‘Geef vrouwen een exit-optie’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

 

24_bina_pt2
Illustratie: Paul van der Steen

Bina Agarwal is een kleine, kordate Indiase vrouw. Je ziet niet aan haar dat ze al bijna tegen de zestig loopt. Ze heeft al flink wat internationale prijzen in de wacht gesleept en op heel veel plekken in de wereld lezingen gehouden, maar vraagt zich toch af hoe dat straks moet: in optocht door de binnenstad van Den Haag, van het Institute for Social Studies (ISS) naar de Ridderzaal. Ter ere van het elfde lustrum van het ISS worden twee eredoctoraten verleend, aan een van de intellectuele vaders van het Human Development Report (HDR), Sir Richard Jolly, en aan Bina Agarwal. Normaal zijn de plechtigheden in een nabij het ISS gelegen kerk, waar alle docenten en studenten van het instituut in optocht achter de hoogleraren heen lopen. Maar dit keer is de kerk van de buitenwereld afgegrendeld, omdat de dochter van kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima een dag later zal worden gedoopt. In ruil daarvoor mag de veel prestigieuzer Ridderzaal worden gebruikt. In statig Indiaas gewaad, met een stip op haar voorhoofd, zal Bina Agarwal daar straks verschijnen, maar nu vertelt ze uitgebreid over de onderzoeken waaraan zij haar internationale bekendheid dankt.


CV Bina Agarwal

 

Bina Agarwal is hoogleraar economie aan het Institute of Economic Growth aan de Universiteit van Delhi in India. Ze studeerde aan dezelfde universiteit en in Cambridge, en doceerde aan vele universiteiten in de VS en Groot-Brittannië. Ze was hoogleraar aan Harvard, de Ann Arbor universiteit in Michigan en de Universiteit van Minnesota. Ze was vicevoorzitter van de wereldvakorganisatie van economen, de International Economic Association (IEA), en de eerste zuidelijke voorzitter van de International Association for Feminist Economics. Tot voor kort zat ze in het bestuur van het wereldwijde netwerk van ontwikkelingsonderzoekers, het Global Development Network (GDN) en ze was een van de oprichters van de Indian Society for Ecological Economics. Ook zat ze in redactieraden van verschillende toonaangevende internationale economische vaktijdschriften.


Haar beroemdste publicatie tot nu toe is A Field of One's Own: Gender and Land Rights in South Asia (Cambridge University Press, 1994), waarvoor zij verscheidene internationale prijzen kreeg. In het boek stelt zij dat niet werkgelegenheid, maar het verschil in eigendom de belangrijkste economische factor is die de situatie van vrouwen bepaalt. Onderzoek had al eerder aangetoond dat in Zuid-Azië en veel andere delen van de wereld het bezit van bouwland cruciaal is voor mensen en voor hun welzijn, sociale status en politieke macht. Maar Agarwal laat zien dat voor vrouwen geldt dat ze daar niet gelijk van meeprofiteren, ook al is het land in het bezit van haar gezin, lees: haar man. Ze kan pas meeprofiteren als zij zelf dat eigendom kan verkrijgen.


Veel van Agarwals artikelen zijn te lezen op haar website: www.binaagarwal.com.

Bina Agarwal schrijft ook gedichten. Ze publiceerde de dichtbundel Monsoon Poems (Writers Workshop, Calcutta, 1976).

Agarwal is een econoom, maar geen gewone. Zij is uitermate goed thuis in de modellen en de standaard economische theorieën, maar legt ook tal van dwarsverbanden en beweegt zich in de minder cijfermatige hoeken van de economische wetenschap. Een belangrijke focus in Agarwals werk is de gender-ongelijkheid in de economie. Ook legt zij verbanden met de milieuwetenschappen. En ze werkt niet alleen vanuit kantoor of vanachter het katheder. Haar grote betrokkenheid bij de armen in India en andere ontwikkelingslanden, en vooral bij de vrouwen onder hen, brengt zij in de praktijk door het veld in te gaan, met ze te praten, alternatieve methoden en oplossingen te formuleren en empirisch te testen, en zich zelfs actief in te zetten voor campagnes om die oplossingen door te voeren. Maar ook al is ze een kritische geest, ze waakt ervoor ongefundeerde dingen te debiteren en ongenuanceerde oordelen te vellen. Scherp is ze, maar toch meedenkend en open. Soms fel, maar altijd vriendelijk en rustig formuleert ze haar antwoorden.

Uw laatste onderzoeksproject gaat over 'gender en lokaal milieubestuur'. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

'Dit project gaat over lokale gemeenschappen die het bos beschermen tegen milieubederf. Het heeft een lange voorgeschiedenis. Al in 1980 publiceerde ik een eerste artikel over sociale bosbouwprogramma's. Ik werkte toen aan de Universiteit van Sussex. Het was een kritiek op de manier waarop internationale ngo's en regeringen met bosbouw bezig waren. Het ging over wat Erick Ekholm de "stille energiecrisis" noemde, het tekort aan brandhout in de hele wereld, vooral in Azië en Afrika. Bomen moesten worden geplant op gemeenschapsland, op land van de overheid en op het eigen land. Bovendien werd gepoogd efficiënter om te gaan met het brandhout zelf. Ik toonde aan dat het nauwelijks werkte, omdat de mensen uit de gemeenschappen niet mee mochten praten. Er werden wel bomen geplant, maar slechts 2 procent van de bomen overleefde het, want ze werden niet goed verzorgd. In sommige delen werden de bomen zelfs bewust op hun kop geplant, als een soort zwijgend verzet. Dus dit was sociaal noch milieuvriendelijk. Mijn artikel was een kritiek op deze erg technocratische benadering van het milieu. In 1986 heb ik er een boek over gepubliceerd: Cold Hearths and Barren Slopes: The Woodfuel Crisis in the Third World. Het heeft vruchten afgeworpen, want gaandeweg is de aanpak veranderd. Vanaf eind jaren tachtig en vooral in de jaren negentig hebben de Indiase regering en nog tientallen andere regeringen wetten gemaakt waardoor de samenwerking met gemeenschappen werd versterkt.


Eind jaren negentig maakte ik een aantal lange reizen over het platteland van India en Nepal. Ik wilde een idee krijgen van wat er klopte van de succesverhalen over de participatie van gemeenschappen in de bosbouw. Ik vond een paradox: inderdaad ging het in veel gebieden vrij goed. Geërodeerd land was groen geworden. Maar ook bleek dat mannen het besluitvormingsproces in de gemeenschappen domineerden. En daardoor waren de vrouwen slechter af. Zij mochten het bos niet meer in, terwijl zij daarvan afhankelijk waren. Zij moesten nu verder weg om brandhout en veevoer te verzamelen. Dat raakte de mannen niet, want zij kookten niet. Het bleek voor alle vrouwen op te gaan, arme en minder arme, uit verschillende regio's en culturen.'

 

En vervolgens besloot u het systematisch aan te pakken?

'Ik vroeg me af: zou het verschil maken als vrouwen meer betrokken waren bij de besluitvorming? En zou je duurzame manieren kunnen bedenken waarbij het vrouwen toch werd toegestaan om brandhout uit het bos te halen? Ik heb een groot project opgezet, waarbij we systematisch onderzoek deden in dorpen in India en Nepal. In totaal zijn 65 groepen in drie districten in Gujarat in India, en 70 groepen in drie districten in Nepal, bij het onderzoek betrokken. In sommige dorpen praten alleen mannen mee, in andere participeren ook vrouwen. We deden interviews, woonden bijeenkomsten bij, praatten met andere belanghebbenden, en controleerden de kwaliteit van het bos. We testten of deelname van een bepaald percentage vrouwen in de besluitvorming verschil maakte. Dat deden we door allerlei variabelen aan elkaar te koppelen via econometrische modellen, maar we keken ook verder dan het puur meetbare, en deden kwalitatieve diepte-interviews. Ik leg nu de laatste hand aan het manuscript.'

 

Zijn er al conclusies te melden?

'Ja. Mijn hypothese dat participatie van vrouwen verschil maakt, is bewezen. Het blijkt dat als er een hoog percentage vrouwen in het uitvoerende comité van het dorp zit, die ook echt komen en zich uitspreken, dat de kwaliteit van het bos dan hoger is. Alle indicatoren tonen dat aan. Vrouwen sluipen dan niet stiekem het bos in, ze helpen actiever mee het bos te beschermen, en ze brengen andere kennis over het bos mee, die een duurzamer gebruik van planten en bomen bevordert.'

 

U voert ook al een tijdje een debat met uw landgenoot, Nobelprijswinnaar Amartya Sen, over de manier waarop hij gender in zijn theorieën heeft verwerkt.

'Ja, dat klopt. Ik ben mederedacteur van een boek daarover, waarin we een soort conversatie met Sen aangaan. Ook heb ik een aantal artikelen erover geschreven en een uitgebreid interview met hem gedaan. Hij heeft overigens wel vaak over gender en ongelijkheid geschreven, en op een consistente manier. En ook een aantal van zijn algemene conceptuele ideeën zijn heel nuttig, al gaan ze niet direct over gender.


Pavement dwellers

 

You say they clutter the roadside like flies

amidst the filth heaped with human cries

and spread smallpox.

 

You take vaccine for fear your golden faces

may lose their glitter and leave traces

of common experience.

 

Does it immunize you too against the stench

of your golden bodies and wrench

No empathy?

 

Can they contain the contagious dust

within illusory walls or cover the crusts

of scars with shreds?

 

They say you are the sole criminals

of their condition.

Who of yours?

Bina Agarwal
Gepubliceerd in:
Monthly Review (New York), april 1975

Ik heb onder meer gereageerd op de manier waarop Sen naar families en huishoudens kijkt. Sen heeft een belangrijke kritiek geformuleerd op de standaard economische theorie, die uitgaat van het zogenaamde unitary household-model. De orthodoxe economen zien families als een individuele consument, met dezelfde voorkeuren, dezelfde smaak, één budget. We weten dat echte families zo niet zijn. Tegenover dit model staat het collectieve household-model, of het "onderhandelingsmodel": sociale relaties, dus ook die tussen man en vrouw in een gezin, hebben zowel elementen van samenwerking als van conflict. Je werkt samen als je daar beter van wordt. Als eentje er meer beter van wordt dan de ander, ontstaat er conflict.


Sen was niet de enige met deze kritiek, maar hij deed het op een bepaalde manier. Hij zei dat kwalitatieve factoren, zoals percepties, ook van invloed waren. Bijvoorbeeld de manier waarop tegen werk aangekeken wordt. Alleen als je geld binnenbrengt, werk je, dus huishoudelijk werk door de vrouw telt niet. Dat creëert ongelijkheid binnen het gezin.


Dat argument heb ik verder ontwikkeld. Ik heb gekeken waarom families opbreken tijdens hongersnoden. Bij hongersnoden in Afrika en Zuid-Azië verlaten veel mannen hun vrouwen en kinderen. Daarvoor waren geen bevredigende verklaringen. Dus ben ik gaan kijken op welk punt ze dat precies doen. Het bleek dat het meestal gebeurt op een moment dat mannen nog een optie hebben, maar vrouwen niet meer. In tijden van honger worden eerst de vermogens van de vrouwen, zoals juwelen en kleine dieren, verkocht. Terwijl mannen dan nog een stuk land hebben waar ze op kunnen overleven. Het land wordt tot het laatst bewaard. Daarop heb ik weer het onderhandelingsmodel toegepast: de mannen verlaten de vrouwen als die laatsten geen onderhandelingsmacht meer hebben. Dat is een aanvulling op Sens theorie.


 'Mannen verlaten hun vrouwen als die geen onderhandelingsmacht meer hebben'

In een artikel voor het novembernummer van het Journal of Human Development heb ik het concept van de relative capabilities geformuleerd. Dat gaat in op de capabilities van Sen: zijn centrale concept dat mensen in staat gesteld moeten worden, de vrijheid moeten hebben, om allerlei vermogens te verkrijgen en zich zo verder te ontwikkelen. Hij stelt dat als je meer hebt van zulke capabilities, zoals bijvoorbeeld een goede opleiding, je verder komt in het leven. Daar stel ik tegenover dat je, in het gezin, ook moet kijken naar relatieve capabilities. Oftewel: je kunt als vrouw beter opgeleid zijn, en dus meer capabilities hebben, maar juist in die situatie meer geslagen worden door je man, doordat zijn idee van mannelijkheid wordt aangetast. Dan ben je uiteindelijk slechter af. Dat idee van machtsverschil zit niet in Sens theorie.'

 

Ligt hier niet ook een verband met uw beroemdste boek: 'A Field of One's Own'?

'Ja. Ook daar zagen we dat vrouwen die beter werk hadden, vaker thuis geslagen werden. Maar vrouwen die zelf eigendom hadden – en dan gaat het om onroerend goed, land of een huis – liepen minder risico om geslagen te worden, zelfs als ze meer hadden dan hun man. Eigendom geeft ze niet alleen meer onafhankelijkheid, het geeft ook een duidelijke exit-optie. De man weet dat zij weg kan lopen uit het huwelijk, want ze heeft iets om op terug te vallen. Werk is daarvoor niet genoeg. Als je drie kinderen hebt, waar kun je dan heen midden in de nacht? Je kunt wel ergens heen als je een eigen huis hebt.


Dinner at Moti Mahal

 

Two lizards snap at the same insect

behind the sleeping flowers.

Dilapidated windows beyond the walls –

unlit eras.

 

Tonight glory returns

to light the slanting eyes of the singing girls.

Even Mirza Ghalib could not have rendered

the verses with such spontaneity.

Rasping voices merge with the flute and drums;

float over the clink of plates.

The spices are just right.

 

Smells reach beyond the open courtyard while

hunger peeps through hidden cracks

in the flaking walls.

Bina Agarwal 

Eigendom vermindert voor vrouwen het risico op armoede, voor henzelf en voor hun kinderen. Een aantal onderzoeken, bijvoorbeeld in Brazilië onder duizenden huishoudens, toont aan dat als een vrouw haar eigen vermogen heeft, in de vorm van het directe eigendom van land of een huis, dat de kinderen een veel grotere kans op overleven hebben. En een grotere kans op een opleiding en medische zorg.'

 

Wat moet daarvoor gedaan worden? Eigendom is toch gerelateerd aan rijkdom, en we hebben het hier over de armen.

'Er zijn drie manieren om aan een huis of land te komen: via een erfenis, dat wil zeggen via de familie, door regeringsbeleid of via de markt. Alledrie hebben een mannelijke bias. Het erfrecht is gericht op mannen. Als een overheid land verdeelt, wordt de grond veel eerder aan het mannelijke, zogenaamde hoofd van het huishouden gegeven. En bij het kopen of huren van land hebben vrouwen meer barrières te overwinnen dan mannen. Je moet dus op alle fronten veranderingen doorvoeren. Ten eerste erfwetten aanpassen. In 2005 heb ik in India aan een grote campagne meegewerkt om die wetten meer gender-gelijk te maken. Vervolgens moet je het bewustzijn daarover vergroten en juridische steun voor vrouwen regelen. De media zijn ook belangrijk. Er wordt vaak gedacht dat jongens voor hun ouders zorgen als die oud zijn, maar empirisch onderzoek toont aan dat het meestal de meisjes zijn. Erfenissen hangen daar vaak mee samen: het huis wordt gegeven aan degene van wie de ouders denken dat die later voor hen zorgt.


Het regeringsbeleid is al wat aan het veranderen in India en ook in Latijns-Amerika. Er worden nu bij landdistributie vaak gezamenlijke eigendomsbewijzen gegeven. Maar ik zou een stap verder willen gaan: geef ze aan de vrouwen. Want veel mannen in India werken niet meer op het land, maar in de stad. 53 procent van de mannen en 75 procent van de vrouwen werkt in de landbouw.


Wat betreft het aankopen van land: het is voor vrouwen moeilijker om krediet te krijgen en om toegang te krijgen tot informatie en technologie. Ik stel voor het minder individueel te benaderen, maar als groep. Samen kunnen vrouwen beter druk weerstaan, beter onderhandelen met de overheid en met bijvoorbeeld banken of leveranciers, en ze kunnen taken verdelen.'

 

De meeste bekende ontwikkelingseconomen zijn witte westerse mannen: mensen als William Easterly, Jeffrey Sachs, Dani Rodrik, Joseph Stiglitz. Dat zijn een soort rondreizende sterren. Kunt u zich een beetje staande houden in die wereld, of beweegt u zich er los van?

'Ik heb gekozen er niet los van te staan. Ik was vicevoorzitter van de International Economic Association. Ook was ik voorzitter van de International Association for Feminist Economics. Die geeft een tijdschrift uit, dat vrij goed scoort. Het richt zich niet alleen op ontwikkelingseconomie, maar bemoeit zich tevens met de mainstream economische discussies. Daar kunnen we goed in meedraaien, ook als het om econometrische modellen gaat.


 'Ontwikkelingseconomie wordt minder contextspecifiek en dat vind ik een problematische trend'

Maar het is niet makkelijk. Ontwikkelingseconomie is niet de top van de economie, en gender daarbinnen nog minder. Je bent continu bezig jezelf te bewijzen, jezelf ertussen te wringen. De meer orthodoxe economen vinden het erbij betrekken van gender-aspecten geen echte economie. En daarnaast is er een trend dat de economische wetenschap een steeds beperkter blikveld krijgt. Als je niet bepaalde methodes gebruikt of in bepaalde vaktijdschriften publiceert, ben je geen econoom.


Maar de ontwikkelingseconomie zelf is ook aan het veranderen. Het gaat steeds meer op de gewone economische wetenschap lijken en dat vind ik een problematische trend. Het wordt technischer en minder contextspecifiek. Dat was juist het voordeel, het ging over de specifieke omstandigheden in bepaalde landen of regio's, niet over algemeenheden. Ik vind overigens wel dat wij theorieën empirisch moeten bewijzen, en met econometrische modellen en tabellen. Zodat we ook geaccepteerd worden door mainstream economen die geen aandacht hebben voor ontwikkelingseconomie of gender.'

 

Een ontwikkelingseconoom als Easterly zweert bij modellen. Wat de cijfers aantonen, is volgens hem de realiteit.

'Mijn meest gedownloade paper, "Bargaining" and Gender Relations: Within and Beyond the Household, gaat hierover. Ik zeg daarin onder meer dat we moeten nadenken over wat ik "analytische beschrijvingen" noem. Slechts een deel van de werkelijkheid valt in modellen te proppen. En maar een deel van dat model kan empirisch getest worden. Als je de wereld alleen maar ziet vanuit empirisch te controleren feiten, sluit je een groot deel van de werkelijkheid uit. Natuurlijk moet je zoveel mogelijk proberen te kwantificeren, maar er zijn ook dingen die niet meetbaar zijn, en toch van invloed op de werkelijkheid. Neem bijvoorbeeld sociale normen, of percepties. Die kun je niet altijd meten, maar ze zijn wel van invloed op de uitkomst. Om zoiets te verklaren en begrijpen moet je dus analytische beschrijvingen toepassen.'

 

Tot zover uw positie als vrouw en ontwikkelingseconoom. Hoe beweegt u zich als 'zuiderling' uit India?

'Als je in een ontwikkelingsland zit, zelfs al heb je internationale contacten, heb je minder middelen. En minder mogelijkheden om je kennis internationaal te verspreiden. Op een Amerikaanse universiteit heb je veel grotere macht om ideeën te verspreiden. Niet alleen door de financiële middelen, maar ook omdat er eerder naar je geluisterd wordt. Stel dat je een theoretisch model hebt over Afrika, dat in de VS wordt gepresenteerd. Er zullen onderzoekers zijn in een bepaalde plek in Afrika, of ngo's en grassroots-organisaties, die weten dat het niet werkt. Maar experts op Afrikaanse universiteiten kunnen veel minder goed feedback leveren, ook al zijn ze beter geïnformeerd. Hun ideeën en hun visie krijgen niet automatisch dezelfde ruimte als die van iemand die op een westerse universiteit zit. Die bepaalt daarmee in veel grotere mate het beleid van de Wereldbank, andere internationale instituties en bilaterale donoren.'

 

U zat tot voor kort ook in het bestuur van het Global Development Network, dat wereldwijd onderzoekers met elkaar in contact brengt en ontwikkelingsonderzoek coördineert. Aanvankelijk werd ook het GDN, een initiatief van de Wereldbank, zo'n bias verweten.

'Ik zat in het bestuur als vertegenwoordiger van de International Economic Association en was nogal kritisch ten aanzien van de voorgestelde structuur. Bij de eerste GDN-conferentie in Bonn in 1999 heb ik een alternatieve structuur voorgesteld. Het moest naar mijn idee meer gedecentraliseerd, met meer autonomie en meer plaats voor eigen ideeën van de academici, in plaats van een van bovenaf door de donoren gestuurd geheel. En ik vond dat het weg moest uit de Wereldbank, naar een democratisch ontwikkelingsland. En het is verbluffend, maar met alles werd ingestemd. Het GDN-secretariaat zit nu in India. En er is nu meer diversiteit, ook wat betreft financiering.

Maar wat betreft de onafhankelijkheid van denken ligt het wat ingewikkelder. Dat is een hardnekkig proces. Er is nog steeds een flinke invloed vanuit internationale instituties als de Wereldbank. Dat zijn de mensen die naar de conferenties komen, dat is het heersende vertoog. Daarin moet nog behoorlijk wat verandering komen.'

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons