Achtergrond

Van coca naar palmolie

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Voormalige cocaboertjes produceren met steun van de Nederlandse ambassade palmolie in het noorden van Colombia. Het project past goed bij het nieuwe Nederlandse motto: van hulp naar handel.

“Vroeger verkocht ik mijn cocapasta aan de paramilitairen. Maar dit is beter, ik produceer veel liever palmolie”, vertelt Ramiro Peña, een tanig mannetje met een baseballcap in reggaekleuren op zijn hoofd. Peña woont in de buurt van Tibú, een stadje in het noordoosten van Colombia. De omstandigheden zijn er ideaal voor de Afrikaanse palm: overdag brandt de zon ongenadig op het laagland, terwijl het `s nachts vaak regent.

Grond en jonge palmen
Drugsbendes en de Colombiaanse guerrilla maken het gebied onveilig, maar Peña wil niet weg. “Voorheen was de opbrengst goed, maar ik had ook veel kosten voor benzine en chemicaliën. En voerde het leger regelmatig besproeiingen uit, waardoor oogsten mislukten”.

Peña kon met de cocaproductie stoppen toen palmolieproducent Oleoflores naar de regio kwam. “Ik heb een krediet gekregen van 60 miljoen pesos (ongeveer 27.000 euro, JK), waarmee ik grond en jonge palmen gekocht heb. Drie van mijn vier zonen werken met me samen. Zij willen ook blijven.”

Werk voor 900 families
Dat het goed gaat met de regio, heeft te maken met in totaal zeventien verenigingen van kleine palmolieproducenten, die door de Nederlandse ambassade worden ondersteund. Het concept: voormalige cocaboertjes en ex-guerrillastrijders krijgen grond en palmboompjes ter beschikking, die ze via een krediet afbetalen. Inmiddels werken ruim 900 families op de kleinschalige palmolieplantages, die elk aan zo`n drie mensen werk bieden. “Iedere Colombiaan die voor ons werkt, is er weer één minder bij de vijand”, weet Peña.

Ook Oleoflores en de palmolieverenigingen krijgen financiele steun van de ambassade, 1,4 miljoen euro in totaal.

Verkoop aan Unilever
De vooruitgang in het gebied rondom Tibú is echter nog broos. De geplande palmoliefabriek die Oleoflores in Campo Dos, op een uurtje rijden vanaf Tibú, gaat bouwen, is alleen te realiseren in samenwerking met het leger. Het zal de grootste van heel Latijns-Amerika worden. Direct tegenover de geplande fabriek bevindt zich daarom een legerbasis in aanbouw, compleet met metershoge zandzakwanden en zware pantservoertuigen. Volgens het Colombiaanse leger komt het helemaal goed met het project: “Tot nu toe hebben we nog geen aanslagen gehad.”

Ondertussen zijn de voorbereidingen voor de bouw in volle gang. “We hebben de machines al in Maleisië besteld”, vertelt Marcela Quintero van Oleoflores. “In de toekomst willen we de palmolie aan Unilever verkopen.”

Beeld: Ronald de Hommel

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons