Fabrieken tegen migratie

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Hoe worden arme landen rijk? Naar die vraag doet  ontwikkelingseconoom Howard Nicholas, van het Haagse International Institute of Social Studies, al decennialang onderzoek. “Er is eigenlijk maar één manier: stap af van het exporteren van grondstoffen en ruwe materialen en focus op het produceren van spullen”, doceert Nicholas. “Van louter thee of kokosnoten zal geen land de middeninkomensstatus bereiken. Uiteindelijk gaat het om de dingen om ons heen: stoelen, tafels, telefoons, computers, televisies, kleding. Onze rijkdom is gebaseerd op wat we maken en aan elkaar verkopen. Tegelijkertijd zijn grondstoffen het enige wat de grote wereldeconomieën nodig hebben om nog verder vooruit te komen. Hoe goedkoper, hoe beter”, aldus Nicholas.

De toegenomen migratie vanuit Afrika richting Europa heeft het ‘ontwikkelingsdenken’ weer op de kaart gezet. Na jaren van bezuinigingen wil een meerderheid van de politieke partijen (PVV en VVD uitgezonderd) meer geld uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking. De ene partij wil dat uit idealisme, anderen zien het als hét middel om migratie tegen te gaan. Tegelijkertijd heeft de ‘hulp-naar-handel’-agenda van minister Ploumen stevig wortel geschoten, en willen de grootste partijen (inclusief VVD, exclusief PVV) meer economische ontwikkeling in Afrika zien. Fabrieken als middel tegen migratie.

In Afrikaanse landen zelf wordt het idee van economische zelfstandigheid steeds belangrijker.

“Afrikaanse landen willen niet meer afhankelijk zijn van importgoederen”, aldus Marleen Dekker, die het kennisplatform INCLUDE coördineert dat werd opgezet door het ministerie van Buitenlandse Zaken. “In gesprekken merk ik dat die behoefte leidend is bij het doen van investeringen.” In december organiseerde INCLUDE een rondetafelgesprek met onderzoekers en beleidsmakers uit Afrika en Nederland over de groei van werkgelegenheid in Afrika. “Veel Afrikaanse experts benadrukken dat het niet verstandig is om alle hoop op slechts één specifieke sector te vestigen. Het banentekort is zo nijpend dat elke investering wenselijk is”, zegt Dekker. “Bovendien zijn sectoren sterk met elkaar verbonden, bijvoorbeeld landbouw, ICT en industrie. In de verbinding zit de kracht.” Ook zij ziet daarom voordelen in meer (verwerkings)industrie. “Het verwerken van producten in het herkomstland kan een belangrijke stimulans voor de economie zijn. Dan heb je het over het lokaal branden van koffie of chocolade maken in plaats van alleen de koffie- en cacaobonen te verschepen.”

Industriële achteruitgang

Toen in 1960 de onafhankelijkheidsgolf door Afrika trok, steeg het percentage ‘industriële productie’ van het Bruto Binnenlands Product in korte tijd van 6 naar 12 procent. Industrie leek de toekomst van Afrika en in landen als DR Congo en Nigeria werd een aanzienlijke industrie opgebouwd. Toch duurde deze periode niet lang. Congo staat vol met verlaten en overwoekerde fabrieken uit het eind van de koloniale tijd, in onbruik geraakt tijdens de woelige periode net na de onafhankelijkheid. Ook de textielindustrie in Noord-Nigeria, waar ooit 350.000 mensen werk vonden, heeft nu nog maar werk voor een tiende van hen. Het percentage industriële productie afgezet tegen het BBP staat ook nu nog altijd op een magere 10 procent.

Dat het opzetten van een fabriek in de praktijk niet meevalt, weet de Ghanese Nora Bannerman-Abbott. Ze is directrice van Sleek Garments in de Ghanese hoofdstad Accra. Nog maar een paar jaar geleden exporteerde ze 75 duizend shirts en 40 duizend doktersjassen naar Amerika. Ze had 300 mensen in dienst, en plannen voor uitbreiding naar duizend werknemers. “Nu heb ik nog maar honderd personeelsleden en ligt de export stil”, vertelt ze. “De vorige Ghanese regering kreeg een financiële injectie door de olie-inkomsten, maar kon niet eens genoeg elektriciteit verschaffen om de industrie draaiende te houden. Daardoor werd produceren, op olieslurpende generatoren, bijna onbetaalbaar.” Elektriciteit is in Afrika tot wel drie keer duurder dan bijvoorbeeld in Oost-Azië, becijferde de African Development Bank in een rapport in 2010.

De onderneemster noemt twee andere redenen: “We concurreren tegen goedkope kleding uit China en dan heb je ook nog tweedehands kleding uit Europa die de markt ernstig verstoort.”

Liefdadigheid

De Ghanese onderneemster noemt precies de factoren die volgens Howard Nicholas de oorzaak zijn van het achterblijven van de industrialisatie in Afrika. “Rijke landen zullen altijd hun rijkdom verdedigen en ervoor proberen te zorgen dat anderen het niet te veel overnemen. Die tweedehandskleding wordt gepresenteerd als liefdadigheid, maar houdt daadwerkelijke ontwikkeling van Afrika tegen. Toch blijft het Westen daar maar mee doorgaan.” Nicholas is ervan overtuigd dat westerse landen liever grondstoffen uit Afrika halen dan eindproducten: “Machtige instituten als de Wereldbank en het IMF werken daar aan mee. Hun focus ligt niet op het tot stand brengen van grootschalige industrialisatie van landen in Afrika, maar op het behoud van de status quo.”

De export van kleding door Sleek Garments naar de Verenigde Staten werd mogelijk gemaakt door AGOA, de African Growth and Opportunities Act die toenmalig president Bill Clinton in 2000 in werking stelde. Hierdoor kunnen producten uit Afrika onder relatief gunstige voorwaarden de Amerikaanse markt op. Nora Bannerman-Abbott: “Door AGOA kregen we toegang tot de Amerikaanse markt. Maar het is inderdaad zo dat veel andere markten gesloten blijven voor producten uit Afrika. Er zijn allerlei trucjes te bedenken zoals haast onmogelijke kwaliteitseisen, waardoor je telkens net niet kunt exporteren. We moeten ons daarom als Afrikaanse landen veel meer toeleggen op handel tussen Afrikaanse landen onderling.”

Ethiopië neemt het voortouw

AGOA is een handelsverdrag, uitgerekend het instrument waar de huidige Amerikaanse president Trump mordicus tegen is. Of het verdrag opgezegd wordt, hangt sterk af van wie Trump aanstelt als nieuwe beleidsmedewerker voor Afrika. Bannerman-Abbott is niet bang dat AGOA stopt. “Die paar producten uit Afrika vormen nauwelijks een bedreiging voor de VS, dus ik denk dat Trump AGOA ongemoeid laat.” In eigen land ziet ze de toekomst inmiddels zonnig tegemoet: “Vorige maand is de nieuwe Ghanese president Nana Akufo-Addo geïnstalleerd. Hij is veel meer pro-business dan zijn voorganger en we verwachten de productie weer uit te kunnen breiden. Ook is er weer wat vaker stroom.”

Nu de lonen in China flink gestegen zijn is het logisch dat ook zij verder buiten de grenzen gaan kijken.

Marleen Dekker van INCLUDE: “Houd qua industrialisatie Ethiopië in de gaten. Daar is een industrieel park gebouwd waarop een kledingindustrie aan het ontstaan is.” Er is al een Chinees bedrijf neergestreken dat er schoenen maakt en een aantal andere bedrijven hebben investeringen aangekondigd. De Ethiopische maakindustrie groeide tussen 2006 en 2014 met zo’n 10 procent per jaar. Nicholas: “Nu de lonen in China flink gestegen zijn, is het logisch dat ook zij verder buiten de grenzen gaan kijken.”

Spreekt een succesvolle industrialisatie van Ethiopië Nicholas’ theorie dat ‘westerse landen dat nooit zullen toestaan’ niet tegen? Nicholas: “Ik geef Ethiopië meer kans om te industrialiseren dan Ghana. Over Ethiopië maken de grote mogendheden zich niet zoveel zorgen. Omdat ze weinig grondstoffen hebben, mag Ethiopië wél industrialiseren.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons