Achtergrond

Wie prikt de karikatuur van de hulpcritici door?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Critici hebben ontwikkelingshulp negatief geframed, vindt Mirjam Vossen. Het probleem is niet dat dat gebeurt. Het probleem is dat het voorstanders, ontwikkelingsorganisaties voorop, niet lukt om daar een ander frame tegenover te zetten. Intussen is er een generatie opgegroeid die niet beter weet dat hulp te maken heeft met strijkstokken en diepe zakken. Wie prikt de karikatuur van de hulpcritici door?  

Volgende maand onderhandelt het kabinet over verdere bezuinigingen op de overheidsuitgaven. De PVV is er helemaal klaar voor. Wanneer we extra moeten snijden, dan mag ontwikkelingshulp als eerste op het hakblok. Sterker nog: de PVV gaat de eis om 4 miljard te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking zelfs ‘keihard op tafel leggen’.   
Veel Nederlanders zijn het met de partij eens. Tijdens een recente peiling vroeg TNS/Nipo onze landgenoten waarin het kabinet moest snijden, mochten verdere bezuinigingen nodig zijn. Ontwikkelingshulp eindigde bovenaan de lijst.

Natuurlijk, wanneer het onze eigen portemonnee treft, dan is het hemd nader dan de rok. Dat neemt niet weg dat onder die peiling een forse vertrouwenscrisis schuilgaat. Het Nederlandse publiek gelooft steeds minder in de resultaten van ontwikkelingshulp. Uit NCDO-enquêtes blijkt dat maar liefst driekwart van de landgenoten twijfelt of hulp geven veel zin heeft.
Dat wantrouwen ontstond niet overnacht. Critici van ontwikkelingshulp, de PVV en VVD’er Arend Jan Boekestijn voorop, wisten de hulp de afgelopen jaren in een negatief frame te plaatsen. Daarbij werden ze welwillend geholpen door de media. Niet alleen door de Telegraaf, maar ook door NRC Handelsblad en de VPRO. Hulp is zinloos, zo zegt het beeld. We gaven miljarden en er is nog altijd armoede. Het meeste geld komt op verkeerde plekken terecht. Het blijft of aan de strijkstok hangen van organisaties, of het gaat naar corrupte overheden, die dankzij hulp aan de macht blijven. Bovendien maakt het mensen afhankelijk. Ze leren niets anders dan hun hand ophouden.

Mond houden
Het probleem is niet dat critici dit frame hebben neergezet. Het probleem is dat de voorstanders, ontwikkelingsorganisaties voorop, er niet in zijn geslaagd om daar een ander frame tegenover te zetten. Integendeel zelfs. Ze gaven critici deels gelijk (hulpafhankelijk is immers een probleem) en ze staken de hand in eigen boezem (misschien zijn we niet transparant genoeg, en ja, er mislukken projecten). Verder hielden ze vooral hun mond: wie geschoren wordt, moet immers stilzitten. Laten we vooral geen olie op het vuur gooien.

Dat blijkt een kardinale vergissing. Een vergissing die lijkt op die van de Democraten in Amerika, die decennialang de ene na de andere verkiezingsnederlaag leden. In zijn boek ‘The Political Brain’ geeft auteur Drew Westen daar een messcherpe analyse van. De nederlagen van de Democraten kwamen niet door hun slechte programma’s: veruit de meeste Amerikanen zijn het met de meeste democratische standpunten eens. Maar de Republikeinen zijn beter in het overtuigen van kiezers. Ze zijn beter in ‘framen’, het presenteren van simpele boodschappen die de emoties raken. Democraten reageren beleefd. Ze komen met cijfers en argumenten. Ze gaan discussies over beladen thema’s uit de weg. En ze weigeren om Republikeinen met hun eigen wapens – emotionerende appèls  – te bestrijden, uit angst dat hun achterban dat niet kies zal vinden.

Het is niet moeilijk om deze analyse te vertalen naar ons land – waar overigens niet alleen de ontwikkelingssector last heeft van een negatief frame. Ook hier houden maatschappelijke organisaties het netjes en beleefd. Ze worden niet boos, vallen Wilders niet aan, en mijden discussies over lastige onderwerpen als corruptie en  hulpafhankelijkheid.

Spindoctors
De vraag is waarom. Een voor de hand liggende verklaring is dat organisaties het bespelen van de publieke opinie niet als een kerntaak zien. Dat is immers het opbouwen van partnerschappen met organisaties in het Zuiden, het lobbyen voor gelijke rechten en het beschermen van ‘global public goods’. Daar komt de heidense taak bij om geld te werven, MFS-aanvragen in te dienen en vervolgens te voldoen aan alle verantwoordingseisen. Op deze taken is hun personeelsbestand ook ingericht. Spindoctors en mediastrategen staan niet op de loonlijst.

De gevolgen zijn dramatisch. Want het uitblijven van een alternatief verhaal biedt tegenstanders alle ruimte om hun eigen frame te verstevigen. Zij hebben intussen een voorsprong van tien jaar. Tien jaar, waarin een hele generatie is opgegroeid met het idee dat hulp te maken heeft met strijkstokken en diepe zakken. En wanneer je dat maar vaak genoeg hoort, dan ga je vanzelf geloven dat het waar is.

Als de wiedeweerga moeten maatschappelijke organisaties serieus werk gaan maken van een tegenframe. Een goed verhaal, dat overtuigend uitlegt waarom we ons moeten inzetten voor mensen die het minder hebben. Een verhaal dat serieuze antwoorden geeft op de vragen van mensen over corruptie, hulpafhankelijkheid en strijkstokken. Een verhaal dat de ééndimensionale karikatuur over hulp doorprikt.

Boosheid
Dat verhaal moet niet alleen worden bedacht, maar ook worden verteld. Dag in dag uit, keer op keer. Door mediagenieke mensen, die er niet voor terugschrikken om de PVV-ideologie frontaal aan te vallen. Door mensen die hun boosheid, betrokkenheid en verontwaardiging laten zien. Door mensen die, kortom, emoties van lezers en kijkers raken. Ándere emoties welteverstaan dan die waarmee de PVV zijn achterban bespeelt.

Natuurlijk, ontwikkelingsorganisaties hebben dit verhaal allang in huis. Het kost hen echter moeite om het naar buiten te brengen. Hun klacht is vaak dat ‘de media’ hen niet zien staan. De media zijn immers niet geïnteresseerd in een genuanceerd betoog, maar duiken liever op misstanden en schandalen. Deels is dat waar. Goed nieuws is geen nieuws. En een vlotte oneliner doet het op televisie beter dan een afgewogen analyse. Daar kun je als organisatie krokodillentranen om huilen. Je kunt ook zorgen dat je een boegbeeld hebt met het hart op de tong en toch een goed verhaal. Niet voor niets zit Tineke Ceelen van Stichting Vluchteling vaker bij Pauw en Witteman dan alle directeuren van de grote ontwikkelingsorganisaties bij elkaar. Dat zou die organisaties toch te denken moeten geven.

Mirjam Vossen is journalist en ontwikkelingsgeograaf. Ze doet onderzoek naar beeldvorming over ontwikkelingsorganisaties.

Foto: Marloes Coppes

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons