Achtergrond

‘Weg met die ingebakken liefdadigheid in de hulp’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

In het kader van 65 jaar ontwikkelingssamenwerking publiceert OneWorld een serie interviews met ingewijden met een visie. Zij maken de balans op van 65 jaar ontwikkelingssamenwerking en geven hun blik op de toekomst. Lieke Ruijmschoot is coördinator Planning, Monitoring en Evaluatie bij Both ENDS.

Wat is volgens jou de kernwaarde van ontwikkelingssamenwerking?  
“Volgens mij gaat het binnen de ontwikkelingssamenwerking om internationale solidariteit. Zorgen voor meer gelijke kansen wereldwijd. Maar je hebt verschillende benaderingen. Jarenlang was die benadering liefdadigheid, dienstverlening en voorzieningen. Maar dat heeft mij nooit aangesproken. Je legt dan namelijk dingen aan anderen op, een donor-gedreven manier van doen.
Velen denken bij ontwikkelingssamenwerking nog steeds aan Noord en Zuid als de scheidslijn tussen rijk en arm. Als je kijkt naar de lijstjes van de OECD DAC, een internationaal forum van grote hulpfondsenverstrekkers over lage-, midden- en hoge inkomenslanden, dan loopt dat allemaal door elkaar heen, daar is helemaal geen lijn in te trekken die Noord en Zuid scheidt.

De rode draad in wat ik doe, en waar ik in geloof, is rechtvaardigheid. Wij moeten geen dingen doen die schadelijk zijn voor ontwikkelingslanden en voor groepen mensen. En dat gebeurt nu wél, aan de lopende band, en in toenemende mate zelfs.”

Wie is Lieke Ruijmschoot?
​Lieke Ruijmschoot is coördinator Planning, Monitoring en Evaluatie van de Fair Green and Global Alliance bij Both ENDS, een organisatie die zich inzet voor een duurzame wereld door het versterken van maatschappelijke organisaties, met name in ontwikkelingslanden. Ruijmschoot begon ooit met vrijwilligerswerk bij FairFood, waar zij vijf maanden onderzoek deed naar misstanden in de banaanketen. Bij CNV Internationaal onderzocht ze de omstandigheden van huishoudelijk werkers wereldwijd. Daarna deed ze de Advanced Master in International Development (AMID) bij Oxfam Novib en werkte ze vier jaar als consultant bij Context, international cooperation. Begin 2012 begon ze bij Both ENDS.

[[{“fid”:”31300″,”view_mode”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”link_text”:null,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_halve_breedte media-element file-file-styles-artikel-halve-breedte”,”id”:”styles-4-0″}}]]

Wat zie je dan?
“Wat wij in ons werk zien, is dat de diepere oorzaak van veel van de huidige conflicten de enorme druk op grondstoffen is. Dat komt door de toegenomen consumptie wereldwijd. Die druk op grondstoffen heeft een enorme impact op de leefomgeving van mensen. Omdat in veel landen mensen nauwelijks inspraak hebben in het beleid (de zogenaamde ‘governance gaps’), leidt dat weer tot schendingen van mensenrechten en conflicten. In Nederland wordt de overheid en het bedrijfsleven via wetgeving verplicht zich aan bepaalde regels te houden om zo de burger te beschermen. Inwoners van Moerdijk die hun huis zelf willen verlaten omwille van de uitbreiding van de haven daar,  krijgen een ruime compensatie, vaak een nieuw huis. In Brazilië worden burgers van hun land gebonjourd, omdat er met Nederlands geld een haven moet worden gebouwd. Zij kunnen nergens heen. Hier zou dat ondenkbaar zijn. Dat enorme contrast is schrijnend.”

Moeten maatschappelijke organisaties zich allemaal gaan richten op rechtvaardig beleid?
“Of je nu werkt op het gebied van ongelijkheid, armoede, klimaatproblemen of conflicten: je moet oog hebben voor de diepere, systemische oorzaken van die problemen – zeker voor zover die oorzaken in Nederland en Europa liggen. Internationale solidariteit moet niet gaan om mensen daar vanuit hier helpen, dat is paternalistisch. Je moet je eigen regering op misstanden aanspreken.”

Biedt de agenda van minister Ploumen kansen voor verbetering?
“Jazeker. Lange tijd hield één ministerie zich redelijk geïsoleerd bezig met ontwikkelingssamenwerking, vanuit het idee dat daar hulp werd geboden aan andere landen. Maar als je rechtvaardigheid als leidraad gebruikt, kun je je afvragen: wat doen de andere ministeries? Buitenlandse Zaken, Financiën en Economische Zaken zijn door de Hulp & Handel-agenda van minister Ploumen beter met elkaar te verbinden. Dat kan er dus voor zorgen dat het volledige Nederlandse beleid coherenter is. Maar dan moet wel iedereen het erover eens zijn dat die coherentie gericht is op meer gelijkheid, minder armoede en het beschermen van mensenrechten en milieu wereldwijd. Ik vind dat de coherentie waar Ploumen het vaak over heeft, vooralsnog vooral de belangen van Nederlandse bedrijven dient. Zelfs binnen het budget voor ontwikkelingssamenwerking is het zwaartepunt verschoven naar het financieren van bedrijven. Het Nederlandse verhaal is traditioneel toch dat van de koopman. Zo zei Rutte tijdens de VN-klimaatconferentie op 23 september 2014 in New York: “There is a future to be won, and money to be made”. Het zou pas coherent zijn als elk ministerie dat beleid maakt, bijvoorbeeld belastingbeleid, altijd checkt wat de gevolgen zijn voor ontwikkelingslanden.”

Maak je je zorgen over het maatschappelijk draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking?
“Het is hard nodig om de maatschappij te betrekken bij ontwikkelingssamenwerking – dat is wat Ploumen nu nog mist. Zij zegt ook dat het tijd is om te stoppen met dienstverlening, zoals het investeren in onderwijs en gezondheidszorg. Dat kunnen veel landen zelf en daar zijn bovendien andere fondsen voor, zoals de Bill & Melinda Gates Foundation. Ploumen promoot pleiten en beïnvloeden wel bij haar collega’s in andere landen, maar krijgt het Nederlandse publiek nog niet mee. Het zit er zo ingebakken, dat ontwikkelingssamenwerking gelijk staat aan liefdadigheid – en dat leidt tot teleurstelling. Niet-gouvernementele organisaties zeiden altijd: ‘Donor, wij gaan het wel fixen, als je ons betaalt’. Dat is een naïeve stelling, die geen rekening houdt met wat er allemaal nog meer aan de hand is, zoals de druk op grondstoffen en het machtige bedrijfsleven. Dat beeld van ‘wij gaan het wel oplossen daar’ moet heel hard ontkracht worden. Evenals het idee ‘wij hebben niks verkeerd gedaan’. Hoe breng je aan de man dat wij wél iets verkeerds doen? Welke politieke partij durft dat te zeggen?”

Hoe zorg je dat ontwikkelingssamenwerking niet berust op schuldgevoel?
“Kijk naar kledingindustrie en de ramp in Bangladesh; heb je daar een schuldgevoel over als jij besluit te gaan letten op welke kleding je koopt? Het is toch niet vervelend om het te weten, je voelt je toch juist beter in staat om de juiste keuzes te maken? Het gaat er niet om een nationaal schuldgevoel te creëren, je moet mensen een handelingsperspectief bieden. Ik zie geen probleem in eerlijk zijn over dingen die slecht in elkaar zitten.”

Meer weten? Saskia Sassen’s boek Expulsions is een van Lieke’s inspiratiebronnen.

En hoe zit het dan met arme mensen op het platteland van Uganda die nergens toegang tot hebben, moeten we die dan ook niet meer helpen?
“Natuurlijk wel. Maar de vraag is wat hen het meeste helpt. Wie ben ik om te zeggen hoe mensen op het platteland van Oeganda uit de armoede moeten komen? Laat ze zelf de middelen krijgen om bijvoorbeeld onderwijs te regelen, bijvoorbeeld via belasting, en geef hen zelf een stem om daarom te vragen. Dat moeten wij niet voor ze doen.”

Vanuit solidariteit denken mensen: als hun eigen regering niks voor ze doet, waarom zouden wij dan niet helpen?
“Wij kunnen héél goed solidair zijn door hier dingen aan te kaarten. De organisaties in de Fair Green and Global Alliance werken met lokale partnerorganisaties zoals milieuorganisaties, vakbonden en vrouwenorganisaties, en die spreken ons echt aan op ons beleid hier. Zij hebben daar last van ons beleid. De EU stimuleert bijvoorbeeld de verbouw van biobrandstof met bijmengdoelstellingen, hetgeen het verbouwen van voedsel in hun land verdringt. Of bedrijven hier die zich niet aan de eisen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen houden, waaronder de arbeidsomstandigheden bij hun leveranciers. Het feit dat wij dat soort misstanden in Nederland en Brussel aankaarten wordt zó gewaardeerd door onze partnerorganisaties. Dat vrágen ze ook van ons – zij doen hetzelfde op nationaal niveau en we trekken samen op bij internationale fora. We kunnen beter zorgen dat wij hier onze zaken op orde hebben in plaats van anderen te vertellen hoe zij zich uit de armoede moeten trekken die wij zelf mede veroorzaken.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons