Het succes van aaibare hulp

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
24_NedD1408_pt2
Foto: Roel Burgler                        

'Ontwikkelingssamenwerking', zegt Manuele Monteiro, 'is een vak dat we met veel vallen en opstaan hebben geleerd.' De directeur ontwikkelingsorganisatie Hivos vindt de betrokkenheid van particuliere organisaties bij ontwikkelingssamenwerking prachtig, maar ze waarschuwt voor het gevaar dat ze fouten maken die de professionele hulporganisaties hebben leren vermijden. 'Mensen maken een reis, worden geconfronteerd met armoede en financieren de bouw van een schooltje. Maar beseffen ze dat er leerkrachten moeten komen die een salaris verdienen? Dat de school moet voldoen aan de bouwvoorschriften? Dat er ook kosten zijn ná de bouw. Dat er lesmateriaal moet komen?'

De meeste grote hulporganisaties durven hun kleine broertjes niet zo openlijk te bekritiseren. Dat is althans de strekking van een artikel van Trouw -journalist Han Koch. In de krant van 14 april schreef Koch: 'Openlijk grote vraagtekens plaatsen bij het particulier initiatief staat op zeer gespannen voet met het afgrazen van die chari-markt, tenminste zo wordt dat bij de gevestigde orde van ontwikkelingswerkers gevoeld. Je kunt niet tegelijkertijd het draagvlak exploiteren en bekritiseren.'

Maar die gevestigde orde zou dat graag doen, suggereert Koch. Want het particuliere initiatief schildert een arme in een ontwikkelingsland bij voorkeur af als een hulpbehoevende. Daarvoor trekken mensen graag de portemonnee. Grote hulporganisaties daarentegen zien in de armen juist potentiële werknemers die bij gebrek aan werk werkloos moeten toekijken. Wat de professionals ook dwars zit, schrijft Koch, is dat lang niet altijd de inwoners van ontwikkelingslanden centraal staan bij de doe-het-zelvers, maar de gulle gevers. 'Geld voor schoolbankjes wordt opgehaald met de belofte dat op die bankjes de naam van de gulle gever prijkt. Het "Geschonken door Truus en Wim syndroom" zou je dat verschijnsel kunnen noemen.'

Aaibaar
Riky de Roo herkent weinig in deze kritische toon. De Roo is bestuurslid van HoPe (Hollanda Peru), een stichting die zich inzet voor hooglandindianen in Peru. 'Ons principe is juist dat we alleen projecten doen waar de mensen om vragen – zij voeren het werk zelf uit. We willen de zelfredzaamheid van de gediscrimineerde hooglandindianen bevorderen. Ze zijn niet ongelukkig of zielig, ze zijn wel arm en hebben geen inkomen.'

Ook van aaibare projecten moet De Roo niks weten. 'Onder geen voorwaarde. Er zijn weliswaar scholen met ons geld gebouwd, maar voor goed onderwijs is meer nodig. Daarom zijn we bezig met kwaliteitsbevordering van het onderwijs: bijscholing van de onderwijzers en beter lesmateriaal.'

 'Het wiel wordt steeds minder vaak opnieuw uitgevonden'

En de resultaten zijn goed, zegt De Roo. Het Peruaanse ministerie van Onderwijs, dat aanvankelijk sceptisch stond tegenover de scholen hoog in de bergen, betaalt nu de salarissen van de leerkrachten. 'De discriminatie van de indianen gaat nog door, maar langzaam zie je ze zelfbewuster worden, eigenwaarde krijgen.'

Ibo de Joode heeft zich zelfs boos gemaakt om het artikel in Trouw. Hij en zijn vrouw bestieren de stichting Support for Homa Hills (SfHH), die zich richt op het verbeteren van het kleuter- en basisonderwijs in Homa Hills, een gebied in West-Kenia. Tijdens een bezoek aan hun dochter, die in 1998 een jaar in Kenia werkte als vrijwilliger, werden ze geconfronteerd met schrijnende armoede.

Een paar jaar daarna zijn ze op uitnodiging van een Keniaanse organisatie teruggeweest. 'Toen hebben we drie maanden rondgekeken en heel veel geleerd. Wat doen de mensen? Hoe doen ze het? Waar ligt de behoefte? Hoe bouwen ze? Welke materialen gebruiken ze daarvoor?' Vervolgens heeft SfHH op verzoek van bewoners geld ingezameld voor de bouw van scholen. 'We bouwen niet zelf, zij kunnen dat veel beter.' De volgende stap is de kwaliteit van het onderwijs verbeteren en zorgen dat de onderwijzers een salaris verdienen. 'De Keniaanse overheid geeft nul komma nul uit aan kleuteronderwijs. Dat geld moet dus uit de gemeenschappen komen. Oudercomités gaan huis aan huis, en langzaam zie je verbetering komen.'

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. De Joode: 'Ik ben van oorsprong weg- en waterbouwkundige en ik zag dat kinderen dagelijks uren bezig waren water te halen. Daar spelen we nu op in vanuit hun behoeften: we hebben een grote watertank aangelegd, die voldoende water opvangt tijdens de natte tijd. We koppelen zo hun vraag aan onze kennis.'

Dat er op die manier aaibare en tastbare projecten van de grond komen 'klopt deels', zegt De Joode. 'Maar grote hulporganisaties als ICCO en Edukans vragen dat van ons! Ze willen rapporten zien, accountantsverklaringen, foto's, bonnen. Ze willen laten zien dat er met hun geld resultaat wordt geboekt.'

Onorthodoxe oplossingen

Het beeld dat journalist Koch en Hivos-directeur Monteiro schetsen, behoeft dus nuancering. Het klopt dat veel mensen een organisatie beginnen na een vakantie naar een arm land, maar opvallend veel kleine organisaties beseffen wel degelijk het belang van ownership, van het niet aanbodgericht te werk gaan.

Elisabeth van der Steenhoven van NCDO vindt dat de kritiek de meeste particuliere organisaties geen recht doet. 'Ze weten donders goed waar het over gaat, dat bepaalde hulp marktverstorend werkt, dat het bouwen van een school pas de eerste stap is. Het wiel wordt steeds minder vaak opnieuw uitgevonden.'

 'We zijn geen kritiekloze financiers'

Van der Steenhoven is hoofd van het programma Kleine Plaatselijke Activiteiten (KPA) van NCDO, dat jaarlijks 6,5 miljoen euro subsidie geeft aan circa vierhonderd particuliere initiatieven. Volgens haar is voor dergelijke projecten een plaats náást de professionele hulporganisaties. 'Het is geen kwestie van of-of. Particulieren kunnen dingen voor elkaar krijgen waartoe grote organisaties niet meer in staat zijn, omdat ze vaak met onorthodoxe oplossingen komen: ze kunnen bijvoorbeeld een ziekenhuis runnen met de inkomsten uit een ernaast gelegen kaarsenmakerij. Omgekeerd doen grote hulporganisaties dingen die particulieren niet kunnen: onderhandelen over internationale handelsakkoorden, beïnvloeden van het beleid van de Wereldbank, enzovoort.'

Caritas
Van der Steenhovens bevindingen worden onderschreven door het onderzoek Particuliere initiatieven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking (2005) van het Nijmeegse centrum voor ontwikkelingsstudies CIDIN. Dat concludeerde op basis van onderzoek in Nederland dat particuliere en professionele organisaties 'naast elkaar' bestaan. Op dit moment verricht het CIDIN uitgebreid veldonderzoek naar kleine projecten in Malawi.

Cora Jansen van ICCO herkent evenmin het beeld van 'doe-het-zelvers die in een vlaag van betrokkenheid aan caritas gaan doen'. ICCO bestiert met Kerkinactie en Edukans het samenwerkingsverband Impulsis – 'voor ondernemende mensen in ontwikkelingslanden en in Nederland'. Bij Impulsis, dat een budget van 4,8 miljoen euro verdeelt over circa 240 projecten, kloppen juist veel voormalige tropenartsen aan en mensen die ooit via een van de hulporganisaties zijn uitgezonden. 'Het is een misvatting om te veronderstellen dat doe-het-zelvers van niks weten.' Bovendien organiseert Impulsis, net als NCDO, het hele jaar door bijeenkomsten voor particuliere initiatieven om hun kennis te vergroten en onderling ervaringen uit te wisselen.

 'We koppelen hun vraag aan onze kennis'

Impulsis heeft twee speerpunten: de toegang tot basisvoorzieningen en ondernemerschap. Gerhard Schuil, eveneens werkzaam bij Impulsis: 'Het gaat ons niet primair om het bouwen van scholen maar om de toegang tot en de kwaliteit van het onderwijs. We proberen dus het microniveau, bijvoorbeeld de bouw van een school, te koppelen aan het mesoniveau, waar wij werken. Zo betrekken we kleine particuliere organisaties bij ons netwerk.'

Dat kan alleen door een relatie met ze op te bouwen. Schuil: 'We zijn geen kritiekloze financiers. We willen geen draagvlak voor caritas maar voor ontwikkelingssamenwerking. Daarom toetsen we de projecten aan onze criteria en vragen we advies aan onze experts. Tegelijkertijd bieden we onze expertise en kennis aan. Zo ontstaan er projecten die aansluiten bij ons werk of er aanvullend op zijn. Dat is onze meerwaarde.'

Geen evaluaties
De achilleshiel van het particulier initiatief is dat onafhankelijk onderzoek naar de effectiviteit ontbreekt. Het is niet bekend hoeveel projecten slagen, mislukken, of een onbedoeld bijeffect hebben. Organisaties als Hivos, NCDO en Impulsis erkennen dat, maar tillen er niet zwaar aan. Monteiro is bijvoorbeeld geen voorstander van 'grote evaluaties' van de kleine projecten die Hivos ondersteunt. 'Selectief, en zo nu en dan, brengen we er een bezoek aan. Tot nu toe zijn we geen gekke dingen tegengekomen.' Van der Steenhoven verwijst naar een onderzoek van tien jaar geleden naar de projecten die NCDO middels de KPA-regeling subsidieert. 'Daar komen Noord-Koreaanse resultaten uit: 95 procent van de projecten is effectief.'

Van der Steenhoven erkent dat dit vertekenend is, want veldonderzoek ontbreekt. De effectiviteit van KPA-projecten in het Zuiden is sinds de jaren negentig niet meer onderzocht. 'Er zijn nu mensen van NCDO in Suriname en in Cambodja. En PUM gaat binnenkort naar een regio om projecten te beoordelen. Daar ben ik dolblij mee', zegt Van der Steenhoven.

Impulsis bezoekt jaarlijks twintig procent van de projecten. Schuil: 'Dat doen we zelf of via collega's die toch al op dienstreis gaan. Ze onderzoeken vooral de relatie en het proces tussen onze Nederlandse klant en zijn zuidelijke partner, niet alleen de output. Al willen we natuurlijk ook weten wat er in het veld gebeurt. Onze bevindingen koppelen we terug met de Nederlandse klanten, maar we respecteren hun autonomie. Vergeet niet dat wij de back donor zijn.'

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons