Doe-het-zelvers in gebreke

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Rapport SchulpenTwee dingen wilde hij weten. Wat doen deze particulieren nu eigenlijk precies in het veld? En in hoeverre houden ze zich aan de voorwaarden voor effectiviteit zoals die de laatste decennia zijn ontwikkeld door de traditionele organisaties voor ontwikkelingssamenwerking? Kort samengevat komen deze voorwaarden neer op het werken met lokale partners, op afbakening van doelgroepen, op samenwerking met andere actoren, op monitoring en evaluatie, verantwoording en duurzaamheid.


Op basis van interviews, leeswerk en veldbezoek concludeert Schulpen in zijn onderzoek dat er vooral op drie terreinen ruimte voor verbetering is.


Lokale capaciteitsopbouw krijgt volgens Schulpen te weinig aandacht. Nederlandse particuliere organisaties werken ter plekke te vaak samen met individuen in plaats van organisaties, zetten parallelle structuren op in plaats van aan te haken bij bestaande structuren en richten zich vaak op hele dorpen in plaats van op een afgebakende doelgroep.


Daarnaast werken teveel particuliere initiatieven lokaal in 'splendid isolation': er wordt niet samengewerkt met andere actoren. 'Alleen al voor het lerend vermogen lijkt me dat op zijn zachtst gezegd wat onhandig', voegt Schulpen toe. Voorts is de monitoring en evaluatie onder de maat en zijn de doe-het-zelforganisaties niet altijd even transparant. Goed doen, zegt Schulpen, kan dus beter.

 

Schoolboeken

In een debat gewijd aan het onderzoek van Schulpen, op 19 november in het Nijmeegse Lux, plaatste Robert Wiggers, directeur van Wilde Ganzen, kanttekeningen bij het onderzoek. 'Wij leggen kleine particuliere initiatieven liever niet langs de meetlat van de grote traditionele hulpclubs', zei Wiggers. 'Je mag wel van het particulier initiatief vragen dat ze aansluiten bij de lokale behoeften, maar met hun relatief beperkte budget mag je niet verwachten dat ze ook aan beleidsbeïnvloeding en maatschappijopbouw doen.'


Of zoals journalist en doe-het-zelver Mirjam Vossen een paar dagen eerder in dagblad Trouw opmerkte: 'Wie geen grotere idealen koestert dan het verschaffen van rekenboeken aan een Guatemalteeks schooltje, heeft het voortreffelijk gedaan wanneer die boeken er ook komen.' Je moet de zaken niet gewichtiger maken dan ze zijn.


Maar volgens Schulpen is dat ook niet zijn bedoeling. 'Over beleidsbeïnvloeding en maatschappijopbouw zeg ik niks.
Ik heb het over capaciteitsversterking van lokale partners. Het gaat mij puur en alleen om de directe armoedebestrijding.' Zodra de pretenties verder gaan dan het leveren van rekenboeken moet je de geleerde lessen van vijftig jaar ontwikkelingssamenwerking niet negeren, vindt hij. 'Ontwikkelingssamenwerking is een vak. Laat ze dat dan ook leren.'

 

Verkeerde motieven

Niemand die het daarmee oneens is. De ervaren mensen moeten hun kennis delen met de beginners, en de grote clubs moeten de kleintjes helpen. Maar de grote organisaties hebben andere belangen, meent directeur Henny Helmich van draagvlakorganisatie NCDO. 'De medefinancieringsorganisaties hebben de verkeerde motieven om samen te werken met het particulier initiatief', zegt hij. 'Ze willen zoveel mogelijk initiatieven binnentrekken om te kunnen meetellen voor de 25-procentsnorm van het ministerie.'


Herman Kotte van Linkis, de overkoepelende instantie voor particulier initiatief, benadrukt dat het doel van het stimuleren van particuliere initiatieven bovenal draagvlakversterking was. 'De lat lag dus vrij laag.' Schulpen beschouwt de particuliere initiatieven in zijn onderzoek echter niet als clubs voor draagvlakversterking, maar als interventies van ontwikkelingsorganisaties. En dus stelt hij hogere eisen.


 'Medefinancieringsorganisaties willen zoveel mogelijk binnentrekken om te kunnen meetellen bij de 25-procentsnorm'

Schulpen: 'Hulp bieden aan een ander heeft een intrinsieke waarde, maar dat neemt niet weg dat je de vraag mag stellen of het op de juiste wijze gebeurt. Met hulp intervenieer je in het leven van anderen  dan is het jouw verantwoordelijkheid dat zo goed en zo doordacht mogelijk te doen.'


En hoge eisen leiden niet tot minder draagvlak. Maar publiciteit over lage kwaliteit van projecten doet dat wel, beaamt Henny Helmich. Daarover bestaat geen onenigheid.


Onenigheid is er wel over de rol van de wetenschap. De publiciteit naar aanleiding van zijn onderzoek komt Schulpen te staan op een verwijt van Helmich. Schulpen zou 'gezien het huidige intellectuele klimaat van maatschappelijk cynisme' als 'maatschappelijk geëngageerd onderzoeker' de verantwoordelijkheid hebben om publieke ongenuanceerdheid te voorkomen, zei de NCDO-directeur.

Daar kan de redactie van Vice Versa zich in elk geval niet in vinden: als 'maatschappelijk geëngageerd onderzoeker' verzamelde Schulpen de eerste feiten voor een discussie die tot dusver op basis van gevoelens gevoerd werd. Zijn onderzoek geeft een eerste onderbouwde indicatie van de kwaliteit van particuliere hulpverlening en is bedoeld als startpunt voor discussie en samenwerking. De discussie is er alvast. Nu de samenwerking nog.

 

Het complete (Engelstalige) onderzoek van Lau Schulpen kunt u downloaden via het CIDIN: http://www.ru.nl/cidin/actueel/recente_publicaties/

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons