijk is het lang niet zo nieuw en onbekend als wordt beweerd, en met name op klimaat- en energiegebied is het inhoudelijk erg gammel en eenzijdig. Dat is ons eerste indruk. Mochten we er na volledige verwerking van het gebodene in het boek anders over gaan denken, dan zijn de lezers van ons blog de eersten die het weten.

Deze blog verscheen eerder op KlimaatVerandering.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons