Expositie in La Marca
Achtergrond

Hipsters van Havana: de jonge ondernemers

In het socialistische Cuba komen veranderingen langzaam op gang. Voor het eerst in zestig jaar is een president aangetreden die niet meevocht in de revolutie, een grondwetswijzing is aanstaande en het aantal particuliere bedrijfjes groeit. Een kleine groep hippe ondernemers timmert flink aan de weg.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Wie tussen de pastelkleurige koloniale gebouwen van oud-Havana de Villegasstraat in loopt, komt bij een winkeltje met kleurige tassen van hard plastic, met teksten bedrukte T-shirts en vrolijke bloesjes met palmbomen en druipende hartjes. Voor een land waar volgens velen de tijd heeft stil gestaan, doet het er bijzonder hip en Westers aan. De winkel is van Idania del Rio (36), geboren in een klein dorp vlak bij Havana, en nu de trotse eigenaar van Clandestina, het allereerste particuliere kledingmerk van Cuba.

En dat is heel bijzonder. In het socialistische land bestonden tot 2010 nauwelijks private bedrijven. Alles was eigendom van de staat. Je werkte voor een overheidssalaris tussen de 20 en 30 dollar per maand, iets waarvan het merendeel van de Cubanen nog steeds afhankelijk is. Tot acht jaar geleden. De overheid had ernstige tekorten en de toenmalige president Raúl Castro introduceerde een nieuw economisch beleid: Cubanen mochten ondernemer worden. Er kwam een lijst met 178 toegestane private beroepen en men mocht personeel in dienst nemen. De eerste Cubanen sprokkelden met hulp van familie in het buitenland een beginkapitaal bij elkaar. Ze werden taxichauffeur, begonnen een eethuisje (paladar) of verhuurden een kamer aan toeristen in hun casa particular. Het aantal geregistreerde zelfstandigen steeg van 157.371 in 2010 tot 580.000 eind 2017. En dat staat nog los van de duizenden bedrijfjes zonder licentie.

Ailed Duarte (rechts) en haar collega

T-shirts en tattoos

Ook Idania del Rio, die grafische vormgeving studeerde, was enthousiast toen ze hoorde over de nieuwe mogelijkheden. “Mijn vriendin en ik wisten nog niet precies wat we wilden doen, maar dit was een kans. We kozen voor T-shirts naar eigen ontwerp die we zouden gaan verkopen.” Alleen stond een dergelijke zaak niet op Castro’s lijst.

Dat probleem ondervonden ook Ailed Duarte (35) en haar man Leo Canosa (43). “Hij is tatoeëerder en werkte vanuit huis tot hij de kans kreeg om een tijdje te werken in een tattooshop in Canada. Daar leerde hij over bedrijfsvoering en hygiënerichtlijnen. Zo’n zaak wilden wij ook, maar dan met een Cubaans tintje.”

Ondanks dat een tattooshop geen officieel ‘beroep’ was, nam Duarte ontslag van haar baan als communicatiedeskundige bij de overheid. Nu runt ze samen met Canosa sinds drie jaar La Marca, Havana’s eerste tattoosalon. “Onder de noemer ‘kunstgalerie’, want die staat wél op de lijst. Dat is geen officiële licentie, dus feitelijk zijn we illegaal, maar ook weer niet.”

“Onze ondernemingslust en creativiteit waren er altijd wel”, legt Duarte uit, “We hadden alleen tijd nodig om door de mazen van de wet te kruipen.” Ze noemt andere bedrijven die tegelijkertijd zijn opgekomen: platenlabels (Guampara Music), online- tijdschriften over cultuur (Vistar Magazine), fotostudio’s (Estudio 50) en het grafisch ontwerperscollectief La Ubre. Deze initiatieven richten zich niet op eerste levensbehoeften als eten, maar op creativiteit.

Tattoosalon La Marca

Mazen van de wet

Ook voor Del Rio was de weg niet direct vrij en zij bedacht eenzelfde truc. “De taxibedrijfjes en eethuisjes schoten als paddenstoelen uit de grond, terwijl ik nog aan het onderhandelen was over een licentie”, vertelt Del Rio, “Bij het ministerie van Cultuur wisten ze zich geen raad met mijn idee. Een kledingmerk? Een T-shirtshop? Ik was niet te plaatsen.” Dus wist ze de overheid ervan te overtuigen dat ze een kunstgalerie is. “Maar laten we eerlijk zijn”, zegt ze, “Mijn shirts zijn geen kunst en de overheid controleert regelmatig of je licentie terecht is afgegeven.”

Als pionier moet je geregeld het wiel opnieuw uitvinden. Del Rio had genoeg ideeën voor haar kledingontwerpen, maar hoe maak je die zonder geld, materiaal, machines en kennis? “Ik ben opgegroeid met mijn oma en mijn moeder. Ik had geen vader met een netwerk bij de partij.” Ze werkt veel met typisch Cubaanse materialen en tweedehandskleding, maar voor de import van nieuwe T-shirts en inkt uit het buitenland had ze een Cubaanse investeerder nodig. “Met jute rijst- of koffiezakken en tweedehandskleding is geen tas of shirt hetzelfde, dat maakt het ontwerpproces uitdagend, maar niet makkelijk. Ook had ik naaisters nodig. Maar welke Cubaan zegt zijn baan op om voor een experimenteel kledingmerk te gaan werken? Mijn oma van 84 heeft toen haar vriendinnen opgetrommeld. Ze werkten heel hun leven in de staatstextielfabriek.”

In 2015 opende ze haar winkel in het oude stadshart van Havana. “De zaken gaan goed en ik heb ook personeel in dienst: ontwerpers, sociale media-experts en productiemensen. We trekken daarmee ook weer jonge ontwerpers aan.” Om enigszins te voldoen aan de licentie ‘kunstgalerie’ laat ze jonge kunstenaars exposeren in haar winkel en verkoopt ze hun werk. Daarmee heeft ze een broedplaats én ontmoetingsplek voor andere creatieve ondernemers gecreëerd.

Idania del Rio in de werkplaats van haar kledingmerk Clandestina

Bereik via internet

Een relatief nieuwe manier voor jonge creatieven in Cuba om elkaar te ontmoeten is internet. Lange tijd was internet in Cuba voorbehouden aan leden van de communistische partij, maar sinds 2015 zijn er in de steden pleinen en parken met wifi. Hoewel de internetkaartjes van drie dollar voor een uur internet voor de meeste Cubanen vrijwel onbetaalbaar zijn, bepaalde websites gecensureerd worden en niet alle diensten beschikbaar zijn, worden de wifi-spots drukbezocht. Ook voor Duarte is internet belangrijk: ”Niet alleen kunnen we de rest van de wereld laten zien wat we hier doen, we kondigen er ook de concerten en exposities aan die we met La Marca organiseren.”

Ik vroeg Obama of we onze producten ook daar konden aanbieden

Del Rio gebruikt internet voor verkoop van haar shirts via Amazon, en ze opende er haar webshop mee in de Verenigde Staten. Die kon ze openen dankzij maatregelen van voormalig president Obama, waarbij Amerikanen mogen betalen voor creatieve producten van Cubanen. Del Rio: “Tijdens een bezoek van Obama aan Cuba in 2015 mocht ik tijdens een bijeenkomst met jonge ondernemers een vraag aan hem stellen. Ik vroeg hem of de VS er ook voor Cuba zouden zijn en of we onze producten ook daar konden aanbieden. Hij had geen helder antwoord, maar wilde wel wat T-shirts meenemen voor zijn dochters.”

Om een webshop te kunnen openen in Amerika moest ze ook daar haar kledingmerk officieel oprichten. De shirts in de webshop zijn wel nog geproduceerd in de VS, omdat de in- en uitvoer van producten nog heel ingewikkeld is. Del Rio: “Wat in Havana in de winkel ligt, komt uit eigen land, wat ik via de webshop verkoop, helaas niet. Maar belangrijk is dat ik er nu in elk geval zichtbaar ben. Nee, ik denk niet dat president Trump deze maatregel zal terugdraaien, die heeft wel andere problemen aan zijn hoofd.”

Illustrator van spotprenten, zeefdrukken en logo’s Yaimel López

Vrij werk verkopen

Ondertussen werkt het ondernemerschap van de dames aanstekelijk. Het werk van de twintiger Yaimel López hangt in allebei hun winkels. Samen met drie andere illustratoren zette Lopez de coöperatie La Ubre op. Ze tekenen spotprenten, maken zeefdrukken en ontwerpen logo’s en huisstijlen voor restaurants en casas particulares. “Een eigen bedrijfje beginnen is een heel groot risico, maar we willen zo graag meer mogelijkheden hebben. Door internet kunnen we zien wat er in de rest van de wereld gebeurt”, zegt López. “Nu maken we spotprenten voor digitale tijdschriften en ontwerpen voor nieuwe winkels. We proberen toeristen naar onze galerie te krijgen om ons vrije werk te verkopen.”

De producten en diensten van López, Del Rio en Duarte zijn voor de doorsnee Cubaan onbetaalbaar. Duarte legt uit: “Een Cubaan betaalt bij ons dezelfde prijs voor een tattoo als een toerist. We moeten de inkt immers importeren.” Voor veel werk van López en zijn collega’s geldt dat ze het maken voor andere bedrijfjes, die dus zelf ook geld verdienen en het daardoor kunnen bekostigen.

Del Rio pakt het anders aan. Cubanen kunnen haar kleding kopen met korting. Daarvoor heeft ze een reden: “Zo’n 40 procent van onze klanten is Cubaan en daar zijn we blij mee. Toch zie je nu veel Cubanen in buitenlandse kleding lopen en dat gaat onze economie op de lange termijn niet helpen.” Aan toeristen wil ze laten zien dat Cuba meer is dan het clichébeeld van Che Guevara, oude auto’s en vrouwen met dikke sigaren. “De toeristenwinkels van de staat houden dat beeld in stand, maar wij gebruiken liever eigen materialen voor nieuwe ontwerpen. In het buitenland zouden ze zeggen: ‘Hé, wat duurzaam’, maar we hebben weinig anders.”

Dossier met allemaal goed nieuws

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons